nog wat wachten, Berta is te jong: peinst 'n keer, nog maar gewillig achttien jaar! Zijt je niet beschaamd, Berta, van al met 'n vent achter je rugge te lopen? En wat zal meneere de onderpastoor zeggen! Wel, wel toch, tegenwoordig de kinders! Berta, 'k ben beschaamd in je plaatse!
Berta kreesch voort, stilletjes, vaagde met heur neusdoek heur tranen af. Seppen zei:
- Nu, Sofie, vermits 't om te trouwen is, er en is daar toch geen kwaad in gelegen, iedereen verkeert!
- Ja, dat is waar, Seppen. Maar verkeren en verkeren is twee. Als je verkeert in eer en treffelikheid en heb ik er niets tegen. Op straat verkeren en wil ik niet hebben, als je gaat wandelen moet ik mee en anders is 't in huis.
- Wel, 't is goed, Sofie, 'k en zegge 'k ik niet minder!
- En Berta moet de zondag voort naar vespers en lof.
Berta huilend: - Ja 'k, moedere!
- En zoolang blijven lijk ik: de kruisweg achter de vespers, je zijt in de wekeliksche kruisweg, belofte is schuld!
- Ja, moedere!
- En de litanie van de Zeven Weeën lezen. Je weet, van als vader gestorven is!
- Ja, moedere!
- Doe je dat nog? 'k geloof dat je tegenwoordig te vele rondkijkt! je hebt 't ketsen in: pas maar op, meisje!