D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– AuteursrechtvrijII.Al had een trouwloos mensch de Trouw tot mede-makker,
De Waarheit op zijn zijd', hy achten 't noch voor schijn,
| |
[pagina 170]
| |
Mits hy geen trouw en kent, zo wordt 't vertrouwen zwakker
Ze trouwen niemandt niet om dat ze trouw loos zijn.
| |
III.Hoe zeer zich Nessus rept om Dianier te schaken,
Al staat Alcides noch ter ander zijd' der vloedt,
Zijn schicht hem echter treft, en doet zijn ziel uitbraken;
Ik wensch 't hen al zo gaat die doen als Nessus doet.
| |
IV.Hoe aardig toont zich hier 't bedrog in schijn van waarheit!
Hoe vleit de geile Vorst de Herderin Faustyn!
Wat zweert hy eed op eed by Phoebus licht en klaarheit!
Om dat dees Herderin hem zou te wille zijn.
| |
[pagina 171]
| |
Ha! gy verwijfde Prins, mindt gy haar aardigheden?
Zo koopt haar door de trouw, zo kondt gy zonder moeit
Genieten deze vreugt; waar toe al deze eeden?
Maar 't is een geile brandt die in uw boezem gloeit.
|
|