D'Amstelsche zang-goddin(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] [Rolt brakke traantjes teer] Toon: Tree aan kloekmoedig Heldt, &c. ROlt brakke traantjes teer Langs doodsche wangen neer, Bevocht mijn dorre lippen, Waar aan de tonge kleeft, Die gantsch geen voedzel heeft, Als 't geen dat gy laat slippen. 2. Gy zijt het zoetste zoet, Daar mijn bedroeft gemoedt Voor eeuwig na zal wenschen: [pagina 131] [p. 131] Om dat mijin bange hert, In angst en pijn verwert, Vervreemt van alle menschen, 3. Het eindeloos verdriet, Waar aan 't geen uikomst ziet, Moet zo verborgen dragen. Druip, druip dan brakke vocht: Ach! dat mijn mond eens mocht, Na 't herte moed' is, klagen; 4. Maar neen, dat mach niet zijn, Al melden ik mijn pijn Van 't Westen tot het Oosten, Geen ander als Calist, Mijn Engelin, die is 't, Die my alleen kan troosten. Vorige Volgende