D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij
[pagina XXIII]
| |
Verjaar-krans.Op uw Geboorten-dag, of eer op het Verjaren,
Om zo een Lauw're-krans te drukken op uw hairen.
Eele Nimphje, puik der Maagden,
Die, met boog en pijl geciert,
Door de dichte bosschen zwiert,
Om het moê en afgejaagde
Wildt in uw gewelt te krijgen,
Stut uw hinden dezen dag,
Eischt wat anders als 't bejag,
Van dus moê en mat te hijgen.
Roep uw zelschap by malkander,
Ciert uw hoofden met lauw' rier,
Koom dan, met een rijkke zwier,
Naar beneeden d' een na d' ander;
Laat uw boog vry met 'er schichten
| |
[pagina XXIV]
| |
In 'et groen-geboomde Wout,
Gy zult geen Niobe stout
Door uw zuiv're hand doen zwichten;
Maar gy zult, ô hemel-reye!Ga naar margenoota
't Puik van Vliegers brave stam,
In ons prachtig Amsterdam,
Voor het hooge Altaar geleyen:Ga naar margenootb
Daar zy zal eerbiedig knielen,
En bedanken hem, die 't licht
Eerst schonk aan een teer gezicht,
En het leven aan 'er zielen:Ga naar margenootc
Mits den dag van haar Geboorte
Zullicx haar gendenken doet.
Komt dan vaerdig met uw stoet,
En ontsluit Porius poorte.Ga naar margenootd
Laat veel zegen-wenschen dalen
| |
[pagina XXV]
| |
Op ons Amstels Pronk-juweel:
Die ik, schoon mijn aartsche keel
Met veel hondert Goden talen,
Meer als Cicero, kon spreken,
Nimmermeer volprijzen kon,
Zo onmooglik als de Zon
Door een toorts-licht kan verbleken.
Wenscht 'er zaligheit, lang leven;
Wenscht 'er dat de Huwlicx-bandt
Zich mag sluiten met een handt,
Van de Goôn daar toe gedreven.
Den 28. Juny, 1658. |
|