Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,99 MB)

Scans (35,90 MB)






Editeurs
Jan van den Broeck
Jos Smeyers



Genre
sec - taalkunde

Subgenre
non-fictie/pamflet-brochure
traktaat
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden

(1979)–Jan Baptist Chrysostomus Verlooy

Vorige
Regelnummers proza laten vervallen
[p. 39]origineel

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden.+

Tot Maestricht.
MDCC.LXXXVIII.



illustratie

[p. 41]origineel

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden.

1WY vinden ons in de Nederlanden,1 2 bezonderlyk hier in d'Oostenryk-3sche, in konsten en wetenschappen3 4 verre onder onze naebueren. Het en is niet4 5 noodig dit te bewyzen: want eeniegelyk5 6 by ons houd-zig, helaes, hier-van zoo vast6 7 overtuygt, dat hy niet het minst zal twyf-8felen, oft het is aen eenen Nederlander on-9mogelyk van in eenige konsten de fransche 10 t'overtreffen. Die overtuygtheyd gaet zelfs10 11 zoo verre, dat ons niets schoon nog groot11 12 en dunkt, of 't moet van Vrankryk zyn.12 13 En inder daed wat zyn wy in de konsten 14 ten aenzien van de Fransche? wat hebben14

[p. 42]origineel

1 wy te stellen tegen die ontalbaere menich-12te van groote namen in alle wetenschap-3pen? tegen Voltaire, Boileau, Montes-34quieu, Corneille, Nolet, Roin, Moliere,4 5 Raynal, Linguet, Beaumarchais en duy-56zent andere? D'Engelsche, Duytsche en 7 Italianen gaen ons niet min te boven als7 8 de Fransche. Elke die natiën doen ook al-89lenstond iet van 't hun verschynen: van9 10 ons ziet-me nietmetallen.10

11Zal-ik Vondel, Cats, Pater Poorters en11 12 andere derren noemen? zal-ik het Hol-1213landsch toneel tegen 't Fransch derren op-1314stellen? hoe wynig smaek, wat ongesierd-15heyd in onze toneelstukken en gedichten! 16 wat gebrek van netheyd en welsprekend-17heyd, voornamentlyk hier by ons, in de 18 rechtshoven en op den preekstoel! wat 19 verbasterde veronachtzaemde tael en uyt-20drukking! wat algemeyn' onaendragend-2021heyd der wetenschappen! waer is diën ou-2122den geest die ons in onze en zelfs in vrem-23de Universiteyten zoo vele, zoo welbemid-24delde stichten en collegiën beschikt heeft?2424 25 waer is diën geest van den tyd der Room-26sche konsten, alsmen de rykdommen der 27 bezondere zag keeren in schoone standbel-2728den, vaderlandsche gedenkstukken, ge-29bouwde merkten, pakyzen, tempels, to-2930heelen, gantsche s{?}eenwegen, mildheden30

[p. 43]origineel

1 aen bezondere lieden gelyk die van Mece-12nas? verre van daer geenen der hedendaeg-1-223sche Ryke, die zynen overschot anders 4 zal vinden te besteden als aen eenen trap4 5 te verhoogen in rang en in verteer.5

6Maer, waerby koomt dit? hoe zyn-wy6 7 zoo verachtert? zjn-wy dan iet minder7 8 als andere natiën? zekerlyk neen. Zeker-9lyk onzen volksaerd moet in grootheyd, 10 edelmoed en vernuft aen geenen ter we-1011reld wyken. Het zyn wy, die door onz' 12 aloude dapperheyd en liefde van den vry-1213dom, door onze voorlede zoo luysterlyke13 14 schipvaert en koophandel met alle volke-15ren der aerde, door onze zoo menige al-16derheylzaemste uytvonden, door die eer-1617tyds zoo beroemde konst-en-stofwerken, 18 door die oude zoo schoone staetswyze en18 19 wyze wetten in 't herzedigen van 't ver-1920wildert mensdom wel den eersten naem 21 verdienen.

22Onzen vrydomsgeest en dapperheyd 23 hebben uytgeschenen van in d'oudste ty-2324den. Cesar, zoo lang als hy maer het hoog-2425ste van zyn Gallia gezien had, stelt voor24-25 26 de kloekste der Gallen de Zwitzers: maer2626 27 naer dat hy tot hier geweest was, waren27 28 de kloekste de Belgen. Het is ook hierom,27-28 29 dat hy voor alle de Gallen seffens deze29 30 Nederlanders geschalmt heeft om door hun30

[p. 44]origineel

1 zyn groot ontwerp van Heerschzugt uyt1 2 te voeren. Hierom heeft hy-ze van eerst 3 af, bezonderlyk de Bataven, met meer om-334zigt behandelt, hun aengehaelt en gehou-45den niet als overwonnelingen en onderda-6{?}en, maer als bondgenoten en broeders 7 der Romynen. En het is ook met deze Ne-8derduytiche krygsmacht, dat hy de Room-7-89sche Republiek ten onderen heeft gebracht. 10 De zelve onze dapperheyd boven die der10 11 andere Gallen betuygt ook Strabo: die noch10-1111 12 voorders zegt, dat wy zeer strydbaer wa-1213ren, en altyd gereed om te vechten, doch 14 zeer oprecht en ongeveynst. Ook bedied-1415 hy in 't bezonder, dat de Gallen d'alder-16kloekste waren, daer-ze meest noordwaerts16 17 ter zee strekken. 't Welk niet anders als17 18 hier op ons uytkoomt.18

19Het zyn waerschynelyk wy, die daer naer19 20 eerst van al, voor of met de Franken, de20 21 Romynen aengetast en verdreven, en on-212122zen nog hedendaegschen Koning der die-23ren voor standaerd tegen den Roomschen23 24 Koning der vogelen, gelyk naemaels de22-24 25 Franken voor hunnen standaerd het neer-2526stigste der dieren, de Bie, die daer naer26 27 verandert is in een' Lelie, opgerecht hebben.27

28Wy hebben altyd een staetswyze gehad28 29 en behouden, waer, gelyk Ambiorix by 30 Cesar zegt, het volk zoo veel te zeggen29-30

[p. 45]origineel

1 had op den vorst, als den vorst op 't volk:1 2 eene staetswyze die heden zeer gelykt aen2 3 die van Engelland, behalven dat onze bley-4de-inkoomst en huldinge veel belet zyn als3-444 5 d'Engelsche vrydomcharters: eene staets-56wyze, die van alle de hedendaegsche, naer 7 myn gevoelen, wel de gene is, die meest 8 nadert aen die de welke Cicero de beste8 9 acht. Statuo, zegt hy, esse optimè constitu-10tam rempublicam, quae ex tribus generibus 11 illis, Regali, Optimatum, & Populari con-12fusa modicè, nec puniendo irritet animum 13 immanem ac ferum, nec omnia praetermitten-14do licentiâ cives deteriores reddat. Dit oor-9-1415deel' ik den besten staet te zyn, die, wat 16 vermengelt zynde met deze dry vermo-1617gens, 't gaen van eenen Koning, 't geen 18 der Groote en 't geen van 't Volk, met te17-18 19 straffen de booze en vreede aerden niet en19 20 tergt, nog door d'ongestraftheyd de bor-2021gers erger maekt.21

22Wy hebben in de vorige tyden in vry-23domsgeest en dapperheyd altyd zoo veel 24 verschollen van de hoogere Gallen, de2424 25 Fransche, als wy van hun verschillen van25 26 afkoomst. Wy-hier, zyn gesproten, ge-27lyk alle de Duytsche, van d'oude Schiten;27 28 zy van de Celten: wy van Noordere en28 29 koudere gewesten, en dus van oorsprong 30 harder, kloeker, wuliger, werkzamer; zy30

[p. 46]origineel

1 van zuydere en warmere landen, en dus 2 meer gestelt tot de rust, en wellust: wy 3 van volkeren die voortyds nooit oprechte3 4 slavernye gekent of geplogen hebben; zy4 5 van die waer 't meerderdeel slaef was on-56der 't minderdeel. Hier-van wilden wy6 7 alsdan niet, zoo Cesar zegt, gelyk wy7 8 nog niet willen tot den dag van heden, 9 gehouden zyn voor Walen of Gallen, maer9 10 wel voor Duytsche: hier-van diën vry-11domsgeest, andere staetswyze, anderen 12 aerd, andere zeden, waer-in wy nog he-13dendaegs verschillen van de Fransche: hier-14van die bepaelde macht onzer souverynen.14 15 Hier-van is onze historie wel de voornaem-16ste van die der hedendaegsche volkeren 17 van Europa.

18De werkzaemheyd, vernuft en vinnig-1819heyd onzer natie heeft van alle bekende ty-20den uytgeschenen Cesar in zyne dagboe-2021ken geeft ons dezen lof: ‘Een alderuyt-22nemendste slag van vernuft, zegt hy,22 23 ten hoogsten bekwaem om al nae te doen23 24 en te maken wat hun van imand voor-2425gegeven word.’ Ook den oordeelryken20-25 26 Guicciardinus, die zyn opvoeding gehad26 27 heeft in Italien en de voornaemste deelen 28 van Europa doorryst, bewoont had, en 29 kende; betuygt ook dat zelve gezeg van29 30 Cesar, en voegt daer by dat dit wel blykt29-30

[p. 47]origineel

1 waer te wezen uyt zoo vele vremde kon-12sten in 't Nederland ingevoert.

3Wy zien uyt den zelven Cesar en an-34dere, dat wy de Romynen dikwils hebben 5 doen verstelt staen met ons seffens te zien5 6 tegen hun gebruyken hunne eygene soor-67ten van wallen, opschansingen, werken,7 8 torens, krygstuygen en diergelyke, zoo8 9 wel en zoo nouw nagedaen als of-ze de9 10 Romynen zelf gemaekt hadden: dat zy 11 eenige dingen ook van ons geleert hebben, 12 in reytuygen, schepen, pek, zeep, wa-13pens en andere: dat wy van voor hunnen 14 tyd helmen, harnassen en schilden maek-15ten met verschyde verbeldsels van koper,15 16 die zeer konstig waren, dat wy armban-17den, ringen, halsketenen hadden van goud, 18 allerly rytuygen, schepen, schuyten, aer-19de-werke potten, bekers en schotels, zeep 20 en pek; dat wy uytnemende wel den wol,20 21 het vlas en zelfs goud en zilver weefden: 22 dat wy veel vee, en landbouw hadden, en 23 bier brouwden; dat wy het eyzer en het 24 loot trokken en werkten Wy hadden dus24 25 van dan af wapemakers, koperslagers, sme-26den. leertouwers, rademakers, zadelma-2627kers, schippers, zilver-en-goudsmeden, 28 zeepzieders, wevers, potbakkers, brou-29wers, ketelaers, bewerkers van eyzer-en29 30 loot-mynen, enz.

[p. 48]origineel

1Strabo zegt, dat wy zulken overvloed 2 van vee hadden, dat wy een' groote me-3nigte wolle-werken en gezoute vleesch,3 4 niet alleen aen Roomen, maer ook aen 5 Italien leverden. Dus hebben wy misschien1-5 6 al van in Cesars tyden gehad die zoo be-7roemde, helaes, die voormaels zoo luyster-78lyke lakemakerye die in Loven alleen in 't8 9 jaer 1300. wel 4000. huyzen en 150,000. 10 werklieden had, die hier in alle steden,8-10 11 tot in dorpen toe, zoo overgroote menig-12te van menschen deed leven, en dus aen12 13 ons land verschyde millioenen inwoonders 14 verschafte: die ons nog heden van diën 15 voorleden bloei zoo treurzigtige gedenk-1516stukken achterlaet, te weten die groote om-17trekken van steden nu nog voor geen der-1718de, vierde of vyfde deel bewoont: die open-19bare gebouwen, hallen, torens en andere 20 werken, gesticht door de gelyftens van20 21 die amkachten die ons nog gedurig op hun21 22 doen pyzen met hunne treurige overblyf-2223sels in de processiën en het nog dagelyks 24 geluyd van de wollewerkers klokken in24 25 verschyde steden en borgten, om ons te25 26 vermanen ons uyt de voeten te maeken 27 van 't afkomende werkvolk 't geen wy27 28 niet meer en hebben. Dus den stand en vol-29maektheyd der lakemakerye, die nu Hol-2930land, Engeland en Vrankryk verrykt, is 31 van ons gekomen.

[p. 49]origineel

1By die ryke handwerken, veewyding1 2 en schipvaert moest nootzakelyk de koop-3manschap zyn. In 1301. had den koophan-4del aen Brugge al dusdanigen rykdom toe-5gebragt, dat den Koning van Vrankryk 6 Philip den schoonen en zyne vrouw, eens 7 daer gekomen zynde, stom en verbaest 8 stonden over de rykelykheyd der stad, en 9 de Koninginne haer niet kon inhouden van 10 met een vrouwelyke nydigheyd te zeggen: 11 Ik meynde hier acherme! alleen Koningin'11 12 te zyn, en ik zie-er wel met honderde.3-12

13Na dat den koophandel Brugge verlaten 14 had, en zig naer Antwerpen had vertrok-1415ken, zyne verbreydheyd was oneyndig:15 16 deze stad grielde van volk en haere sche-1617pen waren ontelkaer. Die nog overgeble-1718vene groote gebouwen, behoortig tot de18 19 koopmanschap, die konstige gevels, die 20 sierlyke en prachtige tempels, die nouw-2021gebouwde en zelfs tot in de kelders toe be-22woonbare huyzen, die kostelyk opgemaek-2223te kayen en oevers, dat geheugen van een'23 24 dobbele reye schepen die somtyds van de 25 stad af tot ontrent twee mylen of meer van 26 daer, tot aen Hoboken-heyde en d'Abdye26 27 vat St. Bernards toe lagen hunne beurt van26-2727 28 ontlading aftewachten, waer-van 't spreek-29woord, Ik wenste dat g' op Hoboken heyde 30 laegt, gekomen is; alle deze zaken zeg29-30 31 ik, zyn daer van een klare proef.31

[p. 50]origineel

1Hier door was Antwerpen de rykste en 2 mogendste stad van de wereld. Het is die,2 3 waer Kyzer Carel eens door eenen koop-4man is vereert geweest met eene vuering4 5 die hem 't meeste vermaek gedaen heeft, 6 van alle die hem ooit gebeurt waren: te 7 weten van eene zyner schuldbekentenissen 8 van eenige millioenen ten behoeve van8 9 diën koopman, door hem te zien verbran-10den in een vuer van speceryen. Wat uyt-11werksel moet op 't gemeed van diën goe-1112den Vorst, die 't Nederland beminde, niet 13 gedaen hebben zoo roerig blykteeken van13 14 genegendheyd in eenen onderdaen, en zoo 15 verbazende proef van voorspoed van zyne15 16 lieve stad! van die stad, waer van by plagt 17 te zeggen, dat hy-ze voor geen gants De-18nemarken zou gegeven hebben!

19Schoon wy ons dan ter tyd meer stelden19 20 op koopmanschap en stofwerken, onzen20 21 land-bouw was n gtans niet veronacht-22zaemt. Zelfs ik geloove, dat hy niet min-2223der was als hy heden is. De groote bevolkt-24heyd van steden en borgten had zeker groo-2425te winning noodig. Ook ik heb over eeni-2526ge jaren gezien, dat by naer alle de heyden 27 van het voorste der kempen, ontrent Aer-2728schot, Hersselt, Westerloo, Tongerloo, 29 Heyst, Wiekevorst, Zoerle, Noorderwyk, 30 Herentals en zelfs nog leeger, den schyn27-3030

[p. 51]origineel

1 hadden van eertyds opgebroken en bewoont 2 geweest te zyn. Zy lagen nog alle in vier-3kantige blooken, met opgeschote kanten3 4 en met grachten: op sommige waren nog4 5 de bedden en voren van den akker te zien. 6 En hier en daer ziet-me nog de kuylen die6 7 de boeren eertyds hadden, en somtyds ook 8 heden nog maken voor borreputten: die, te8 9 weten, zoo gegraven zyn, dat-ze langs 10 eenen kant met eene schuynsche openheyd10 11 den weg geven tot aen 't water toe. En ik11 12 heb in een' heyde een uer beneden Aer-13schot, blooksgewys doorsneden met grag-1314ten en kanten, verre van eenige huyzen 15 of bewoonde vlekken, zelfs verre van groo-16te wegen en dicht by eenen zulken kuyl als 17 hier boven, uyt d'oppervlakte van den16-17 18 grond, bewasschen met oud heykruyd, zien 19 opgraven scherveren van aerde-potten,19 20 stukken van eyzer opgeëten door 't roest,20 21 en nog onverteerde houtkolen: waerschy-2122nelyk van d'afgebrande huyzen Dit is 23 nogtans in plaetsen die geenen ervaren ak-2324kerman nog zonder, nog nog met hulp24 25 van naburige akkers zou hopen goed en be-26woonbaer te hebben op eenen tyd van vyf-27tien jaren. Als dus het slegste zoo verzorgt 28 en bewoont geweest is; hoe zeer moeten 29 het d'andere deelen geweest zyn?

30Zoo is ons land zeer langen tyd het

[p. 52]origineel

1 schoonste geweest in bebouwtheyd, het1 2 meest bevolkte in steden en ten platten lan-3de, het gesierdste van konsten, handwer-34ken en koophandel, ende daer door het 5 mogendste en rykste van Europa. Onze Bra-56bandsche Souverynen, eer zy nog meer 7 hadden als Brakand en Limborg, hebben6-77 8 dikwils, zonder hun ergens in te vernou-89wen, mildelyk een prachtig hof, kastee-10len en buyte-goederen verleent aen erf-1011princen, kinderen, broeders van Konin-12gen en Koninginnen van Vrankryk en En-13geland. En aldus alle d'andere volkeren, 14 in alles ten achteren, waren domme bedro-1415gelingen van onze schranderheyd, betael-16den gewillig hunne schatgelden aen ons16 17 vernust, en zoo trokken wy de rykdom-18men van de wereld tot ons.

19Diën goeden schik in zoo veelderhande19 20 vremde volkeren van andere religiën, an-21dere kleedsels, andere zeden, die toege-2122vendheyd in zoo vroege tyden, en alle 23 die voorregten die wy aen de vremde ge-2324doogden, aen die der Hanze-steden, aen24 25 die van de Portugiessche, die van d'Engel-26sche natie, de welke alle hunne bezondere25-26 27 stichtingen, groote en nog heden overge-28blevene gebouwen, rechtshoven hunner 29 natië, consulaten, enz. hadden, die zoo 30 verschydene politike wezens, die wy ge-3030

[p. 53]origineel

1had hebben eer-er van diergelyke nog el-2ders eenigen schyn was, die wy nogtans 3 alle in eenen schoonen eenstemmigen stand 4 hielen, zyn een' klaere proef, dat wy wel4 5 de vroegste geweest zyn in het aennemen 6 van eenen geschikten staet, schoone stich-667ten, en zeden.

8Het is van ons dat gekomen is den grond,8 9 het bezonderste en schier het geheel van 10 het waer hedendaegs recht der volkeren:10 11 die consulaten der vremde in de koopste-1112den, den wissel en wisselrechten, die open-1213baere kooplie-hallen onder den naem van 14 Borzen, de welke overal met naem en we-1415zen op die van Antwerpen naegemaekt 16 zyn, die zeerechten en schikkingen op de14-1616 17 schipvaert, op het bestier en rechten der17 18 haven en reeden, op het borgen en behoud18 19 der gestrandde, verongelukte schepen, vrak-20ken en zeedriften, op de lootsen, op het20 21 ontmoet en begroetingen der schepen op21 22 zee, in haven en in stroomen, op het uyt-2223reeden, toerusten, bewapenen, het geley-24de en verzellen der schepen van of naer 25 vremde landen, en alle voorder gedrag in 26 tyd van oorlog of in vrees van zeeroovers;26 27 op d'inwendige policie onder 't scheepvolk, 28 op d'aennemingen en verpligtheden der27-28 29 zelve in aenzien van hun schip, op d'uyt-2930rusting, huering, verhuering en bevrag-

[p. 54]origineel

1ting der schepen, op de lading en ontla-2ding der zelve. En alle de wetten en schik-23kingen die d'Engelsche, Fransche en an-4dere op deze zaken hebben, zyn nagemaekt 5 op d'onze, gelyk in zyn werk ook getuygt 6 den heer de Neny.6

7In de dertiende eeuw hadden wy hier 8 onder ons eenige Italiaensche vremdelin-9gen onder benaming van Lombaerden, Ca-910versynen en andere: misschien van die na-9-1011tiën met de welke wy van in Straboos en 12 Augustus tyd al handelden, en die onze11-1212 13 wollewerken en gezoute vleesch misschien 14 naer Italiën voerden. Wy vinden ook in onz' 15 oude stukken van die eeuw geboden, dat15 16 Joden, Lombaerden en Caversynen niet 17 mogten hier blyven, 't en zy zy hun ont-1718hielen van leening en woeker. Deze oude 19 stukken doen dus zien, dat de Lombaerden,19-20 20 de zoogenoemde bergen van bermhertig-21heyd, uytgevonden om die woekeraers 22 t' onderplaetsen, alsook hunne benaeming,22 23 van ons gekomen zyn.

24Het is te gelooven, dat den hedendaeg-25schen schiptimmer en zeevaert den grond25 26 en oorsprong van diën hunnen tegenwoor-27digen stand, die den genen der oude Ro-2728mynen en Carthageniers zoo zeer overtreft,28 29 aen ons moeten wyten. Want het gene29 30 men van andere volkeren trekt, ontfangt30

[p. 55]origineel

1 men meest ook met de zelve benamingen 2 door d'uytvinders gegeven. Doch d'andere 3 natiën hebben schier alle een groot deel 4 van hunne zeevaerd - woorden van ons. 5 Zoo hebben, by voorbeeld, de Fransche 6 van ons, alle de namen van winden en ge-7westen, Nord, Zud, Est, Ouest, Nord-8Est, Zud - Est, enz. zy hebben van ons 9 Mast, Mast de Misaine, van Mast, Bazuyn-10Mast; Cale, fond de cale, van Kiel: Stri-11bord, Basbord, van Stuerboord, nederboord:11 12 Hamac, van Hangmak: Belandre, Bilan-1213dre, Houcre, Hourque, Chaloupe, Flute, Pa-14quebot, Yacht, van Bylander, Binnelander, 15 Hoeker, Sloep, Fluyt, Pakboot, Jacht, 16 en menige andere te lang om op te halen.16

17D'uytvinding van't zeekompas word van17 18 sommige aen ons, van sommige aen ande-19re toegeschreven. Het vinden van den mag-20neet is oud, en is zeker aen ons niet: het20 21 hangen van de naeld kan ook aen andere 22 zyn: maer, den uytvond van dit zeker22 23 maeksel, van diën gestadigen waterpas, en23 24 het waer gebruyk daer-van, is naer alle24 25 waerschynelykheyd van ons. Want het 26 word nog tot den dag van heden toe by al-27le volkeren met de windnamen van onze27 28 tael geteekent. En het is zeker meest hier-29van, dat ook alle natiën onze windnamen 30 geleert hebben, en gebruyken.

[p. 56]origineel

1Het juygwoord van 't zeevolk Hou zee,1 2 in 't frans Tiens mer, schynt zoo veel te 3 meer van ons te zyn, dat het eertyds onze 4 schippers eygen was altyd zee te houden 5 en nooit voor d'ongestuymigheden te vlug-56ten, gelyk blykt uyt de volgende getuy-7genis van Guicciardinus: ‘Zy doorvaren, 8 zegt hy, ‘met hunne schepen, welkers 9 getal bynaer oneyndig is, alle gewesten9 10 der wereld: jae zy gaen zoo onbevreest 11 op zee, dat-ze op geenen tyd van't jaer 12 laeten te varen, en door geen' ongestuy-1213migheyd konnen gedwongen worden ee-14nige andere haven als de hunne in te va-15ren, maer kloek en onbeschroomt veg-16ten tegen de stormen en winden: waer-17door zy dus, nooit aflatende, hunne 18 vaerten altyd spoediger doen als andere 19 volkeren.’7-19

20Het ontdekken van America is volgens 21 Thuanus tom. 1. liv. 1. num. 3. niet aen21 22 Colombus alleen toe te schryven. Eenider 23 weet, dat in 1491. diën Genuëesschen waeg-24hals daer niet zonder eenige voorwete,24 25 blindelings en op woest gevaer naetoe ge-2526zeylt is: waerschynelyk was hy onder-27rigt wegens die Nederlanders, de welke27 28 den zelven auteur zegt eerst ontdekt te heb-29ben d'Azorische eylanden onder het geley2929 30 van zekeren Betencourt Nederlander, die-30

[p. 57]origineel

1ze in bezit genomen en aen de Spaniaerden 2 verkogt heeft, en naer zyne wederkoomst2 3 de maere deed loopen van een ander vast-4land over genen kant die Eylanden.4

5D'herstelling van de schoone konsten, 6 en voornamentlyk van den griekschen en 7 latynschen letterstand, is zeker voor het7 8 meeste aen 't Nederland toe te schryven. 9 Waer-in wel den eersten lof toekoomt aen 10 Erasmus van Rotterdam, en waer toe ze-1011ker niet wynig heeft toegebragt diën eer-1112tyds zoo bloyenden stand van d Universi-1213teyt van Loven, en daernaer onzen geleer-12-1314den Lipsius en meer andere.14

15Wie heeft de konst der Medecynen 16 weergebragt van haer' Arabische guyche-1617leryen, als Boerhaven en Vanzwieten?17

18Wat zullen andere natiën in de weten-19schap der rechten weten te stellen tegen 20 Van Espen, Grotius, Voet, Vinnius en20 21 meer andere? wie heeft ooit de kerkelyke 22 rechten zulk licht gegeven als den eerst-21-222223genoemden?

24Aen wie moet het mensdom dankwe-25ten diën alderheylzaemsten vond der boek-2526drukkerye, als aen he Nederland? waer-27in naest Haerlem onze Stad van Antwer-2728pen wel den eersten lof toekoomt.

29De koetsmakerye, waer mede Brussel 30 wederom proenkt, die reytuygen in rie-30

[p. 58]origineel

1men gehangen, zyn van de Nederlanders. 2 Uyt Cefar en andere oude schryvers zien2 3 wy, dat wy hier zoo veelerlye rytuygen 4 hadden, dat-er de Romynen verscheyde 5 van ons hebben naegemaekt. Naer d'onze5 6 gekent te hebben, heeft Roomen terstond 7 de reykoetsen aenveerd in plaets van de7 8 draegkoetsen: voor de reyze gebruykten 9 zy terstond niet als d'onze. Virgilius zegt9 10 ergens Belgica esseda: Cicero van gelyken,9-10 11 en raed ook in eenen brief iemand voor 12 ryskoets aen het essedum Belgicum. Luca-10-1213nus en andere schryven d'uytvinding van 14 een ander rytuyg onder den naem van Co-15vînus ook toe aen't Nederland: een ander,12-15 16 genoemt Petoritum word in den Nomen-17clator overgezet Nederlandschen wagen, be-16-1718dekten wagen. Cicero zegt dat by de Gal-19len, by ons, eenen voerman Rhedarius ge-20noemd wierd. Dit is ons woord Ryder: en 21 het latyns woord Rheda schynt niet an-18-2122ders te zyn als ons veroudert Reyde 't welk 23 nog, gelyk Wolfgangus Lasius zegt in ee-2324nige deelen van Duytsland een koets be-25teekent. Essedum schynt nog te zyn ons 26 woord Seeze, 't welk zeker zottelyk geschre-2627ven word Chaise. Wy hadden-er ook die 28 dienden voor den oorlog en bewapent wier-29den met mannen of vastgemakte stekende29 30 en snydende wapens, gelyk den voornoem-31den Covinus.2-31

[p. 59]origineel

1Alhoewel het buspoeder van onz' uyt-12vinding niet en is, maer van Duytsland; 3 zoo schynt evenwel het kanon van ons te 4 wezen. Want op het stadhuys van Door-5nik vindmen nog het proces en vonnis van4-5 6 eenen borger, die, de kracht van 't kanon 7 zyner uytvinding willende op eenen muer 8 beproeven, den zelven buyten verwagting 9 doorschoot en' erachter eenen mensch dood-10de. Het vonnis verklaert hem onschuldig, 11 als niet gekent hebbende de kracht van zyn 12 tuyg. Zyn kanon was vierkantig van saem-13gevoegde platen, en zyne ballen waren 14 teerlingsgewys. Waer van schynt te zyn14 15 het spreekwoord Il a tiré tous ses carreaux.

16De bommen, zoomen zegt, zyn uytge-1617vonden te Venloo, en eerst gebezigt te17 18 Bommel, waer van zy schynen den naem18 19 te hebben.

20Guicciardinus en andere schryven ons 21 toe niet alleen het maken van die konsti-22ge orloziën van zy nen tyd, maer ook d'uyt-2223vinding der zelve. Meldende daer nog by, 24 dat-er dan meer van die in Braband alleen 25 waren, als voorders in geheel de wereld25 26 samen.20-26

27Hy schryft ons van gelyken ook toe 28 d'uytvinding van allerlye slag van Orgels 29 en musicale instrumenten, en de Beyaerden.27-29 30 En ook nog hedendags vindmen nergens

[p. 60]origineel

1 zoo schoone en uytmuntende Orgels nog 2 zoo vele Beyaerden, als hier.

3De hoedemakerye, dit uytvindsel van 4 den wol door het vocht en warmte als ee-5nen wasch te vormen, de hoeden, die3-5 6 eerstelyk nae de drachten van den tyd6 7 gants anders waren als heden; die, gelyk-8ze nu zyn, niet alleen een bekwaem hoofd-89deksel, maer ook een schoon sieraed zyn, 10 die zeker beter staen in wezendheyd op10 11 een mannelyk hoofd, in afbeldsel onder11 12 den arm; is zeker d'uytvinding van de na-3-1213tie die zoo langen tyd het wollewerk al-14leen gehad heeft. Ook het is door Neder-15landers, door de Hollanders, dat zy in 16 d'ander eeuw eerst in China gebragt zyn, 17 en zoo zeer aen den Keyzer behaegden, 18 dat hy zyde dat dit een' koninglyke dracht 19 was. En eene voordere proef dat die van14-1919 20 ons zyn, is, dat nog tot heden toe hier de 21 hoedemakerye beter is, en meer bloeit als 22 elders.

23Die zoo wonderbare als nutte hulptuy-24gen der konsten, d'Electriciteyt, lonkpy-2425pen, telescopen, en microscopen, zyn uyt-26vindingen van de Hollanders.

27De windmeulens draeyende kappen te 28 geven is de gene van eenen Vlaming.28

29Den zoo huyshoudigen uytvond van het29 30 zouten van den haring; van diën mensmin-

[p. 61]origineel

1nenden visch, die hem op zekere tyden1 2 van 't jaer in grooten overvloed koomt ge-3vangen geven, en voor 't grootste deel zou 4 onnut zyn, waer 't dat hy niet kon bewaert 5 worden; wiëns sleet en vertier nog heden-56daegs voor de leegere Nederlanders eenen6 7 zoo kostelyken schat is; dezen uytvond, 8 is van Wilem Beukelens in Vlaenderen:8 9 van wiëns naem waerschynelyk nog den 10 zelven visch, naer dat hy gerookt is, Boeks-1011hering, als Beukelshering, genoemd word.10-11 12 En aen wie de dankbare nakoomst te Bier-1213vliet een treffelyke graf stede vereert heeft.12-1313

14Onze natie heeft niet alleen altyd geest 15 en vinnigheyd doen blyken in al wat uyt-1516gaet op het waer nut en noodzakelyk; maer16 17 zelfs ook in 't geen de vermaken, heerlyk-1718heyd en sieraden raekt. Zoo hebben wy 19 eerst van al, gelyk verschyde schryvers 20 getuygen, gaen de proef doen van wilde 21 roofvogels, valken, arenden, sperwers en 22 diergelyke tam te maken, en daer mede22 23 niet alleen vligende, maer ook loopende 24 wild te vangen.18-24

25Zoo is ook van ons gekomen, van den 26 zoo lang onverhouwbaer geachten Diamant26 27 aen 't vermogen der menschelyke handen 28 t' onderwerpen en te temmen, hem te 29 klieven, van eenen twee te maken, zyn 30 vuer te verhelderen, en hem een' gedaente30

[p. 62]origineel

1 te geven nae verlangen. Zy zyn nog niet1 2 alle overleden die deelachtig geweest zyn 3 aen dit geheym, als het nog aen Antwer-4pen alleen was, en eenen oneyndigen ryk-5dom aen die stad gaf.25-22.5

6De schilderkonst is wel uytgevonden 7 van oude tyden: doch wy zyn ongetwyf-8felt daer van niet alleen de herstelders,8 9 maer die de welke ze verbetert en verre 10 gebragt hebben boven 't geen zy ooit in 11 eenigen tyd geweest is. De schilderverwen 12 te mengen met olië, en daer door de schoo-13ne voortbrengsels van die konst duerzaem 14 te maken en schier te vereeuwigen, is d'uyt-15vinding van zekeren Jan Van Eyk van 16 Brugge in 1410. gelyk Georgius Vasarius15-1616 17 getuygt. Wy hebben hier-in eertyds en 18 nog tot den dag van heden alle andere vol-19keren overtroffen. Den beroemden Rubens19 20 en hondert andere zullen voor altyd een' 21 eer zyn voor onze natie. Nog hedendaegs 22 hebben wy-er hier, en in verschyde hoven 23 en gewesten van de wereld, die misschien 24 niet of wynig aen onzen Antwerpschen24 25 Apelles moeten wyken.2521-25

26De schildering op glas is volgens Guic-27ciardinus een Nederlandsche uytvinding,26-27 28 en word ook nergens meer gevonden, als 29 hier in onze kerken: zy word nog door ee-30nen uytnemenden konstenaer in 't leven ge-3031houden in deze stad Brussel.

[p. 63]origineel

1Onze beldhouwerye, beldvormerye, beld-2gieterye, plaetsneyderye en plaesterkonst,2 3 hebben hier van eerst-af, ook tot heden 4 toe neffens de schilderkonst gebloyt en ver-45maerde namen gemaekt. En nog heden-6daegs zyn er onder ons die aen geene van6 7 de gántsche wereld en misschien aen geenen 8 Phidias, of Praxiteles moeten wyken: maer8 9 die helaes! zoo wel als de schilders onge-910loond, en zelfs ongekent zyn, by ons eerst.5-1010

11Een ander, maer het alder heerlykste 12 schilderwerk, die schoone tapyten, waer 13 eertyds Oudenaerde en ten deele Brussel13 14 mede bloyden is in deze Nederlanden uyt-15gevonden en tot zyne volmaektheyd ge-14-1516bracht. Men vind van onze tapyten gemaekt 17 van in 1400. Maer, helaes! Lodewyk den 18 XIV. Koning van Vrankryk heeft ons in 19 zyne Oorlogen, en verblyf van zyne troe-20pen te Brussel, dit sierlyk konstwerk ont-2021leyd, met onze werklieden naer Vrankryk 22 te trekken door geld, beloften en allerley 23 volkomingen: tot zelfs de gene van het23 24 medenemen van Brouwers om hun in hun-25ne nieuwe stichting binnen Parys hunnen 26 gewoonelyken drank, het bier, niet te la-27ten gebreken. Daer bloeit het nu, en by17-2727 28 ons is het in zyn uyterste: en wy hebben28 29 in 't geheel nog een fabriek: 't welk zal 30 ophouden, zoo men zegt, met de dood 31 van zynen meester.27-31

[p. 64]origineel

1Wat jammer wederom het verlies van 2 een konstwerk door ons geschapen, 't welk 3 hier zoo vele handen deed leven! wat jam-4mer van zoo schoone konst die wel d'eerste 5 is om tempels en palyzen te versieren!

6Guicciardinus, daer hy schryft van ons6 7 vernuft en geestigheyd om alles naetema-78ken, voegt daer by, dat hier inzynen tyd 9 verschyde stoffen van zeyde, gelyk aen 10 die van den Oosten, gemaekt wierden. D'Eu-6-101011ropische zeywerkerye dan, indiën zy ons11 12 niet haren oorsprong schuldig is, moet ons 13 eventwel zeer veel dank weten.

14Een zaek, die misschien hedendaegs zal 15 wonderschynen, is, dat de herstelling van15 16 't muziek meer aen ons, als aen d'Italia-17nen toe te schryven is. Den zelven Guic-18ciardinus, zelf Italiaen, die hier lang ge-19noeg onder ons gewoont heeft, getuygt 20 hier van alzoo: ‘Deze Nederlanders, zegt 21 hy, zyn waerlyk d' eerste in 't muziek. 22 Konst, die zy op den goeden voet ge-23stelt en tot d' uyterste volmaektheyd ge-22-2324bragt hebben: die hun zoo natuerlyk en 25 als ingeboren is, dat, zoo vrouwen als 26 mans niet alleen met de grootste welge-27valligheyd, maer ook met d'uytnemend-28ste welluydendheyd, en gestemming of 29 harmonie op mate zingen van de natuer, 30 zonder het geleert te hebben.’ Hy geeft20-30

[p. 65]origineel

1 hier-van zoo vaste proef en redens van we-12tenschap, dat hy met naem, toenaem en 3 geboorteplaets noemd een zeer groot getal 4 van onze voornaemste zangkonstenaers, 5 die, zoo hy zegt, in alle hoven van Chris-6tene Princen aengchaelt, geacht, en onder6 7 verscheyde eertitels de wereld door ver-8spreyd waren.30-25.1-8

9Onze vinnige vrouwen, die zeker in 't9 10 hier vorens opgehaelde al veel deel gehad10 11 hebben met de mans, hebben ook niet 12 achtergebleven iet van 't hun aen de wereld12 13 te geven, te weten het zoo sierlyk als prach-14tig konstwerk, de kanten. een werk waer-15van nog over niet zeer lange jaren zoo15 16 menige duyzende handen binnen ons land 17 leefden, en eene vrouw in staet was man 18 en kinderen op haer spellewerk t'onderhou-1819den. 't Welk wy nog heden wel schier al-20leen hebben, maer, helaes, verdrukt zit 21 onder het uytheems gebied van de mode.21

22Tot den dag van heden toe moeten alle 23 natiën ons den lof geven van de beste land-24bouwers te zyn. En zeker geen land in de 25 wereld is zoo verzorgt, bebouwt en tot 26 nut gebragt, als deze onze landstreke,voor-27namentlyk Vlaenderen. Onder onze han-28den zandachtige, dorre gronden zyn vrugt-29baer' akkers. Het schoon Land van Waes29 30 't welk heden door d' oordeelryke ryzers30

[p. 66]origineel

1 voor een wonder van landbouw en bevol-2king bezogt word, de welbevolkte Kem-3pen en verschyde andere deelen van Vlaen-2-34deren en Brabant, moeten schier gants hun4 5 wezen aen onzen arbeyd. Wat vremdeling5 6 zal niet verwonderen, verschyde huyshou-67dens te vinden, waer man, vrouw, dry, 8 vier, vyf kinderen treffelyk bestaen op dry,8 9 vier, vyf bunderen land, en daer zulken9 10 man op d'enkele winsten van zynen akker,10 11 in staet is acht, tien, twelf duyzent gul-12dens voor uytzet aen zyne kinders te der-1213ven? waer zal-men gantsche landstreken 14 vinden die zoo bevolkt zyn, dat schier elke 15 dry, vier of vyf bunderen een huyshouden15 16 hebben? daer gantsche dorpen zyn, die nog16 17 wagen, nog karre, nog ploeg en hebben17 18 voor den landbouw? waer zelfs een tee-19ken van uyterste bebouwtheyd is, voor 20 karre en ploeg niet te zien bezigen als kor-2021dewagen en schup? Daer geene poozen of21 22 schoren en zyn als de vermoytheyd en den2222 23 nacht. Daer hekel, spinnewiel en getouw23 24 niet meer rust laeten in den winter onder 25 't dak, als 't zomerwerk in de locht! daer 26 't veld verzorgt is als eenen hof,en elken26 27 akker 's jaers twee of drymael vruchten 28 draegt! daer zyssel en pik zoo haest niet28 29 weg en zyn, of ploeg en schup zyn we-30derom daer!

[p. 67]origineel

1Dit is het geen ik om d'uytmuntendheyd 2 onzer natie een wynig vast te stellen heb 3 by een gezogt. Maer dat men niet en py-34ze dat dit het al is. Want ik en twyffele4 5 niet, of, waer 't zaken my den tyd gebeur-6de, daer waer veel by - te - vinden. Maer5-6 7 eventwel daer is genoeg om te doen zien, 8 dat het Nederland, en zelfs Braband alleen 9 veel meer goeds en nutte uytvonden aen9 10 de wereld heeft gegeven, als alle d' ande-11re hedendaegsche natiën samen. En dat wy 12 ons in vernuft, verstand, werkzaemheyd, 13 vryzugtigheyd, kloekmoedigheyd, en alle13 14 goede hoedanigheden van geest en lichaem 15 ten minsten niet moeten minder achten, 16 als eenige natie ter wereld.

17En waer-van koomt nochtans, dat wy 18 met den mond wyt open staen, als wy ee-19nen Linguet of diergelyke hooren spre-191920ken? ons altyd gewillig achter den Frans-21man houden en hem den toon boven ons 22 laten nemen? wy hebben die nederigheyd 23 niet altyd gehad. In Cesars tyden wilden23 24 wy niet alleen onder de Gallen of Fransche 25 niet gerekent worden, maer staken zeker 26 ook wel 't hoofd boven hun uyt: die edele 27 en zelfs onootmoedige antwoorden die wy27 28 gaven aen diën Roomschen Hoofdman: 29 die onze twee Nederlanders, twee Vriezen,29 30 de welke te Roomen eens in de schouw-

[p. 68]origineel

1burgtgezeten, eenige vremde lieden in d'eer-2ste rangen merkende, emnaer bevraging2 3 voor antwoord bekomen hebbende dat dit 4 gezanten waren van die volkeren die de 5 meeste verdiensten behaelt hadden op de5 6 Republiek, terstond opstonden en d'eer-7ste plaets namen, zeggende dat hun die 8 plaets toekwam, doen wel zien hoe verre 9 wy dan waren van alle nederigheyd. In den29-28.9 10 tyd, dat wy hier zoo verre boven alle vol-11keren uytstaken in luyster van fabriken,11 12 konsten koophandel en rykdom, en alles 13 arm en klyn zagen onder ons; in den tyd 14 dat het Frans hof hier in Vlaenderen de 15 borgers zag een' koninglyke pracht voe-16ren; dat eenen Hertog van Braband en Lim-17borg volslage hoven gaf aen Fransche en17 18 Engelsche princen; dan waren wy zeker18-19 19 zoo kruypende niet achter de Fransche: en 20 ook d' andere natiën, Engelsche, Spaniaer-21den en Italianen zyn het nog niet nog ooit21 22 geweest Waerom zyn wy het dan? hoe 23 zyn wy het geworden? Terwyl wv reeds 24 in konsten en wetenschappen zoo veel voor 25 hadden, was-het ons gemakkelyk voor te25 26 blyven; en nogtans wy vinden ons achter.26 27 Waerby koomt dit? hoe zyn wy zoo ge-2728deyst in konsten en grootmoedigheyd?28

29Wy moeten deze vernedering van onzen 30 volksaerd, en afneming onzer konsten niet30

[p. 69]origineel

1 wyten, als aen 't huys van Burgondiën.1 2 Te weten, als dit aen de souveryniteyt 3 dezer landen gekomen is, heeft het hier 4 een groot huysgezin nagesleept. Het stelde4 5 terstond het gants Gouvernement en d'eer-6ste raden in 't Frans. Naer het Hof moest4-65-6 7 zig den edeldom voegen; en nae d' eerste7 8 raeden alle de voornaemste ampten. Dus8 9 al wat iet was, of iet wilde wezen, sprak9 10 het frans. Door dit wulig{?}en volkryk hof,10 11 en zoo menige fransche opper-en-onder-12bediendens der Raden{?}die men moest uyt12 13 Vrankryk trekken, was deze stad over-1314stroomt van Fransmans, en nam, zoo veel 15 mogelyk, hunne tael ook aen. Die spraek 16 dus, die de gene was van 't Hof, van 't 17 Gouvernement, van d' eerste Raden, van 18 den edeldom, aenveerd en geëerd door de18 19 hoofdstadt, kon niet misschen het geheel19 20 land door met een'blinde ingenomendheyd 21 boven d' onze in acht te komen.21

22Middelertyd is die verandering voor-23gevallen by de welke alle natiën hunne23 24 moederlyke tael hebben gaen oeffenen. Te24 25 weten eertyds de tael der konsten in gants 26 Europa wa 't latyn: ten lesten men heeft26 27 gaen merken hoe zeer de konsten leden 28 door die vremde en reeds doode spraek: 29 hoe zeer welsprekendheyd, dichterye, to-2930neelen en menige andere zaken onmogelyk

[p. 70]origineel

1 waren buyten de moederlyke tael: elk heeft1 2 de zyne gaen oeffenen en heest seffens 't2 3 goed er van gevoelt. Wy hier, in plaets 4 van ook d'onze aentedragen, zyn van vremd4 5 gevallen op vremd: of, 't geen erger is; wy4-55 6 hebben 't kwaed verdobbelt, het frans ge-7nomen by 't latyn.

8Hierdoor dan moest den Fransman in 9 spreken en schryven by ons veel voorheb-910ben. Dit moesten wy noodzakelyk wel ge-11voelen, ende dus hem niet zonder reden 12 de voorhand geven. Hierdoor dan moeten12 13 wy altyd, zoolang wy het frans houden 14 voor de tael die d' onze wezen moet, ons 15 In redenvoering, gezelschap, en al waer 16 net en sierlyk spreken een voordeel is, on-17der den fransman houden: hier van onze12-1717 18 vernedering en overttuygtheyd dat wy van18 19 aerdswegen iets slechter zyn als hy: hier-1920van dit waer verval en verachternis onzer20 21 konsten: die nog het gemeyn in d' inbel-2122ding dat wy iet minder zyn, versterkt, en 23 doet volherden.23

24Maer aleer de meerdere onheylen van 't 25 ongebruyk der moederlyke tael voorders25 26 op te halen; zal het niet buyten plaets zyn26 27 eerst vooraf te zien, wat hier de moeder-28lyke tael is, en in wat opzigtigheden tot28 29 elkanderen en in wat bezondere omstandig-30heden hun de taelen hier bevinden.30

[p. 71]origineel

1De moederlyke tael van 't meeste en 't 2 beste van ons land is de Nederduytsche: en2 3 zelfs de fransche, oft, om beter te zeggen, 4 de walsche, begrypt nouwelyks een vier-45de van onze tegenwoordige Nederlanden:5 6 want het hedendaegs Vlaenderen, zeer 7 wynig of niet uytgenomen, en deprovin-78ciën van Mechelen en Gelder zyn gants8 9 Nederduytsch: die van Namen en Hene-10gouw, wynig uytgenomen, walsch. Lux-11emborg, Doornik en 't Doorniksche met 12 de voordere wedergegeve landstukken zyn12 13 by nae zoo veel Duytsch als walsch. Bra-1314is ontrent dry vierdens Nederduytsch en 15 een vierde walsch. Limborg met zyne toe-16landekens ontrent een derde walsch en twee15-16 17 derdens duytsch.

18Het Luxemburgs Duytsch is wel geen 19 opregt Nederduytsch; maer het is event-20wel nog naeder aen 't ons als aen 't Hoog-2021duytsch: en ik heb meermaels van d'offi-22cieren der Duytsche troeppen die hier on-23langs, mits d'oneenigheyd over de Schel-2324de, zyn afgestuert geweest, hooren zeggen,23-24 25 dat hun volk niet kon omgaen met de 26 Duytsche Luxemburgers en hunne nae-27bueren, maer dat-ze nogtans gemakkelyk 28 verstonden en verstaen wierden in Brabant 29 en Vlaenderen: zoo dat die Luxemburgers 30 het Nederduytsch zoo naer hebben, als 't30 31 Hoogduytsch.

[p. 72]origineel

1Het Limborgs duytsch is veelmeer Ne-2derduytsch als Hoogduytsch: ook alle ge-3rechtshoven van 't Duytsch Limborg en33 4 plegen niet nis onze tael. Voorts d' andere4 5 Duytsche deelen van ons land spreken goed 6 Nederduytsch.

7Schoon onze Walen hunne kinderen op-8brengen, leeren lezen en schryven in 't 9 fransch; hunne moederlyke, hunne lands-10tael, gaet nogtans zoo verre van 't fransch 11 af, dat de ware fransche hun geensints en11 12 verstaen. De Luykenaers, die schier bin-13nen ons land gezeten zyn, maken somtyds12-13 14 dichten en liedekens in hun wals: dog ee-15nen fransman zal dit zoo min verstaen, 16 zelfs minder, als het spaensch oft italiaens: 17 zoo dat het wals zoo min frans is, als het 18 spaens. Het is daerenboven een' zeer lee-19lyke tael, en, gelyk Guicciardinus zegt, 20 Sermo corruptus valde, & perabsurdus.19-20

21Deze stad Brussel heeft het Nederduytsch 22 en het frans. Het Nederduyts is d' oude 23 moederlyke tael. Het frans is ons toege-2324bragt, gelyk gezeyd is, als het huys van24 25 Burgondiën aen de souveryniteyt dezer lan-26den gekomen is, als het hier een geheel 27 frans Hof, fransche raden en een frans Gou-28vernement gevestigt heeft. Waerschynelyk 29 zullen die eerste fransche huysgenoten van 30 't Hof, hier aengekomen in een vremd land,

[p. 73]origineel

1 vremde tael en zeden, zig bezonderlyk ge-2tracht hebben te plaetsen ontrent elkande-23ren in de naebuerte van 't hof buyten d'ou-34de stad en buyten de binnevesten, waer de 5 wooning dan minder dier zal geweest zyn,5 6 en waer misschien de stallen waren van een 7 zeer prachtig, wulig, dobbel en drydob-78bel hof: te weten daerontrent binnen den 9 omtrek tusschen den grooten en klynen 10 Zavel, de buytevesten en de Hoogstraet.4-10 11 Want het is inderdaed binnen deze palen11 12 alleen, dat het Brussels frans eenen schyn 13 van moederlyke tael heeft: zoo nogtans 14 dat het daer niet d'eenige tael is. Want 15 wel ontrent de helligt der huysgezinnen zyn15 16 daer nog Nederduytsch, en vele van d'an-17dere helligt hebben byde de taelen samen. 18 Dit gewest kan nae gissing op de kaert, en18 19 andersints, ontrent een vyfde of zesde 20 van Brussel maken, zonder de voorsteden:20 21 dus zou ontrent een vyfde of zesde van Brus-22sel half frans zyn: zoo nogtans dat dit 23 half vyfde of zesde, of dit tiende of twelf-24de deel nog zeer gemengelt is met Neder-2425duytsch: zoo dat dus maer een achtiende 26 of twintigste deel van Brussel voor frans 27 te rekenen is: het welk, met een ander po-28litiek te volgen als dat van heden, wel28 29 haest verdwenen waer. Daer zyn inderdaed 30 nog wel andere fransche huyzen in d' an-

[p. 74]origineel

1dete gewesten van Brussel en vele die de1 2 twee talen samen hebben en de fransche 3 voor d' eerste houden: maer het en is om3 4 zulke huyzen niet, dat de stad ten deele 5 frans te rekenen is; want dan waer-z' ook5 6 ten deele Engelsch en Hoogduytsch: en 7 Londen, Berlyn, en Amsterdam waren 8 ook eensdeels fransche steden. Ook is het8 9 waer, dat de dry vierdens van deze stad 10 het frans min of meer konnen spreken, 11 en het meest willen spreken: maer daerom 12 is zy zoo min frans te rekenen als Honga-13riën latyns, waer schier al, ten minsten 14 al wat lezen en schryven kan, boven de 15 moederlyke tael ook latyn spreekt. Hier by 16 nog in acht genomen, dat het frans hier te 17 Brussel maer een' vremde ingeëntte en reeds 18 verbasterde spraek is; dat het Nederduyts18 19 d'oorspronkelyke moederlyke tael is; dat 20 ook tot den dag van heden toe alle zaken 21 van justicie en policie in 't nederduyts al-22leen verhandelt worden; volgt, dat - men 23 Brussel niet moet aenzien dan als een en-2324kel Nederduytsche stad.

25Aldus gezien zynde wat deelen onzer 26 Nederlanden Duyts en welke Wals zyn;26 27 laet ons nu zien voor wat deel geheel ons27 28 land Nederduyts en Walsch is. Het aen-29deel 't welk elke van onze provinciën geeft 30 in de gemeyne lands lasten moet ontrent30

[p. 75]origineel

1 evenredig zyn aen elkers macht en bevolkt-2heyd. In eene somme van twee-en-veer-3tig - duyzent guldens draegt Vlaenderen 4 zestien, Brabant twelf en d' andere samen 5 veertien duyzent: de verdeelingen tusschen 6 d'andere wete ik zoo wel niet: maer Lim-7borg met d'andere landekens van Over-8maze moet wel ontrent een vierde bedra-9gen van Brabant: dus dat het in d'overige 10 veertien zou dry geven. Alzoo dus Vlaen-9-1011deren gants Nederduyts is, Brabant voor 12 dry vierdens en Limborg voor twee der-13dens; zoo koomt hier van de twee - en-14veertig reeds zeven-en-twintig voor't Ne-15derduyts en vier voor't Wals. Den over-10-1516schot van elf geloove op wynignae te mo-15-1617gen gehalft worden tusschen byde de tae-1718len: want Luxemborg met Doornik, Door-19niksche en andere weergegeve landstukken 20 zyn ontrent half en half: dus blyft nog 21 Mechelen en Gelder tegen Henegouw en 22 Namen: deze leste wegen zeker iet door ten22 23 voordeele van het Walsch; maer genomen 24 dat deze overtreffing wel zoo veel bedrage24 25 als twee van de twee-en-veertig, en dat d'o-26verige elf, aldus gemindert op negen, gehalft 27 worden tusschen de twee taelen; zoo koomt-28er nog eens vier en een half voor't vlaems 29 en zes en een half voor't wals: zoo dat het 30 Duyts dus is als 31½ en 't Wals als 10½ en-25-30

[p. 76]origineel

1de dat-er vervolgens nog geen vierde van 2 ons Nederland Wals is.

3En om met eenen oogflag te zien 't be-34drag van 't Wals tegen 't Vlaems; het 5 Wals is op de minstbevolkte landstreken5-6 6 binnewaerts het land-in gelegen: 't Vlaems 7 is versterkt op de beste geweften, langs ge-78heel de zeekusten, op de bezonderste oe-89vers van de Schelde, de Leye, den Rupel 10 en op de vaerten, waer alles grielt van volk,10 11 ryk en gelukkig is. Het Vlaems heeft in 12 te brengen de schoonste steden van voor-13naemen rang, Brussel, Gend, Antwerpen, 14 Loven, Mechelen, Brugge, Ipren, Aelst,14 15 Kortryk, Ostende, Ruremonde, en het15 16 land van Waes 't welk niet als een' groote16 17 stad is: waer het Wals niet tegen te stel-1718len heeft, als Bergen, Namen en Doornik, 19 die met dry en samen nog geen Brussel nog19 20 geen Gend alleen en maken. En wie de gele-2021gendheden der Vlaemsche en Walscheland-22streken kent en de bevolking en weelde 23 der zelve overweerweegt, zal zeker beley-2324den, dat in myn' opneming het frans niet24 25 te kort gedeylt en is.25

26Dit zyn tot hier toe de verstrektheden26 27 van beyde de taelen: laet ons nu elkers 28 zwang, geachtheyd en ongeachtheyd op-2829halen. In de vereenigde provinciën is het 30 Nederduyts wel niet veronachtzaemt gelyk

[p. 77]origineel

1 hier; maer het is eventwel ook niet zeer 2 bevoordeelt nog wegens den staet, nog2 3 wegens t volk, 't zy in 't gemeyn, 't zy3 4 in 't bezonder. De vaderlandsche kon-5sten zyn-er wynig of niet voorgestaen:5 6 hunne gemeyne schryfwyze is hard, on-67aengenaem, ongesierd, en smaekt nog nae7 8 d'ander' eeuw. Hunne toneelen en gedich-4-89ten zyn 't zelve: die van Kats, Vondel en9 10 de hedendaegsche niet uytgenomen. Zy 11 geven ook door hunne vremde toneelen, 12 vremde taelmeesters, scholen, nieuwsblad-13schryvers en andersints te veel toe aen13 14 vremde talen. Hunne letterkonstschryvers14 15 zyn nog vol grove gebreken, en hunne 16 spelwyze is nog verre van hare volmaekt-17heyd. Zoo hebben zy by voorbeld, daer17 18 d' A en d' U lang zyn, die twee vocalen 19 gaen verdobbelen, als in Paal, Huur, daer19 20 wy, gelyk ook Vondel en Kats, die voca-21len bedieden lang te zyn met-er een' E21 22 achter te voegen: en zoo schryven wy Pael, 23 Huer. Inderdaed onze tael vereyscht op23-25 24 vele plaetsen de langheyd der vocalen of 25 stemletters te doen merken, om, by voor-26beld, zak, vel, stil, stof, wullen, succus,26 27 pellis, tranquillus, pulvis, laneus, t' onder-28schyden van zaek, veel, stiel, stoof, wue-2829len, causa, multus, vivendi conditio, hypo-30caustum, tumnltuari. Ik belyde dat het veel30

[p. 78]origineel

1 beter waer eenen algemeynen regel zon-12der uytneming te maken, te weten van2 3 de langheyd van alle de stemletters of vo-4calen uyt te drukken met-ze te verdobbe-5len, als d'eene te weten d' A, I en U lang5 6 te maken met-er een' E achter te stellen, 7 en d'andere, te weten, d' E en O met-ze 8 te verdobbelen. Maer de Hollanders, in 9 het aennemen van deze nieuwigheyd, heb-910ben niet gaen eenen algemynen regel aen-11veerden, en alle de vocalen lang maken 12 met-ze te verdobbelen: maer hebben al-13leenelyk de verdobbeling voortgestrekt tot13 14 d' A en d' U, en zy hebben de verlenging 15 van d' I nog gelaeten op den ouden voet, 16 en doen die nog lang klinken met-er een' 17 E achter te voegen. Waerom hebben zy 18 d' I alleen uyt hunne verandering gelae-19ten? misschien voor d' Y die van sommi-1920ge dobbele I genoemd word. Maer heden 21 is zoo in druk, als in schrift overal d' Y 22 genoeg onderschyden van twee II. Waer22 23 het zaken de Hollanders hunnen nieuwen 24 regel algemeyn gemakt hadden; ik zou24 25 hun geerne gevolgt hebben; maer zoo lang 26 eene verbeternis niet zeer merkelyk is,26 27 oordeele best te zyn, het oud te houden,27 28 tot dat-er eens eene doorslaende betering 29 beraemt zy.29

30Maer de Nederduytsche tael is hier wel

[p. 79]origineel

1 anders mishandelt by ons, en voor al in 2 Brussel: zy is in deze stad niet alleen veron-3achtzaemt, maer ook veracht: men spreekt-4er schier niet als de straet-tael: nouwelyks4 5 eenen geleerden die-ze middelmatig weet:5 6 't gemyn meynt dat-ze gebrekkig is en ver-67acht-ze zonder kennen: geenen Brusseler7 8 ost hy zal beleyden, dat hy nooit sermoon8 9 kan schoon vinden in 't vlaems, maer dat 10 dit moet in 't frans en van eenen Fransman 11 zyn; daer zyn-er die vemeyd zyn vlaems11 12 te spreken in gezelschap oft op de straet: 13 andere, die 't alwillens kwalyk spreken13 14 om in 't fans te schynen opgebragt te zyn:14 15 die g'in d'herbergen en kaffehuyzen hert-1516nekkig zult hooren frans hakkelen, zonder 17 eens in hunne belemmernis naer 't vlaems17 18 te willen keeren. Onze joeffrouwen zal-19men nooit met eenen vlaemschen kerkboek 20 zien: en gebeurde dit, het sehaemrood zou 21 haest daer zyn. De Romynen ten tyde van 22 Juvenalis waren in de zelve belachelyk-222223heyd ten aenzien van 't grieks, gelyk wy 24 ten aenzien van ons frans: waer op den 25 zelven schryver aldus spotde,25

26Nam quid rancidius, quam quod se non pu-27tat ulla

28Formosam, nisi quae de Tuscâ Graecula facta 29 est?

30De Sulmonensi mera Cecropis? omnia gracè:

[p. 80]origineel

1Cum sit turpe magis nostris nescire Latinè.

2Hoc sermone pavent, hoc iram, gaudia, curas,

3Hoc cuncta effunaunt animi secreta: quid 4 ultra?

5Concumbunt gracè.26-40.5

6Het geen ik zoo, aen ons toegepast over-67zette.

8Wat zotter, dan dat haer geen' een' agt8 9 schoon te wezen,

10Dan die van vlaemse myt een heele franse zy,10 11 Van eene Kempeners een' ware Parisiene!11

12Al frans: al is 't meer schand in onz' tael12 13 bot te zyn.

14In die tal schroomen-zy, vertoornen, zyn-1415ze blyde.

16In die tael storten z'uyt hun' zorg jes en16 17 gehym,

18Wat nog? men ........ in 't frans ...18

19Nooit is onze tael eenig aendagt verleent 20 van't hooggezag. Nog hoogschool van Lo-2021ven nog onze Brusselsche Academi' hebben20-21 22 haer ooit meer gedaen, als niet verworpen.22 23 onze schryfwys' is nog niet gevestigt, en-2324de en heeft nog die beschaving wegens een'24 25 openbare hand, die de fransche geproeft 26 heeft, niet ondergaen: en de Hollanders24-26 27 zyn hier in wynig regelvaster als wy. Daer26-27 28 koomt by ons niet uyt in 't vlaems, als28 29 slegtigheden: en was 't iet goeds; 't waer29 30 ongelezen. Onze tael is gebannen uyt de

[p. 81]origineel

1 toneelen: zy moet achterstaen in d'aenzi-12nelykste raden: het meeste van onze lied-3jens, om niet te zeggen alle, bynaer alle3 4 onze nieuwsbladeren en andere dagelyks-45heden van de pers, zyn frans: en 't zyn de 6 Fransche alleen die daer van d'eer en 't nut 7 bekomen: het zyn zy die hier meest de se-8cretarissen en Pedagogen zyn der groote,8 9 onze journalisten, onze gazettiers.9

10In deze Fransdolheyd wulen wy nog10 11 tot den dag van heden: jae nu nog meer 12 als ooit, en men ziet in onze tegenwoor-13dige staetsomstandig heden de schoonste za-14ken miskleed of ontsierd door onze gebrek-15kigheden in die tael: ja men ziet-er som-16mige, terwyl het hun vry staet de moe-17derlyke tael te gebruyken, zoo onverdrae-18gelyk frans schryven, dat zy daer toe schy-19nen gedoemt geweest te zyn by wyze van 20 schandboet. Maer laet ons nu voorts be-2021wyzen, hoe zeer het Frans ons nadeelig is.

22Voor eerst het is onmogelyk een' vrem-23de tael wel, eygentlyk en naer haren geest23 24 te leeren spreken. De Romynen herkennen24 25 op zoo vele plaetsen d'onmogelykheyd 26 voor hun van t grieks wel te leeren, dat26 27 ik hier niet noodig acht een ander beroep 28 van schryver daer op te doen als 't volgen-29de: Aulus Gellius spot ergens met eenen29 30 Romyn die eenig werk in 't Grieks ge-

[p. 82]origineel

1maekt had en daer in voegde een' verschoo-12ning van zyne taelgebreken op diën dat2 3 hy geenen Griek en was. Gellius vraegt hem3 4 wie hem gedwongen had te doen 't welk 5 hy voor eenen Romyn onmogelyk wist. En29-42.55 6 by ons, wat vremdeling hebben wy ooit 7 onze tael hooren spreken, die wy niet ter-8stond voor vremd en kenden? van gelyken 9 ons volk, naer al lang in fransche landen9 10 verkeert te hebben, word nog aen de spraek 11 gekent: ook elke tael heeft hare bezonder-12heden in uytspraek, klanken, letters, uyt-13drukkingen en spreuken: die eygendom-1314men en schier ingeborentheden der moe-15derlyke tael zullen eenigelyk in alle an-1516dere talen byblyven: zoo hooren wy de 17 Hoogduytsche 't frans anders spreken als 18 d'Engelsche: en zoo geven wy nederduyt-19sche klanken en nederduytsche uytdruk-20kingen in fransche woorden.

21Om overtuygt te zyn, dat wy 't frans 22 nooit wel konnen leeren, dat men maer 23 in zig zelven vrage waerom by ons en on-24ze duytsche naburen alle d'autheurs van 25 fransche nieuwsbladeren, gazetten en jour-26nalen Fransmans zyn en niet eenen Neder-27duyts: dat-men maer eens pyze waerom27 28 wy niet eenen franschen pred cant en heb-2829ben, en waerom wy alle, die wy-er noo-30dig hebben ontbieden uyt Vrankryk. Waer-

[p. 83]origineel

1om gaen onze Brusselers die wy hier op1 2 den Theater hebben niet naer Vrankryk, 3 gelyk-er van daer hier komen? waerom 4 plegen zy ook die gewoonte niet van te 5 gaen van toneel nae toneel? waerom gaen5 6 zy niet naer dat ryk, waer zulke begaeft-7heden wel beter geloont worden als hier? 8 waerom gaen-ze niet, als-ze hier nog on-89lust uytstaen? niet anders, als om dat z'in9 10 Vrankryk om de vremdheyd hunner uyt-11spraek alleen zouden uytgeschuyffelt wor-1112den. Het is my meer als eens gebeurt in 13 het toneel neffens Fransmans gezeten te 14 zyn en hun den grootsten lof te hooren ge-15ven aen onze Brusselsche acteurs: maer de 16 loving eyndigt altyd met te jammeren over16 17 d' uytspraek. Indiën die menschen zoo 18 voortgedaen van de natuer en konst, ge-1819lyk den overleden Bultos, die-er zoo lan-1920ge jaren in was, met eene dagelyksche 21 oeffening niet en konnen geraken tot die21 22 eyge fransche uytspraek; aen wie zal het22 23 mogelyk zyn? Den onlangs overleden heer 24 des Roches, die van joengs af het frans2424 25 gehandelt, en het zoo lange jaren als tael-2526meester geleert en in verschyde schriften 27 geoeffent heeft, beleyd op verschyde plaet-2728sen, en voornamentlyk in de voorrede van 29 zyne onlangs uytgegeve Histoire ancienne 30 des Pays-Bas zyne gebrekkigheyd in de

[p. 84]origineel

1 fransche tael, en ontschuldigt zig op diën,1 2 dat het zyne moederlyke niet en is. Het28-44.2 3 werk van den Heer De Neny, die hier in3 4 't frans was opgebracht, mishaegt zeer de4 5 fransche ooren. Den Heer Paquot in 't wals 6 opgebracht en geboren, naer zoo lang en6 7 zoo dapper gewerkt te hebben in den fran-8schen en latynschen letterstaet, bekent8 9 opentlyk in 't voorberigt van zyne Memo-10riën op de Nederlandsche schryvers, dat5-10 11 geene van onze Nederlanders, zelfs ook 12 niet onze Walen naer de netheyd en ey-1213genschap der fransche tael mogen trach-1314ten. Den Heer Linguet in zyne nieuwelyks8-14 15 hernome jaerboeken en bewimpelt de ge-14-151516brekkigheden van 't frans niet die hy vind 17 in Zyne Majesteyts tegenwoordig plakaert 18 van lichting van 2,400,000. guldens: wy 19 meynden nogtans dat een frans Gouver-1920nement ten minsten er nu heden eenige had 21 die goed frans wisten. Ik ken-er twee, die21 22 hier somtyds fransche werkskens uytge-23ven, maer eerst alles doen schaven en ver-24beteren door eenen Fransman. Zekeren 25 geleerden Heer, Lidmaet van onze Brusse-26sche Academi' in 't frans opgebragt, had 27 over wynige jaren eene lofrede, die voor-2728gestelt was door een' fransche Academi' op-29gestelt: maer hy heest onnut gevonden van-2930ze in Vrankryk in te geven: om dat hem,24-3030

[p. 85]origineel

1 zoo hy daer-in zelf zegt, altyd de welspre-12kendheyd en eygenschap der tael moest2 3 ontbreken, en heeft-ze dus hier in druk ge-4geven. Onze hedendaegsche en nieuwelyks 5 uytgegeve fransche schriften van de Sta-6ten en leden der provinciën, steden en be-5-67zondere lieden, die van de Walen niet7 8 uytgenomen, hebben deze taelgebreken: 9 zelfs, gelyk gemerkt is, sommige tot be-10lachelykheyd toe. Onlangs zekeren Frans-11man vroeg hier een' Officiaelsplaets in de 12 Financie: daer wird hem ronduyt geant-11-121213woord, dat-men geene Fransche meer aen-1314veerdde, om dat-ze d'onze te zeer overtref-15fen, en dus nyd en twist veroorzaken. Ik 16 twyffele niet of die reden is waer; maer 17 het is ook wel waer dat eenen Fransman op 18 een Nederduyts, op een Hollands comp-1819toir noh wel verder zal onderblyven. Het19 20 is maer de vremdheyd der tael en d'onmo-21gelykheyd van daer in iet te worden, die21 22 daer-van d'oorzaek is.

23Hier blykt dan wat verdooltheyd het is23 24 onze kinders op te brengen in 't frans. Dat-2425ze dit is eene tael geven die-ze nooit wel 26 zullen weten, nooit net nog eygentlyk spre-2627ken: dat-ze dit is moetwillig doen slegt ter 28 tael zyn: dat-ze dit is van alle hoop van28 29 welsprekendheyd en van vele konsten af-30sluyten: dat-ze dit is eene moederlyke tael

[p. 86]origineel

1 geven door de welke het onmogelyk word 2 een' andere middelmatig te leeren. Want 3 daegelyks zien wy, hoe zeer een' fransche 4 tong haer minder voegt naer andere talen4 5 als eene Nederdnytsche, en schier niets5 6 aenneemt van vremde klanken, daer wy6 7 nog andere talen middelmatig leeren.7

8En al konden wy't frans nog eenigsints 9 leeren, er - in welsprekende te worden, is 10 zeker onmogelyk: men heeft in 't Grieks 11 geenen Demosthenes en in 't Latyn geenen 12 Cicero meer gezien naer dat byde die ta-1213len geene moederlyke meer en zyn Nie-1314mand zal in een vremde spraek die onleer-1415bare fynigheden, de welke zelfs de letter-1516konstschryvers ontvlieden, die eygenheyd16 17 van woorden en spreuken, die vaerdige 18 uytdrukking, die oprechte uytspraek, die 19 rykheyd en vloedigheyd betreffen, diën19 20 onvermeydden toon en onbelemmerde20 21 frankheyd voeren, die tot welsprekend-22heyd noodig zyn.

23Moeten wy de welsprekendheyd versa-23-2424ken; alle onze konsten zyn gekrenkt, de 25 voornaemste en noodzakelykste eerst: het 26 is deze die moet het zap en smaek geven26 27 aen alle schrift. Wat zyn stukken van ze-2728dekonde, dichterye, historie, staetkonde, 29 natuerkonde en diergelyke zonder welspre-30kendheyd? het zyn nogtans deze weten-

[p. 87]origineel

1schappen, die den mensch naest raken,1 2 die rechtsweegs op hem afgaen: die als2 3 behelzen den Catechismus der borgerlyke3 4 wysheyd; die de menschelyke reden hare4 5 gangen leeren, en zoo de vervoegzaemheyd5 6 bevoorderen: 't zy n deze die toegepast zyn6 7 aen de meeste menigte, die eenigelyk ra-78ken: 't zyn deze die meest geene vorige8 9 konsten of veelvoudige kennis en vereys-910schen: die niemand afkeeren om hunne10 11 moyelykheyd, maer eenigelyk, bezonder 12 de joengheyd aentrekken door hunne be-1213haeglykheyd: 't zyn deze die onder 't ge-1314myn moeten brengen eene betere, redely-15kere manier van pyzen en goeden smaek15 16 over alles, en zoo hunnen invloed hebben 17 op alle konsten tot handwerken, ambach-18ten, koophandel en landbouw toe: 't is van 19 deze, dat den wasdom der konsten moet19 20 beginnen: hy is-er ook van begonst, bezon-2021der van de dichtkonst, by Joden, Griken 22 en Romynen.

23En wat raekt de dichtkonst in 't bezon-2324der; hier voor is-er zeker in een' vremde 25 tael geen plaets: want niet is-er vizer,25 26 niet is-er nouwspeuriger als deze. In een26 27 alderzappigste rym een 't minste woordje 28 verandert of verplaetst, af of by gedaen28 29 verdoost alle natuerlykheyd en smaek, al 30 is 't dat nog het rym zyne maten houd. En30

[p. 88]origineel

1 't geen welgezyd is in in redevoering of1 2 histori zal tegen 't hoofdspringen in gedicht,2 3 zonder dat men zal weten waerom. Deze 4 fyne verschilligheden zal niemand in een'4 5 vremde tael gevoelen.5

6Alwaer 't dat ons frans onze konsten6 7 niet en krenkte; het is ons eventwel scha-78delyk, door diën dat het wederom al ee-89ne tael meer is: want het vlaems en latyn 10 konnen wy niet derven; nemen wy nog 11 't frans by; dit is nog een' tael die wy moe-12ten weten voor tot de konsten te komen.12 13 Doch hoe meer spraken wy ons noodza-13-1414ken voor te leeren; hoe meer wy ons de14-15 15 konsten verwyderen. Wat tyd wonnen de 16 Griken die geene tael als 't Grieks en had-1617den! wat ontlasting van 't geheugen, van 18 de memorie, geene duyzende vremde woor-19den te moeten onthouden! zou die nood-20zakelykheyd van 't Grieks by de Romy-19-2021nen niet ten deele d'oorzaek zyn van hun-22ne minderheyd ten aenzien der Grieken? 23 Gelukkig de Fransche, die reeds zoo verre 24 zyn, dat-ze recht uyt d'Abéscholen hun2424 25 konnen begeven tot die konsten, daer hun-26nen geest op valt! noch gelukkiger, waer 't26 27 dat-ze hunnen Bybel, hunne scholen der 28 rechten, godsgeleertheyd, medecynen in 29 't frans hadden!

30Door ons frans schynen wy van die mid-30

[p. 89]origineel

1delbare geleertheyd en borgerlyke wys-2heyd af geheel het gemeyn, onze bestge-23moedde en weetgirige borgers, ambachts-4lieden, akkermans, en onze vrouwen: die 5 't frans teenemael niet, of ten minsten zoo5 6 verre niet en weten, dat-ze 't met vermaek6 7 of zonder moyelykheyd konnen lezen: die7 8 daer door als gedoemt schynen tot een' ge-89zogte onwetendheyd.

10Hier door ontketenen wy de konsten: die10 11 altyd aen een hangen, en d'een' d'andere 12 volgen, helpen, volmaken. Zoo beletten 13 wy den invloed van die der penn' op die 14 van de hand. Het zyn nogtans die van de13-14 15 penn' die moeten voorgaen. De Joden had-16den hunnen beroemden tempel niet voor16 17 David en Salomon: Grikenland was wild 18 voor Homerus: te Roomen die konstige 19 stukken van beldhouwerye, schildering, 20 bouwkonst en andere waren-er nog niet 21 voor Cicero en Virgilius: die levende en som-22tyds boven natuer gedrevene beldingen van22 23 den dichter verzien, ontwekken, voeden,23 24 verheffen eenen leerzamen geest. wie zou 25 zeggen dat de gedichten van Homerus noo-2526dig geweest zyn tot het maken van diën 27 Dondergod, die door zyn statig gezigt zy-28nen konstenaer, Phidias, zelf vervaerde!24-2828 29 waer op gevraegt zynde hoe hy zoo god-30delyk stuk had konnen uytvoeren; ant-30

[p. 90]origineel

1woordde hy dat hy aen 't werk altyd in 't 2 hoofd had deze rymkens van Homerus, die 3 ik alzoo in overzetting geve.

4Dan gaf den grooten god met zwertgewang-45brouwd' oogen

6Den toewink van gedoog met zyn onsterflyk6 7 hoofd.

8Zyn godlyk hair bewoog: men zag de hemels 9 boogen,

10Eenwillig met den god, van eygen wil berooft.10

11Iliad. 1. vers. 528.

12Zoo schynt ook onzen Antwerpschen Apel-13les bedrift geweest te zyn door den geest12-1313 14 van Virgilius, als den Hertog van Mantua14 15 hem onder het schilderen van 't gevecht 16 van Turnus en Eneas hoorde ophalen dit15-16 17 en volgende rymen van d'Eneis.

18Ille etiam patriis agmen ciet Ocnus ab oris.

19Lib. 10.19

20Om iet groots van onze geleerde te ver-2021wachten, zoo lang den staet der talen zoo21 22 blyft, gelyk hy nu is, dat is te vergeefs: 23 d'onze, zeker de grootste verstanden eerst 24 van al, zullen in 't frans laten te schry-2425ven, niet alleen om dat-ze deez' opgehael-26de onmogelykheyd herkennen; maer ook25-2626 27 om d'uytgeputheyd van de konsten in die 28 tael: om dat - ze voorsteeds hun moeten28 28 tael: om dat - ze voorsteeds hun moeten27-28 29 gaen vernedert houden onder zoo talry-2930ke menigte van schryvers. En die hun we-30

[p. 91]origineel

1tens en willens tot zulke vernedering zul-2len begeven; dit zullen zeker d'edelste en2 3 grootste verstanden niet zyn: want het zyn 4 deze, die-men tot nogtoe altyd heeft zien4 5 vallen op die soort van schriften, die 't al-6dermeest welsprekendheyd vereysschen, 7 staetkonst, dichterye, philosophie, enz. 8 Maer het zyn ook deze, die wel eerst zul-9len zien hoe onmogelyk de welsprekend-10heyd is in een' vremde spraek, en wat d'ey-10-1111gelingen van een' tael voor hebben voor 12 de vremde. En een groot verstand, een groot 13 gemoed is niet te vreden met iet minder,13 14 maer wilt in zyne soort het eerste zyn, 15 nog en zal zig licht begeven daer het een'15 16 menigte moet boven hem zien. Mogt-me16 17 dan nog iet in 't frans verwachten; men17 18 moet niet groots verwachten: en kwam-er18 19 dog iet groots; wat jammer! hoe veel groo-1920ter waer 't geweest in de moederlyke tael!

21Niemand dan van d'onze zal zig lichte-2122lyk vermeten eenig aentreffelyk schrift22 23 van die voornaemste en noodigste soort in 24 't frans t'ondernemen: zal ik my dan be-25geven tot ons Nederduyts? een' tael die 26 veracht is? die-me schaemt te spreken? daer26 27 ik weet dat-me van myn werk zal zeggen, 28 het is maer vlaems, en het ongelezen ne-2829dersinyten? zekerlyk neen. Wy zullen dus 30 nog in d'een nog in d'andere tael schryven.

[p. 92]origineel

1Droeven staet van onze konsten, wy 2 hebben geen' tael om ze t'oeffenen: en2 3 verwonderen wy ons nog, terwylen zoo ve-4le Fransche, Engelsche, Hoogduytsche ver-5standen uytschynen, geenen eenen verhe-6ven geest binnen onze palen te zien opryzen!6

7Een merkelyk nadeel is ons nog die 8 vremde tael op de theaters. De toneelen 9 hebben hun goed en hun kwaed. Het goed 10 't welk zy inhebben, is wel voornament-11lyk dit, dat zy wonder dienstig zyn voor 12 de konsten. Dichters, muzikanten, schil-1213ders hebben hier de bekwaemste oeffening 14 en de nouwste proef van hunne deugd hier14 15 heeftmen 't alderkragtigste aenwekzel van15 16 al waer maer ang in steekt eenen arbyd16 17 van wynige maenden heeft terstond zynen 18 loon en eenen loon voornamentlyk van eer: 19 ende dat doorgaens op een' wyze die niet 20 dan d'aldergevoeligste kan wezen aen al-21wie-ze geschied en aen alwie-er door moet 22 aengewakkert worden: en zonder twyffel 23 in Vrankryk diën luyster der konsten moet23 24 zeer veel aen de toneelen. by ons, door 25 die vremdheyd van tael is-er geene plaets 26 voor onze dichters of zangkonstenaers.

27Voeg hier nog by dat onze theaters om27 28 die vremde tael ons nog te slegter zyn. 29 want die stukken die wy hebben, zyn al-30le oorsprongelyk Fransche; alle toegepast30

[p. 93]origineel

1 aen den franschen volksaerd, niet aen den 2 onzen. doch, zulken aerd, zulke zeden,2 3 hertstogten, werken en gedagten. En wat3 4 verschil van den Fransman tot den Neder-45lander!

6Maer, waer 't dat onze tael op de tonee-67len was; dit alleen, dat het onze tael is, 8 waer aen vaderlandsche gemoederen een'8 9 behaeglykheyd te meer: men zou somtyds 10 eens iet vaderlands zien, onze bezondere 11 fouten overgehaelt, en onze deugden en11 12 groote daden opgeluystert.

13En waer 't dat-er eenige verandering be-1314geert wierd; misschien waer die wel zoo te14 15 doen, dat - men de toneelen hun meeste 16 kwaed zou benemen 't geen zy anders me-17debrengen. Men kon zorgen daer op zoo 18 welgezedigde menschen te hebben als mo-1819gelyk waer. En d'inboorlingen onder hun19 20 volk, onder d'oogen van hunne ouders, 21 bloedverwanten en vrienden, zouden ze-22ker zediger leven en minder oorzaek geven 23 aen het kwaed 't geen Rousseau van hun23 24 ducht, als die de welke buy ten hun land by 25 den vremden zyn. En het waer ook ee-26ne behagelykheyd te meer de deugden en 27 grootheyd verbeld te zien door deugdzame27 28 lieden: ten minsten en was-er niet som-29tyds d'onbehaeglykheyd van uyt den 30 mond van eenen Sardanapalus, een' Mes-30

[p. 94]origineel

1salien, eenen Vatinius de redens te hooren30-54.111 2 van eenen Cato of Lucrees. Voorts kon-23men zorgen daer niets te laten verbelden als3 4 al wat zedig is, en zoo veel vaderlands 5 als mogelyk waer.5

6Daerenboven de toneelen van eene na-7tie zyn 't eerste, ten minsten 't aenzienelyk-8ste proefstuk van hare konsten, en 't duy-89delykste bewys van haren voortgang in de 10 goede gustie en konsten. Die natie dan die10 11 hier-in versaekt iet van 't haer te voren te11 12 brengen, en zoo uytschy nelyke zaken gants12 13 van den vremden trekt, schynt haer opent-1314lyk ten onderen te geven aen de vremde:14 15 hier door dan voeden wy zeker sterk die 16 groote en nergens anders gekende vremds-17gezindheyd die wy onder ons gevoelen: 18 hier door gemisschen wy diën fynen toet-1819steen onzer konsten.

20Uyt alle dit opgehaelde zien wy dus wat20 21 nadeel onze konsten, door die frans ver-2122waentheyd leyden. Maer het zyn niet de22 23 konsten alleen die hier door leyden; het is 24 daer door ook dat voor deze leste opgistin-25gen onzen vrydomsgeest zoo was verval-24-2526len: want liefde tot het vaderland en kon-27sten gaen schier altyd samen: zy geven 28 veel aen elkanderen: men heeft het zoo 29 gezien by de Grieken en Romynen En in-30derdaed als 't vaderlandschap buyten 't ge-

[p. 95]origineel

1val is van gedurig getergt te zyn; moet het30-55.11 2 door de konsten verlicht en gevoed wor-3den of het verslapt, gelyk wy zelfs on-34langs hier en in Holland geproeft hebben.44 5 En van gelyken de konsten zonder vader-6landerschap zyn veel minder en verliezen 7 veel: want zal de vaderlands liefde niet 8 grooter, beter, redelyker en gesierder zyn,8 9 waer-ze verlicht en gedreven is door de 10 konsten? waer welsprekendheyd, gedich-11ten, toneelen, schildering, belden, opschrif-12ten, enz. niet ophouden van-ze op te wek-13ken en overal te raken? zullen ook welspre-14kendheyd, toneelen, gedigten, redekunst, 15 histori' en diergelyke niet grooter, edelder, 16 ryker zyn waer-ze begeest zyn wegens 't16 17 vaderland?

18En zoo zeer is onze fransgezindheyd niet 19 samenstandig met een' ware vaderlands lief-1920de, dat zy zelfs daer-van eenen inbreuk is.20 21 Daer verschillige mogendheden in onder-2122handeling treden, elke denkt- er haer' eer en 23 weerdigheyd aengelegen, dat het verdrag in 24 hare tael verleden zy. Valerius Maximus2424 25 in het capittel van de gebruyken der Room-26sche staetsbediende zegt, dat die, al waren26 27 zy doorgaens in 't Grieks wel hervaren,27 28 nooit anders als in 't latyn aen de Griken 29 antwoord gaven: en dat zy die niet alleen29 30 binnen Roomen maer ook in Grikenland

[p. 96]origineel

1 en Asia deden door taelmans spreken in 't1 2 latyn: dat ook de vremde talen gebannen 3 waeren uyt alle de Rechtshoven van 't 4 Rooms gebied. De redenen van die oude4 5 plegen bedied hy te wezen, om zoo te be-56waren de hoogweerdigheyd van 't Rooms6 7 volk en van hunne ampten: om buyten 8 raek te zyn van de kracht en vloedendheyd8 9 der Grieksche sprack: om de latynsche tael 10 met meer achtbaerheyd te verbreyden on-11der alle volkeren: op dat-er niets Rooms11-12 12 ergens-in onder t vremd en waer.24-56.12

13Zoo eerden zy de moederlyke tael, schoon 14 zy daer van de minderheyd tegen de Griek-1415sche wel zagen: de hunne nog ongeschaeft15 16 en ongeregelt; de Grieksche vol allen schik16 17 en sierlykheyd: de hunne hard en onaen-18genaem, zoo zy zelfs belyden; de Griek-1819sche zoet en vloedende, ee gelyk Valerius1919 20 en Seneca zeggen, Lingua volubilis: de hun-2021ne arm en onverzien van schriften en ge-2122leerdheyd; de Grieksche overvloedig in al-23le konst en wetenschap: 't latyn de tael 24 van boeren en soldaten; het Grieks de spraek 25 der konsten, de spraek van een geëert en 26 aldergesierdste volk; 't latyn de tael van26 27 een klyn latium; het Grieks verbreyd door2727 28 rykbevolkte landen in Asia en Europa en 29 in Italiën zelf: met wat oogen zouden zul-30ke vaderlanders hebben zien invoeren een'

[p. 97]origineel

1 tael niet alleen vremd, maer ook onvol-2maekter als d'eyge?1-22

3De vaderlands liefde nochtans in een volk 4 is een onschatbaer goed. Alles is grooter, 5 edelmoediger, deugdzamer, wyzer: alles 6 is iveriger en vinniger voor bezonder en6 7 gemeyn goed. Aenzie maer d'oude Romy-78nen: zoo haest zy hun vaderland in de 9 macht der Keyzers zagen, en alles boo-9-1010gen voor de mogendheyd van Eenen; ge-1011leerdheyd en konsten bleven nog; maer die 12 republieksche grootheyd, die ingenomend-1213heyd tot een gemeyn goed, was-er niet 14 meer. Men zag geenen Brutus meer onmee-1415doogende als de wet zelf rechter zitten,15 16 straffende met de dood 's landsverraderye 17 in zyn' eyge zonen: men zag geene Curtii,17 18 geene Decii hun leven offeren voor 't ge-1819meyn: geenen Scipio, den grouwel van1919 20 Carthago, overwinner van Hannibal en20 21 Antiochus, in vrywillig ballingschap gaen21 22 op dat zyne grootheyd aen 't vaderland 23 niets zou te duchten geven voor de rust 24 en mogendheyd door hem bezorgt: geenen24 25 Regulus met verbeurte van zyn lyf raeden2525 26 het gemeyn goed, en op verbintenis van 27 zynen eed uyt d'armen van vrouw en kin-28deren keeren tot zyne beulen: men zag gee-2829ne Consuls, die, die de wet gaeven aen Ko-292930ningen, tot het purper geroepen uyt het

[p. 98]origineel

1 veld, en, naer op hunnen keer den staet1 2 verzorgt te hebben, weerkeeren tot de 3 ploeg: men zag geenen alderdeugdzaem-4sten Cato meer verschynen, om wiëns te-5gen woordigheyd alleen heel een Rooms 6 volk vermeyd stond de schaemlooze bloem-67feest aen den Raed te vragen. In de plaets3-7 8 van die grootheyd en verheventheyd 9 kwam daer nae de nederige eyge-min,9 10 baetzugt, verwaendheyd, lafhertige on-11derworpentheyd, en vleyerye.

12Het is zonder twyffel een goed voor 13 eenigelyk wel ter tael en ter sprack te zyn,13 14 en zyne redens vaerdig en onbelemmert te14 15 voeren Doch hier toe is een' zekere frank-16heyd noodig maer, gelyk by ons gezien 17 en geplogen is, wanneer zullen wy frank17 18 zyn in die vremde tael? en aldus dan, ge-19lyk gemerkt is, stellen wy ons in gezel-20schap, in gespreek, enz moetwillig ach-2021ter den Fransman. Ook hy, die hier zyne21 22 spraek, zyne drachten, kleedsels, tonce-2223len vind; die ons in alle dit herkent zyne23 24 leerlingen, zyne apen en nederige groot-25achters, beld zig seffens in, dat er niet25 26 schoon, niet groot, niet goed en is, of 't26 27 moet van Vrankryk zyn, en neemt niet 28 zonder reden den toon boven zyn' slegte 29 naeboetzers: en zoo moeten wy by hem in29 30 gezelschap den rang houden van min ge-30

[p. 99]origineel

1schaefde lieden. En waerlyk 't is een schand, 2 ons hier-in altyd gestelt te zien om te boo-23gen onder 't vremd: jae het zyn wy alleen 4 van alle d'Europische volkeren, die gelyk4 5 de barbaren, gelyk dwalende gevolktens,5 6 zonder staet of wetten, onze tael schamen6 7 en verwerpen, die in ons eyge land ver-78meydelyk spreken met den vremden.

9Voor het vaderlanderschap eener natie is 10 zeer dienstig zoo veel eygen en bezonder 11 te hebben als mogelyk is: want waer 't11 12 dat de gantsche wereld overal de zelve tael, 13 staet, zeden, wetten, godsdienst, kleed-14sels, plegten en gebruyken had; men14 15 kende geen vaderlanderschap: maer nu in 16 de verschydendheyd, allen goeden vader-1617lander mint al wat vaderlands is om geen' 18 andere reden als om dat het vaderlands is: 19 en zelfs hoe meer een' zaek uytwendigs 20 heeft, gelyk de tael, dragten, toneelen,20 21 godsdienst, zekere plechten; hoe meer zy21 22 de gemoederen van 't volk zal aentrekken. 23 Men heeft in de Tartersche overwelding van23 24 China een' menigte van Chinezen zien lie-25ver hun land verlaten als de vaderlandsche 26 dragt vad lang hair: het volk van Alexan-2627der in Asia begon hem meer te haten om 't 28 aennemen van vremd kleedsel, als om zyn' 29 ware onverdragelykheden: eenider weet,29 30 wat Peeter den grooten gekost heeft den30

[p. 100]origineel

1 invoer van onze kleeding in Rusland. wy 2 weten ook dat het gebrek van onze tael te2-3 3 weten, en Spaensche zeden in Philip den3 4 tweeden niet wynig by ons den afkeer van 5 hem vermeerdert hebben. Waerom werken 6 wy dan om zoo bekwamen band van va-67derlanderschap, de moederlyke tael, te 8 bannen?8

9En zeker die zaken van zoo groote uyt-910schynendheyd, die zoo veel uytwendigs 11 hebben, tael, drachten, toneelen vremd 12 te hebben, kan niet anders op 't volk ver-1213wekken, als een' klynachting van al wat13 14 't ons is, en grootachting van al wat vremd14 15 en uytheemsch is: en zonder twyffel hier15 16 van die vremdsgezindheyd; hier van die 17 gedreventheyd om alles te willen van el-1718ders, schoon 't inlands tweemael beter zy.18 19 Zoo ontieveren wy onze konsten, weten-1920schappen en ambachten: zoo doen wy nog 21 voort te niet gaen die dierbaer' overblyf-22sels van onz' oude konst-en-stof-werken,22 23 en vremde slegtigheden in weerde zyn. Zoo23 24 staet voornamentlyk Vrankryk den ban-2425winkel te blyven van onze sieraden: zoo 26 staet het onze vrouwen bedwelmt te hou-2627den op die eydele wekelykheden, die niet27 28 en behagen als door de nieuwheyd, maer28 29 nogtans konnen dueren om de verander-2930lykheyd 't is die allengskens ingewortelde30

[p. 101]origineel

1 vremdsgezindheyd, die die den Nederlan-12der nog meer doet zyn zelven miskennen2 3 en een klyn gevoelen hebben van zyn ey-34gen: 't geen hem klynmoedig maekt, en 5 belet te derren 't geen een ander dert.5

6Hiervan die verandering in onze zeden, 7 waervan den Heer des Roches in zyn' 8 oudsche historie van ons land in deze woor-9den klaegt: ‘Den Nederlandschen volks-10aerd,’ zegt hy, ‘is voornamentlyk 11 d'oprechtheyd en goede trouw. maer, 12 helaes, het bedrog en loozen handel zyn12 13 hier reeds ing{?}open sedert twintig ja-14ren: en eeniegelyk weet, dat het niet 15 en is, als aen 't aennememen van uyt-1516heemschezeden, dat wy die verandering 17 moeten wyten.’ dit zyn zyne woorden.7-17

18Werkzamen schryver! gy eerde de goe-19de zeden, het Nedrlandsch eenvoud en op-191920rechtigheyd! jae! laet ons die vremde wan-2021deugd betreuren, en onze gelukkige voor-2122ledentheden weerverlangen. jae nu heden, 23 terwyl de religie onzer voorouders door 't 24 heylzaem licht der reden ons hier in plaets 25 van een Auto da fé en godsdienstige moor-2526den van onnoozele ongeloovige en gewaen-27de tooveraers, in plaets van galgen, ra-2728ders, vuer en stank der blakende onplicht,28 29 niet meer kan geven als mensminnende29 30 vertoogen, tempels en netgespoelde stra-

[p. 102]origineel

1ten, bestroeit met bloemen en jeugdig1 2 groen, doorwaeyt met geurige lochien,2 3 galmende met den lof van God en met een3 4 oud ge{?}chal 't geen eertyds onze kloeke1-4 5 vaders volgde in hunne krygstogten en 6 triomfen; nu heden roep-ik met U, goe-7den man! Moribus nostris en met onzen6-7 8 ouden Lipsuis, Moribus antiquis!87-8

9Maer, goed willigen vaderlander; gy zaegt,9 10 dat onzen landsgeest ontaerdde: gy zaegt, 11 dat dit kwam van ontleende zeden: waerom 12 gingt gy niet wat veerder zien? waerom12 13 speurde gy niet nae, van waer die vremd-14heyd kwam? Had gy dat gedaen; gy had ge-15zien, dat een volk gebracht op den voet van 16 drachten, kleedsels, tael, toneelen, lied-17jes, en al wat 't meest uytwendigs heeft 18 te trekken van den vremden, niet kan 19 misschen ook de zeden te trekken van diën 20 vremden. En zoo zoud gy gezien hebben,14-20 21 dat het meeste van 't verderf daer gy van21 22 klaegt, koomt uyt d'onacht van uw' eyge 23 tael, die gy looft, en zegt ryk en overvloe-24dig te zyn, maer altyd stelt aehter die de24 25 welke gy voor eenen Nederduytsch onvol-2526leerbaer en onmogelyk herkende: die gy26 27 nooit begonst te schryven zonder een' 28 schaemlooze voorbicht van uwe gebrek-282829kigheyd. Maer peysde gy niet, dat gy dus29 30 u in 't geval stelde van den Romeyn die

[p. 103]origineel

1 kwaed Grieks schreef by Gellius? van ee-12nen onbeschaemden manken die wilt dan-3sen, of valsstemmigen die wilt zingen?3 4 Redelyke lieden zullen wel vergeven aen 5 den eenen als hy danst en den anderen 6 als hy zingt, indiën zy dit gedwongen 7 doen: doch niemand zal zynen lach hou-78den. Maer als-me den manken ziet willens8 9 dansen en den stemloozen willens zingen; 10 als-me-z-er ziet op uytzyn; dan heeft-me10 11 recht van te lachen, spotten en verach-1112ten. En, alwillens doen 't geen-me voor-1213steeds weet te zullen kwalyk doen, wat 14 is dit anders als den Bouffon spelen?14

15Voorders door diën afkeer van onz' ey-16ge tael verachten wy die heylige nalaetsels16 17 van onze voorouders, die grondwetten van 18 den staet, die hoogweerdige verbonden 19 tusschen het Volk en den Vorst: de wetten 20 op de muntzaeken, jacht, visscherye, lee-21nen, lasten, erfverkryg by doode handen:19-2121 22 die instellingen, onderrichtingen en plyt-2223wyzen der Raeden en gerechtschappen:23 24 die oude stukkeu, die, gelyk gezeyd is,24 25 de gondvestingen zyn van de tegenwoor-2526dige zeevaert-wissel-en-krygsrechten: wel-2627ke alle oorsproenglyk zyn in 't Nederduyts.27 28 Wy werken dus, om die zoo kostbare wet-28-64.129stellingen, die d'uyterste proef van genoeg-30zaemheyd in d'aldergrootste voorlede be-

[p. 104]origineel

1volktheyd ondergaen hebben, die ons ook 2 heden overal in steden en op t plat land 3 eenen schik en regeitucht bezorgen, die3 4 alle ryz{?}gers bekennen nergens anders te 5 vinden; wy werken, zegg' ik, om die dier-6bare nalaet{?}els niet meer te verstaen en in 7 eenen eeuwigen nacht te verdoempelen.7

8Maer, zal-me zeggen, om 't kwaed te8 9 meyden van 't ongebruyk der moederlyke9 10 tael; wy zullen het Frans hier de moeder-11lyke tael maken: wy zullen het doen de 12 tael worden van ons Nederland. Ik ant-13woorde vooreerst, dat deze verplantte tael 14 altyd den aerd van haren nieuwen grond, 15 den Nederduytschen aftrek, geheel neder-1516duytsche woorden, en nederduytsche uyt-17drukkingen zou behouden: gelyk men reeds 18 in een deel van Brussel begonst ziet: en dit18 19 zou wederom een ander wals worden. Doch19 20 met het walsch hadden wy wederom niet20 21 met allen: want de Walen zyn niet naeder 22 aen de fransche welsprekendheyd en ey-2223genschap der tael, als wy, gelyk wy da-2324gelyks ondervinden in onze rechtshoven, 25 en blykt uyt de hier voor opgehaelde ge-26tuygenissen van den Heer Paquot en ande-27re: en gelyk voorders aen eenen goeden25-2727 28 Fransgeleerden klaer zal blyken indiën hy28 29 de verzameling van de stukken die onze te-30genwoordige staetszaken aengaen wilt in

[p. 105]origineel

1 de hand nemen en de vertooningen van1 2 onze Walsche provincien overwegen.

3Maer, om d'onderstelling van die onbe-4wuste verfranssing kort te maken; dat on-5ze taelbanners maer eens aenmerken, dat5 6 zy die nooit verder zouden brengen als om 7 te maken, dat den stedeling niet meer kon5-7 8 spreken met zyn' omgezetene landzaten,8 9 met diën die hem dagelyks met zyne win-910ningen koomt pyzen, met zynen huer-11ling, met zynen akkerman: om te maken 12 dat den eenen gebuer den anderen niet ver-13stae, dat men onder 't zelve dak, in den 14 zelven heerd taelmans noodig heb. Maer14 15 Godt bewaer ons van de middels die de ta-16len doen veranderen of ooit verandert heb-17ben! dit zyn sterftens, uytlandingen, vyand-1718lyke overstroomingen, geweldenaryen en 19 diergelyke jonstjes van het lot der volkeren.19

20En d'ongelukkige ondervinding leert, dat 21 wy niets van de fransche tael te verwach-22ten hebben: want zy is hier al over de d{?}y22 23 hondert jeren gevestigt: en over ontrent23 24 twee hondert dertig jaren was-ze zoo ver-25re, dat-er nouwelyks eenen man, zelfs 26 geene vrouwe van tref gevonden wierd, ge-2627lyk Guicciardinus zegt, die geen frans en 28 sprak: waerom diën schryver ook ergens 29 oordeelt dat hier in 't kort alles zou frans 30 geworden zyn. Ook die tael is hier over23-30

[p. 106]origineel

1 de dry hondert jaren de tael van 't Hof, 2 van 't Gouvernement, van de Raeden, en,2 3 't geen volgt, van den edeldom en van al 4 wat iet wilt wezen. Zy is schier de gemy-45ne tael van Europa: zy is als op haren 6 aenzinelyksten autaer ter uytsluyting van6 7 d'onze geplaetst op den theater: en, 't geen7 8 al is, zy is hier geacht met een' blinde in-9genomendheyd. En is zy met alle dat voor-10deel nu verder als in den tyd van Guicciar-11dinus, over 200. jaren? is zy nu meer on-10-111112ze tael geworden als-ze dan was?12

13Waer 't zaken vast besloten was voor-1314taen het frans onze moederlyke tael te 15 maken, wat zouden onze verfransers al meer 16 konnen doen voor die tael boven de hier 17 opgehaelde voordeelen die zy reeds geno-1718ten heeft? zullen wy nog gelyk aen Ier-19land is gebeurd, alle onze oude charters,18-19 20 wetten, boeken, schriften verbranden en 21 geen een' vlaemsche letter overlaten? zul-22len zy ons onze moederlyke tael verbie-23den te spreken of te ichryven? zullen zy 24 de vlaemsche scholen verbleden en niet ge-2425doogen dan fransche? Dit zyn nogtans de 26 naefte middels die-er nog voor 't frans te26 27 beproeven zyn. Maer hoe krachtig zy ook 28 schynen; zy zouden nogtans boven d'on-2829mogelyk hekd van-z'in 't werk te leggen,29 30 nog niet genoegzaem zyn, niet alleen om

[p. 107]origineel

1 het Nederduyts te verjagen, maer ook niet 2 om het frans te doen een waer en oprecht 3 frans wezen. Ook, schoon alle die middels3 4 sedert zoo langen tyd schier in hunn' uyter-5ste strengheyd tegen d'Iersche tael gekruykt5 6 zyn; is d'Engelsche nog verre van de moe-7derlyke te worden in Ierland. En zoo moye-3-78lyk is het een volk te doen gants veran-9deren van tael, dat-me nooit stad, land-910schap, vlekke zig ziet ontmaken van hare10 11 straet-tael, of patois. Zoo houden de Wal-12sche gewesten, Normandiën, Bretaniën, 13 Provence, Languedoc hunne bezondere 14 zey - taelen, schoon-er by hun niets ge-1415geschreven word, niets in achting is, als 16 frans: zoo houd Luyk zyne leelyke tael, 17 schoon zy die, gelyk Guicciardinus zegt, 18 van over 200. jaren al schaefden en ver-1819berbeterden.16-19

20Ten zy wy dan door onze domme frans-21verwaentheyd by den alfranswillenden 22 Fransman die alles schat nae 't frans, wil-2223len blyven den naem verdienen van Gros-2324siers Flamands; 't en zy wy moetwillig on-25ze konsten, ambachten, wetenschappen 26 willen gekrenkt houden; 't en zy wy bot-2627telyk willen versaeken alle eer en achting 28 onzer natie; 't en zy wy wel veel minder 29 vaderlands liefde dragen als wy onlangs29 30 schynen getoont te hebben; wy moeten 31 het frans verlaten.

[p. 108]origineel

1Maer laet het ons gewillig doen: want, 2 alles in acht genomen, het is ons oneyn-3dig beter: niet alleen om dat het de moe-4derlyke tael is, maer ook om zyn' eyge 5 hoedanigheden, gelyk hier naer zal blyken.5

6De Duytsche is een' oude oorsprongly-67ke tael. Het is die, de welke hier gebragt6-77 8 is van voor Cesars tyden, door die Duyt-89sche, onze voorouders, die de Gallen of 10 Walen verjaegt en zig hier nedergeslagen10 11 hebben, en die zelve spraek, die ten ty-12de der Romynen hier en in Duytsland de 13 moederlyke tael was en met lichte ver chil-14ligheden nog is. Uyt den zelven Cesar, Ci-15cero, Quintilianus, Plinius en andere zien14-15 16 wy dat de Gallen Rostrum, Anserem, Cre-17tam testaceam, Picem, Asserem, Aurigam, 18 Jurisdictionem in hunne tael noemden Bec-19cus, Gansa, Merga, Becha, Planca, Rhe-20darius en Ambactus en gelyk wy in onze 21 tael zeggen, Bek, Ganze, Mergel, Pek, 22 Plank, Ryder, Ambacht, als Hulster-am-23bacht, Axel-ambacht, enz. Het is die zel-22-2324ve, de welke met eene verbastering van't 25 Latyn in Spaniën het Spaens, in Italiën 26 het Italiaens en in Vrankryk het Frans ge-27maekt heeft: die den grond is van 't En-23-2728gels: en het Zweedsch en Deensch voor 29 echte zusters kent. Hier tegen is de Fran-30sche en andere van Europa een Latyns-

[p. 109]origineel

1duyts basterdkind nog geen 700. jaren oud.

2De Duytsche tael is verdeylt in Hoog-3duytsch en Nederduytsch: waer van d'ee-4ne niet meer de moeder tael of ouder is, 5 als d'andere: gelyk by de Grieken d'eene 6 der vier dialecten niet meer oorspongelyk6 7 is als d'andere. Het Nederduyts is d'onze. 8 nochtans in het spreken nemen wy wel 9 somtyds volgens de Fransche benaeming 10 van Allemanden Flamand het woord Duytsch 11 voor Hoogduytsch, en Vlaemsch voor Ne-12derduytsch.

13Ons Nederduytsch verstrekt zig over dry13 14 vierdens van onzen tegenwoordigen staet, 15 geheel den Hollandsehen, een groot deel15 16 van 't Luyks en eenige voordere deelen15-1616 17 van 't Keyzerryk en van de Landstreke be-18neden de vereenigde Nederlanden: in zul-17-1819ker voegen dat Oostwaerts en Noordwaerts 20 het land-in niet mogelyk is te zeggen op 21 wat plaets het Hoogduytsch schyd van 't21-22 22 Nederduytsch. En Guicciardinus acht Ne-23derduytsch de gantsche groote Landstreek 24 van Gravelingen af tot Dantzig, en Pom-25meren toe. Inderdaed de spraken der kus-22-2524-2526ten en bezonderlyk die der Hanze-steden,26 27 Hamburg, Lubeck, Dantzig, Embden enz. 28 zyn meer Nederduytsch als Hoogduytsch: 29 en zelfs wy spreken met hun zeer gemak-2930kelyk, daer-ze eenen Opperhoogduytsch30 31 bynae niet en verstaet.31

[p. 110]origineel

1Onze tael heeft veel gemeyns met die 2 de welke van alle talen der wereld de beste, 3 de gesierdste, de woord-en-konstrykste is,3 4 de Griekfche: zonder dat nogtans ergens-1-45uyt t'oordeelen is, dat d'onze joenger zy5 6 als die. voor eerst, wy hebben dry genera 7 gelyk de Griken: wy hebben de articuli7 8 den, de, het; zy ho, he, to, te, ton, ten, 9 enz. hun woord mellein koomt in gebruyk 10 en beteekening overeen met 't ons zullen:10 11 hunnen comparativus gaet uyt in eros, den 12 onzen in er: hunnen superlativus in tatos 13 of stos, ste, stes, sten, enz. den onzen in 14 ste, sten: Nieuw, neos; Nieuwer, neote-15ros; Nieuwsten, neotatos: Goet, agathos; 16 Beter, belteros; Besten, beltistos. De griek-17sche infinitivi gaen-uyt in ein, d'onze in 18 en: gelyk Leichein, lekken: zy gebruyken 19 hunne infinitivi ontrent gelyk wy. zoo zeg-1920gen zy to zeëin, eis to zeëin, enz. daer wy20 21 zeggen Het zieden, te zieden, om te zie-22den, met te zieden, van te zieden. zy ver-23dobbelen d'eerste sillaeb van hunne prete-2324rita; wy zetten voor d'onze de sillaeb ge: 25 gelyk legein, Zeggen; lelecha, Gezeyd; 26 plattein, Plakken; peplaka, Geplakt; ge-27laein, lachen; gegelaka of gegelaken, Ge-28lachen. In rymen of versen nemen zy, ge-2829lyk wy, alleenelyk opzigt op vernederen29 30 of verheffen der sillaben, en niet, gelyk30

[p. 111]origineel

1 de Latynsche, op kortheyd of langheyd. 2 Ook hebben wy vele woorden zoo veel als 3 gemeyn met de Grieken, gelyk in den vol-4genden lyst te zien is. Ego, ik: moi, my: 5 emon, myn: allos, heter, ander: holos, heel, 6 al: diploos, dobbel: polu, veel, vol: neos, 7 nea, nieuw: nun, nu: hen, heni, hena, 8 een, eenen: duo, twee: treis, tria, dry: 9 hex, zes: hephta, zeven: okto, acht: ennea, 10 negen: malista, meest: apo, af: huper, op, 11 over: pro, voor: amsi, om: meta, met: 12 ekeinos, dengenen: sun, samen: sumpektos, 13 saemgepakt: brachunein, breken, korten: 14 ther, dier: kephale, kop, kopf: okkos, oog: 15 chole, galle: titthos, tette, mamme: he-1516par, lever: odontes, tanden: nephroi, nie-17ren: ker, kardia, hert, hart: gonu, knie: 18 poes, podes, voet, voeten, poot, pooten: 19 stomachos, maeg: asthma, aessem: peter,19 20 pater, vader: meter, mater, moeder: thu-21gater, dochter: logoi, leugens, logens: 22 logostrepein, logestreepen, gelyk in den 23 charter van Grimben ingevoegt in den al-24gemeynen costuemboek van Brabant en el-22-2425ders: nux, nuctos, nucte, nacht: te hole 26 nucti, den heelen nacht: aster, astera, ster-27ren: onoma, naem: thura, deur: oinos, 28 wyn: bolos, klot, kloot, bol: schia, schae, 29 schaduwe: geranos, kraen: pur, vuer: leon, 30 leeuw: karabos, krabbe, kreft: men of man,30

[p. 112]origineel

1 maend: mene of mana, maen: platus, plat, 2 wyt: platupoes, platvoet: malakos, malsch: 3 kosmios, kuysch: skafe, schip, schiff: ela-4te, latte, sperre: moros, moord, dood:4 5 mus, muys: nefele, nevel: neottia, nest: 6 skomma, schimp, schamp: flegma, fluyme:6 7 ostron, oester: oön, ey: poterion, pot: eru-8thros, rood: jeme of fama, faem: sakkos, 9 zak: aischune, schaemte: anaisc{?}os, on-10be chaemd: aisschos, aischros, eysschelyk,10 11 afg{?}ysselyk: stigma, steck: esticha, estichen, 12 gesteken: lakkos, laek, gragt, poel: helos,12 13 poel, waer van Helle, toehellen, afhel-14len: klimax, leeder, waer van klimmen,14 15 stulos, styl: schidzein, schyden: austeros, 16 stuer: sigaëin, zwygen: eluza, gelost: lusis, 17 lossing: staëin, staen: kumbon, kumbion, 18 komme: kolobion, kolder: rakos, rok: ren-19chein, ronchos, roenken, geroenk: stufein,19 20 stoppen, styven: octar, uyder: amelgein,20 21 melken: plattein, plakken: peplaka, ge-22plakt: trapein, trappen: eoös, oostsch: kop-23tein, kappen: edein, eten: leichein, lek-24ken: lineos, lynen, lynwaedt: mezos, mid-25den: metreëin, meten: amaëin, maeiën: 26 mignuëin, mengen: eleëinos, ellendig: gar-27garidzein, gorgelen: stenein, stenen: zelo-28zos, jaloes: hora, uer: notios, nat: notis, 29 nat, nattigheyd: hudromula, watermeu-30len: skopein, schouwen, zien: episkopien,

[p. 113]origineel

1 beschouwen: zeëin, zieden, ziën: axioein, 2 achten: damaëin, tammen: koilas, koilos,2 3 kuyl, dal, hol, diep: bradzein, branden: 4 spoede, spoed: spoedein, spoeden: tumbos, 5 tombe: fradzein, prazelen, praten: lastein,5 6 lasteren: neïdein, neyden, beneyden: thar-7rein, darren, derren: glenos, glans: era,7 8 eerd, aerde: en veel meer andere hier te 9 lang om op te haelen, en wytloopiger op-910gezamelt door van Leeuwen en Wolfgan-11gus Lasius.10-11

12Een' zaek, waer-in onze tael seffens by12 13 de min diepzinnige een kwade oog heeft,1313 14 is d'ongeregeltheyd in de spel wyze. Maer14 15 dit is een gebrek meer van ongesiertheyd15 16 als van ondeugd, meer in schyn als in we-1617zen. want schoon den eenen verschilliglyk17 18 spelt van den anderen; wy verwekken geene 19 dobbelzinnigheyd, en beduyden altyd de 20 zelve klanken door verschillige letters. En, 21 ingevalle men maer ons Nederduytsch wilt21 22 aendragen; dit gebrek zal gouw gebetert22 23 zyn. En wat is het te verwonderen dat ee-24ne tael, die tot hier toe altyd veracht ge-25bleven is, en die om die verachtheyd nog 26 niets groots, 't welk eens de spelwyze door 27 zyn' uytmuntendheyd vestigen kon, voor27 28 den dag gebragt heeft, iet ongesierds be-29houden heeft? De Latynsche is onder de 30 schaef der letterkondige geweest tot naer30

[p. 114]origineel

1 den tyd van Cicero toe: en men ziet uyt1 2 Suetonius de Claris grammaticis en andere,2 3 dat die tael onder hunne handen wel mer-4kelyke verandering ondergaen heeft. En 5 wat scnavingen heeft de Fransche niet ge-56leden? zeker meer dan d'onze ooit zou 7 noodig hebben.

8En laet de Fransche hier-in geregelder8 9 zyn als d'onze: in die geregeltheyd zelf 10 schuylt een kwaed 't welk nog erger is als 11 onz' ongeregeldheyd: te weten d'overvloe-12digheyd van uytnemingen. by ons zyn de12 13 letteren behalven alleenelyk de E altyd 14 van den zelven klank en kragt, zelfs ook 15 de diftongen of dobbelstemmige by de fran-16sche zyn de regels der spelwyze alleen al 17 ontrent zoo groot als onze gantsche letter-1718konst. en dat-men eens alleenelyk hunne 19 letters overwege; zy hebben-er wynige 20 die niet verschillig in verschillige woorden20 21 moeten uytgesproken worden. De letter 22 A somtyds als een E, gelyk in païs: de 23 C somtyds als K, somtyds als S, somtyds 24 als G, gelyk in cause, ceder, second: de E 25 somtyds als onze E, somtyds als A, en 26 andere klanken: en is verschillig in alle 27 deze woorden, ainé, prêtre, le, mentir: de 28 G klinkt somtyds als d'onze, somtyds als 29 zi, gelyk in gant, gener, en nog anders 30 in digne: de H somtyds verzwegen, som-

[p. 115]origineel

1tyds niet, als in honneur, honte: de I som-2tyds als een' ware I, somtyds als E, ge-3lyk in finir, fin: de L somtyds enkel, som-4tyds als oft-er een' I by was, als in ville, 5 brillant: de M en de N, somtyds als by 6 ons, somtyds door den neus vergalmt,6 7 en somtyds d'eerste als de tweede, gelyk7 8 in mine, nom, non, condamne{?}: de S som-9tyds als by ons, somtyds als eene Z, als 10 in seve, devise: de T somtyds als d'onze, 11 somtyds als een S, gelyk in toi, ration: 12 de U somtyds in haren waren klank, som-13tyds als eu, gelyk in une, un: de X som-14tyds als ks, somtyds als een S allen, als14 15 in vexer, Bruxelles: voeg-er dan nog eens 16 by hunne zoo menige diftongen, en die16 17 vocalen die-ze met meer letteren schry-18ven: wat regels zyn er nit noodig om die18 19 alleen te leeren wel uytspreken en t'onder-20schyden! by voorbeld wat regels en uyt-2021nemingen zyn - er al niet noodig voor de 22 lezing der volgende woorden: haïr, air, 23 païs, abbaïe, vaillant, lien, lient, lioient, 24 reine, veille, obeïr, nier, hier, sieur, cieux, 25 yeux, judicieux, bout, août, François, volks-26naem, François, mansnaem, enz. voeg-27er nog voorders by de menigte van regels 28 op het verzwygen van vele letters en dier-2829gelyke, als by voorbeld dat-men Anglois, 30 août, paon, taisoient, vent, moet uytspre-

[p. 116]origineel

1ken Anglé, oe, pan, tezé, van en duy-2zent diergelyke. zoo dat die lichte ongere-23geldheyd onzer spelwyze een ongelykbaer3 4 minder kwaed is als die overregeldheyd der4 5 fransche. des te meer, daer die menigte van 6 uytnemingen een onbeterbaer gebrek is, en6 7 onze ongeregeldheyd gemakkelyk weg te 8 nemen is, gelyk ik hier naer voorstelle.8

9Daerenboven onze tael is in haer eygen9 10 zoo geregelt, zoo eenstemmig in hare dee-11len, zoo eenvoudig, dat ik, naer alles wel11 12 overwogen te hebben, my laet' voorstaen, 13 dat zy zoo wynige uytnemingen verschaft 14 en zoo luttel' regels noodig heeft, dat on-15ze gantsche letterkonst niet half zoo groot15 16 is of moet wezen, als de Grieksche, La-17tynsche, Engelsche, Fransche. Die van't 18 Hoogduyts om hare veranderingen van vo-19calen en diftongen in de substantiva en ver-20ba, en andere diergelyke bezonderheden, 21 die wy niet en hebben, is ook veel groo-2122ter als d'onze.

23Daer zyn-er die hun laten voorstaen,23 24 dat-er in 't Nederduyts niets zoo welluy-25dende is, als in't Frans: andere, als-ze ee-26nig schrift van nieuwere tyden lezen, springt 27 terstond tegen 't hoofd de vremdheyd die-28ze vinden in zommige woorden; maer dit 29 zyn die, de welke geen vlaems en kennen29 30 of gewoon zyn, als de straet-tael, de tael30

[p. 117]origineel

1 van hunne dienstboden, van de mindersoort1 2 van 't volk, van straetliedjes, slechte boe-3ken, slegte plytstukken en diergelyke: die 4 niet en weten of in aendagt nemen, dat wy 5 inderdaed in onze tael noch niet schoons5 6 en hebben, en dat - ze zelfs nog van nie-67mand gesierdelyk gebruykt word: de wel-78ke niet en denken, dat de spraek der wel-9opgebrachtte en geleerde lieden zoo wel in 10 onze tael als in alle andere verschilt van 11 die van 't straetvolk. en men ziet uyt ee-12nige streken van Plautus en Terentius, dat1212 13 de Romynen ook eene lingua vernacula, 14 slavetael, straettael, boeretael hadden. Ook14-15 15 alle taelen moeten lomper zyn in lompere 16 monden: en die sierlyke uytspraek moet we-1617gens de geleerdheyd komen. Den dichtry-1718ken Gellert heeft den overleden Frederik18 19 van Pruyssen doen verwondert staen over19 20 de gevoegzaemheyd der Duytsche tael, die20 21 nogtans veel harder is als d'onze. Ook ee-22ne tael in de welke men nog niet gewoon 23 is iet anders te hooren als slegtigheden,23 24 moet daerom alleen mishagen: en tot hier 25 toe hebben wy nog geene spraek van ge-2526leerdere lieden: want wy hebben-ze nog 27 niet geoeffent of geschaeft. Hoe is het dus 28 te verwonderen dat d'ooren van 't gemyn28 29 voorkomen zyn tegen onze tael!29

30En, indiën men - ze in haer eygen be-30

[p. 118]origineel

1schouwt; zy moet in welluydendheyd aen1 2 geen' andere wyken. want gelyk zy niet 3 gegrond is op een' vremde; zoo heeft zy3 4 nog veel van die oorsprongelyke natuerlyk-45heyd van als men met de stem, gelyk met5 6 gewys en teekens, de zaken niet alleen be-67diet, maer als naeged{?}en heeft. zoo merkt-78men de grootheyd, kragt, gewigtigheyd 9 en grouwel gemakkelyk in deze, Groot,9 10 zwaer, grof, plomp, klomp, stroom, kragt, 11 sterk, straf, magt, mogendheyd, storm,11 12 zwert, donker, vermoorden, moordenaer,12 13 grouwel, grouwzaem, schroom, schrik, af-14grond, duysternis: de lichtheyd en gouwig-1415heyd in deze, licht, blikscm, vlugt, vlam-16me, iederen, vleugel, flidderen, wispelen,16 17 slibberen, huppelen, worstelen, spertelen, snel.17 18 wie ziet het beteekende niet naegedaen in 19 vink, koekoek, gedruys, bersten, perssen,19 20 vringen, huylen, fluyten, schuyffelen, hey-2021gen, plakken, kryssen, kryten, krochen,21 22 zuchten, klinken, schetteren, bliksem, don-23der, daveren, gedruys, dringen? wat is-er 24 vleyiger als onze Diminutiva, Een zoentje,24 25 liefsle kindje, hertje, mondje, mondjen, mon-26deke, mondeken, lipjes, lipjens, lipkens, 27 lippekens, enzoovoorts? Met dan naeder27 28 te zyn aen de natuer, moet dus onze tael28 29 haer beter voegen tot allerley uytdruk-2930kingen en nouwe verbeldingen, ende dus30

[p. 119]origineel

1 beter zyn tot het verwekken der gevoelig-2heden, als de fransche, die niets van de 3 versche natuer, maer alles veronteygent en3 4 verandert van andere taelen heeft: waer 5 door dus d'onze veel bekwamer waer voor5 6 welsprekendheyd, dichterye, toneelen, en 7 bezonderlyk heldedichten en treurspelen.

8In vergelyking van d'onze met de Hoog-9duytsche, is d'onze veel zoeter. voor eerst 10 de Hoogduytsche heeft veele diftongen of 11 dobbelstemmige, die zeker harder en zwaer-12der zyn als d'enkelstemmige of vocalen: 13 d'onze heeft-er zeer wynig: en die zyn dan 14 nog zagt en wynig verschillig van enkel-1415stemmige, daer in tegendeel de hoogduyt-1516sche dobbelstemmige overal zeer hard uyt-1617gedrukt worden. Ten tweeden de Hoog-18duytsche heeft ook veel meer consonanten 19 of stemlooze letters als d'onze, die hunne 20 tael zeer hard maken. by voorbeld zy zeg-21gen sanft, tzwisschen, funf, tzehen, tzwant-22zich, funftzich, tzu, durch, vernunft, du 23 zetstest, du thatest, euern, schwester, du 24 schwemst, kopf, pferd, sturtzen, daer wy24 25 zeggen zagt, tussen, vyf, tien, twintig, 26 vyftig, te, door, vernuft, gy zetde, gy 27 deed, uwen, zuster, gy zwemt, kop, peerd, 28 storten. en men moet maer de twee taelen 29 hooren spreken om te gevoelen hoe veel 30 d'onze zoeter is.

31de kortheyd of langheyd eener tael kan

[p. 120]origineel

1 wynig doen tot haere deugd of ondeugd.1 2 De grieksche is lang, en misschien wel de 3 langste van die de welke wy heden ken-4nen: nogtans zy laet daerom niet de beste4-5 5 van alle te zyn. Of d'onze langer is als 6 de fransche of latynsche is niet wel vast6 7 te stellen. Nochtans als men-ze neffens de7 8 fransche by vertaeling gedrukt ziet, ge-89meynelyk loopt den druk van d'onze ver-10der. maer dit schynt meest te komen van10 11 diën dat wy vele van onze vocalen uyt-12drukken niet met eene, maer met twee let-13ters: te weten altyd dan, als deze vocalen 14 lang zyn. zoo schryven wy dus de lange a, 15 i, u, met aa, ii, uu, of met ae, ie oft ue, 16 en de lange e en o, met - ze te verdobbe-1617len, ee, oo, het welk een' menigte letters 18 meer geeft. Daer en boven onze tael word 19 tot nog toe altyd miskent, mishandelt en 20 met veel overtolligheyd geschreven. Ik heb 21 dikwils menige latynsche Hexametra van21 22 13. 14. 15. 16. of 17. sillaben overgezet in 23 evenveel van onze gemeyne rymen van 12.23 24 en 13. sillaben, zonder iet gevoeligs van24 25 d'uytdrukkingen van 't latyn te verliezen. 26 Zoo ziet-men hier voor de zes en een half26 27 verssen van Juvenalis Nam quid rancidius27 28 &c. overgezet in gelyke zes en een half 29 vlaemse. en indiën men daer de sillaben en 30 ook de letters wilt tellen, zoo nogtans dat-

[p. 121]origineel

1men de twee letters der lange vocalen maer 2 voor eene letter rekene; daer zullen-er van 3 elks minder zyn in't vlaems, als in't latyn.

4Onze tael is zonder twyffel veel ryker 5 als de fransche. en alwie-ze byde wel kent,5 6 zal dit beleyden: en den Heer Des Roches 7 in zyn lest uytgegeve werk betuygt het7 8 duydelyk Ook als wy eene fransche verta-9ling zien van Tacitus, van Cesar, Cicero9 10 en andere, verwonderen wy terstond, dat10 11 het frans zoo groote omgangen moet ge-1112bruyken, daer wy zoo nauw het latyn kon-1213nen naedoen. Wy verwonderen ons seffens13 14 dat - men in 't frans niet en kan zeggen,14 15 wiëns zoon zyt gy, de plank staet, de plank 16 ligt daer, en menige andere. En eene groo-17te rykheyd onzer tael koomt, uyt diën zy,17 18 gelyk de grieksche, zoo gevoegzaem is om18 19 van meer woorden een te maeken. hier door19 20 konnen wy alle de grieksche konstwoorden 21 naedoen, en somtyds die te boven gaen21 22 met d'eygenheyd van het beteekende nog 23 naeder te treffen. men kan hier - van ver-2324bazende staeltjes zien in de Hollandsche ver-25talingen van Lucretius, Descartes en an-2526dere. men kan dit nog naeder beproeven 27 met overzettingen te doen uyt het grieks. 28 wy zullen, by voorbeld, zeer gemakke-29lyk naedoen Homerus in zyne Batracho-2930myomachia in zyne gemaekte vors-en-30

[p. 122]origineel

1muyze-namen limnocharis, venlust: phy-12signatus, blaeskaek: hydromedusa, water-3heerschap: psicharpax, morzelvatter: trox-34a{?}a, broodslokker: lychomyle, lekkemeu-45len: pternotrocta, hespeknager: leichopinax, 6 schotellekker: tyroglyphus, kaesholler: 7 embasichitros, potkruyper: troglodytes, 8 spleetsnapper: teutloeus, beetzak: polyphe-9mus, raeskeel: crambophagus, kooleter: 10 limnisius, poelgaft; hydrocharis, waterlust: 11 borborocoetes, slyktuymelaer: prassophagos, 12 porreyeter: cnissodioctes, geurvolger: pelo-1213bates, moortreder: sitophagus, spysnutter:13 14 prassoeus, koolgroen: artepibulus, brood-15jager: meridarpax, brokvatter. de welke 16 ik zoo overzette zonder uytzoeking, of16 17 achterlaeting, maer zoo gelyk-ze den boek17 18 voorgeeft. het welk zeker het frans nog 19 latyn niet zullen naedoen.

20Om dus de Fransche de minderheyd van 21 hunne tael seffens te doen zien, dat-men21 22 hun maer eens eenige van zulke als de voor-2223gaende saemvoegsels doe overzetten; hoe23 24 verre zullen - z'achterblyven! Dan, dat-25men maer neme een vlaems woord 't welk 26 eerst te voren koomt, en dat-men er-van26 27 beginne saemvoegsels te maken met - er 28 naer te voegen onze volgende woorddeelt-2829jens, heyd, schap, dom, te, sel, nisse, inge, 30 ig, achtig, achtigheyd, zaem, zaemheyd,

[p. 123]origineel

1 baer, baerheyd, ryk, rykheyd, lyk, lykheyd, 2 loos, loosheyd; of wel met - er deze voor 3 te stellen on, ont, be, ge, ver, over, door, 4 onder, op, af, neder, weder, her, tegen, 5 toe, aen, achter, naer, mede, saem, uyt, 6 in, binnen, buyten, mis, wan, en dierge-67lyke: en men zal bevinden dat de fransche 8 niet de helligt zullen overzetten zonder8 9 meerdere woorden, zelfs somtyds ook niet 10 met geenerley omspreuken. By voorbeld10 11 dat-men neme de woorden van het hier 12 voor ingevoegt rym Dan sprak den grooten+ 13 god enz. waer ik vinde sprak, groot, godt, 14 zwert, wang, oog dat-men dus hier van 15 make en den Fransman voorstelle overto-16zetten spraek, aenspraek, afspraek, gespreek, 17 wanspraek, spraekloos, spraekloosheyd, 18 spraekryk, spraekrykheyd, spraekbaer, on-19spreekbaer, spreekbaerheyd, onspreekbaer-20heyd, sprekelyk, on. sprekelykeyd, on{?}ge-2021spreekzaem, on. gespreekzaemheyd, on. 22 misspreken, mispreking, uytsprekelyk, on. 23 uytsprekelykheyd, on. herspreken, herspre-+24king, tegespreken, tegespraek, tegespreking, 25 toespreken, toespraek, toespreking, tussche-2526spreken, tusschespraek, tusschespreking, voor-27spreken, voorspraek, voorspreking, bespre-28ken, bespreking, besproken, besprokentheyd, 29 onbesproken, onbesprokendheyd, bespreek-30baer, on. bespreekbaerheyd, on. bespreke-

[p. 124]origineel

1lyk, on. besprekelykheyd, on. Het zelve 2 gelyk met bespreken zal-men ontrent doen 3 met verspreken, onderspreken, enz. Groot,3 4 grootheyd, grootte, wangrootte, wangroot-5heyd, vergrooten, vergrootsel, vergrooting, 6 vergrootbaer, on. vergrootbaerheyd, on. over-7grooten, overgrooting, overgrootbaer, on.+ 8 overgrootbaerheyd, on. begrooten, begroo-89ting, begrootbaer, enz. Godt, godheyd, go-10dendom, wangod, afgod, afgodendom, god-11delyk, on. goddelykheyd, on. goddeloos, 12 goddeloosheyd, vergoden vergoding, ont-13goden, ontgoding. Zwert, zwertsel, zwert-1314heyd, zwertachtig, zwertachtigheyd, zwer-15ten, herzwerten, verzwerten, ontzwerten, 16 zwerting, her. ver. ont. be. zwertbaer, 17 zwertbaerheyd, enz. enz. Wang, wangryk, 18 wangloos, wangloosheyd, ontwangen, ont-19wangt, ontwangtheyd, ontwanging. Oog, 20 oogryk, oogloos, oogloosheyd, oogrykheyd, 21 ontoogen, ontooging, ontoogtheyd, beoo-2122gen, beooging. Ik zie by voorbeld eenen steen; 23 ik maek-er-van steenachtig, steenachtigheyd, 24 versteenen, ontsteenen, versteening, ontstee-25ning, versteent, onversteent, versteentheyd, 26 onversteentheyd, ontsteentheyd, versteenbaer, 27 ontsteenbaer, versteenbaerheyd, ontsteenbaer-28heyd, onversteenbaer, onversteenbaerheyd, 29 steenryk, steenloos, steenrykheyd, steenloos-30heyd, gesteent, hersteent, doorsteent, onder-

[p. 125]origineel

1steent, gesteenigt, oversteent, oversteensel, enz.

2Die minderheyd of onrykheyd der fran-3sche tael noodzaekt hun van de grieksche3 4 te leenen alle hare konstwoorden en meni-5ge andere zoo moeten zy by voorbeld daer-6van nemen labyrinthe, atmosphere, arith-7métique, théologie, peripneumonie, epide-8mie, epizootie, en duyzent andere, die wy 9 alle nadrukkelyk overzetten Doolhof, damp-910kring, rehenkonst, godsgeleertheyd, long-11ontsteking, volkziekte, dierziekte zoo moe-+12ten zy die woorden onthouden als even 13 zoo veel' op hun eygenstaende bronwoor-1314den, die niets met andere gemeyns heb-1415ben: 't welk het geheugen overlast, de tael 16 moyelyker maekt, en hun, om aen gee-1617ne misslagen onderworpen te zyn, nood-18zaekt ook het grieks te konnen en dus zien18 19 wy dat-z'er ook dikwils nevenslaen: ende19 20 zoo hebben zy in de twee lest opgegeve20 21 woorden nog niet getroffen de bekende vee-22ziekte en nog minder de hoorneveeziekte.+

23Wy hebben voorts uyt onze tael nog23 24 dit voordeel, dat wy alle de voortbreng-25sels der Hoogduytsche ta{?}l, indiën wy wil-26len, voor ons hebben: zelfs zoo, dat d'o-27verzetting niet of wynig zal minder heb-2728ben als d'oorsprongelyke stukken. want de 29 Hoogduytsche is zoo zeer de zelve met 30 d'onze, dat-ze van malkanderen maer met

[p. 126]origineel

1 een zeer klyn verchil van uytipraek, en 2 eenige niet wyt verschillige, maer nabu-23rige, letters verschyden zyn: gelyk te zien 4 is uyt dit volgende gezang van Gesner, waer+ 5 zelfs de maeten behouden zyn.

Die Schiffahrt.+. De Schipvaert.
  Es flieht, das schif,7 Het vlied, dat schip,
  Das Daphnen weg Dat Daphne weg
  Zu fernem ufer fuehrt.9 Tot verren oever vuert.
10 Zwar dich umflattre ze-10 Dat u omfladdre nu ze-
  phir nur, phir,
  Nur liebes goetter dich.12 Nu menig minnegod.
     
  Ihr wellen, hupfet13 Gy, baeren, huppelt
  Sanft ums schif!14 Zagt om 't schip!
15 Wenn nur ihr suesser15 Wanneer haer zoet ge-
  blick16 zigt
  Aufeuern sansten spielen17 Op uwe zagte spelen
  ruht18 rust
  Ach dann denkt sie an19 Ach dan denkt zy op
20 mich. my.
     
  Ins ufers schatten singe21 Dat u in 's oevers scha-
  dir duwen
  Ietst jeder vogel zu:23 Zing ieder vogel toe:
  Und schilf und straeuche24 En riet en lisschen win-
25 winket ihr ken u
  Von sanften wind bewegt.26 Vanzagtenwind beweegt.
     
  Du glatte see bleib im-27 Gy, gladde zee, blyf
  mer fanft! immer zagt!
  Du traegst das schoenste29 Gy draegt dat schoonste
30 kind,30 kind,
  Das je den fluten sich ver-31 Dat aen de vloeden zig
  traut,32 vertrauwt,
  Rein, wie der sonnebild,33 Reyn, als der zonnebeld,

[p. 127]origineel

  Das dort auf deinem spie-1 Dat daer op uwen spie-
  gel stralt, gel straelt,
  Schoen wie die Venus3 Schoon als die Venus
  einst,4 eens,
5 Als sie aus weissem schaum5-6 Als zy uyt witten schuym
  hervor hiervoor
  Auf ihre musschel stieg.7 Op hate mossel steeg.
     
  Die wassergoetter die sie8-9 De watergoden die haer
  sahn zien
10 Vergassen da entzuekt+10 Vergeten dan verzucht
  Ihr plaetschernespiel, ver-11 Hun platschespel, verge-
  gassen da geten dan
  Die schilfbekraentzte13 Die rietbekranste Nimph.
  Nymph.  
     
15 Sie sahn der eifersuchtgen15 Zy zien dat iverzugtig
  blik16 zigt
  Und laechelnd wincken17 En lachend winken niet:
  nicht:18 Die zoete goedin zien
  Die suesse goettin sahn19 zy maer
20 sie nur20 Tot dat-z'uyt d'oevers
  Bis sie aus ufer' stieg.+21 stapt.

22Maer, zal-men zeggen, het frans is wel 23 beter verzien in alle slag van konsten, en23 24 't vlaems zou wynig. Dit is waer: en waer't24 25 dat de tael maer alleen moest dienen om 26 de konsten te zoeken en naetevolgen; ik26 27 zou de fransche voorstellen maer wy heb-28ben de tael ook, en wel bezonderlyk, noo-29dig om de konsten t'oeffenen. doch hier-toe 30 kan ons 't frans niet dienen, gelyk bewe-31zen is. Voor de navolging hebben wy de 32 Grieksche die beter is, en de Latynsche die

[p. 128]origineel

1 wy niet en konnen derven. Laet ons dus 2 zoo veel als mogelyk is vermeyden ons 3 andere taelen, als d'onze en 't latyn, nood-4zakelyk te maken. want dan hebben wy 5 nog al eene te veel.+

6En laet d'onze min verzien zyn van al-67len voorraed van konsten; laet ons geene 8 Ciceroos, geene Virgilii, geene Voltaires+ 9 voor ons zien; wy hebben ons dan van 10 hunne grootte geen' schaduwe te duchten,10 11 en zien ons nog hunne plaetsen open: zy 12 hebben ons die beste bronnen van Vader-13landsche stoffen niet uytgeput: wy hebben 14 zoo veel te verscher, vlakker en min be-1415trede veld voor onze werkingen: en zyn15 16 in andere taelen voorbereyd en geoeffent 17 om van alle die stof die d'onze geeft, ge-18bruyk te konnen maken jae, my dunkt,18 19 dat eenen zulken toestand, waer alles als 20 gereed en bedrift staet om in die nieuwe20 21 renbaen der konsten toe te varen, veel meer21 22 te verlangen als te beklagen is. De proef 23 hier-van is de Hoogduytsche tael. het is 24 nouwelyks vyftien of twintig jaeren dat-25ze geoeffent is: zy heeft nogtans van nu 26 af al menige schoone werken, en proenkt26 27 al by overzetting in alle vremde taelen.27 28 Daerenboven, gelyk bewezen is, al wat 29 die tael heeft is terstond voor ons. Het ge-2930brek dus van voorige konsten moet ons30 31 niet deeren.

[p. 129]origineel

1Ook, zal-men zeggen, het frans zal wel 2 eenen grooteren theater geven aen onze2 3 konsten: het frans is bekend geheel de we-4reld door, en ons land is klyn. Maer, voor 5 eerst, is hier-in het lot van onze tael erger 6 als dat van d'Engelsche, Hoogduytsche, 7 Italiaensche en andere, die alle niet zoo 8 gemyn zyn als de fransche, en in hunne8 9 landen nogtans de taelen der konsten zyn? 10 is het erger als eertyds dat der Latynsche10 11 die, terwyl het grieks de tael was van ge-12heel d'onwilde wereld, niet heeft gelaten12 13 op te komen? ten tweeden, is de verstrekt-1314heyd onzer tael zoo klyn? is 't gants Ne-15derland, en al wat-er ten oosten en ten 16 noorden aenpaelt klynigheyd? is de tael 17 reeds door onze Bataefsche broeders niet17 18 verbryd op welbevolkte landstreken in de 19 dry andere deelen der wereld? Daerenbo-1920ven waer 't zaken zy, zoo by de Hollan-2021ders als hier, zoo slegt niet behandelt, 22 maer geëert en geoeffent was op zulken 23 voet als zy 't kon wezen; die leegere ter23 24 zee gezetene Duytsche, en andere onze nae-23-2425buren, zouden liever d'onze aentrekken25 26 als de Hoogduytsche. zoo dat zy geene kly-27ne verbreydheyd heeft, en nog grootere 28 zal hebben als wy willen.

29En mag eenen goeden vaderlander wel 30 peyzen, myn land is my te klyn, het is

[p. 130]origineel

1 my de moyte niet weerd? En de tael van't1 2 Nederland, de tael der oude Belgen, de tael 3 van den Vrydom kan die verachtbaer zyn?33

4Jae het is de Tael van den Vrydom. 5 het is ze van alle tyden geweest, het is-ze 6 nog tot den dag van heden! Zy is, 't geen 7 aen geen' andere gebeurt, verstrekt op zoo7 8 menige verschyde staeten, den onzen, den 9 Hollandschen, den Luykschen, Hamburg, 10 Lubeck, Dantzig, Aken en andere, die8-10 11 ider hun verschillig lot, hunne verschilli-1112ge wisselvalligheden hebben ondergaen: en 13 nogtans nergens kent zy slavernye of vol-1314mogendheyd van Eenen. Jae! 't is de Tael 15 van den Vrydom! die 'k nooit met onze 16 fransverwaende zal schamen; die 'k my15-16 17 altyd zal eer achten te spreken en door 18 myn frans te doen doorschynen.

19En waerom zou onze tael moeten wy-20ken voor 't frans? waerom eene veel bete-21re stellen achter een' slechtere? waerom de 22 tael van 't grootste deel, van 't beste van 't22 23 voornaemste van onzen Staet slagofferen23 24 aen die van een klyn vierde van 't land,24 25 aen een hoekje leelyk basterdfrans?

26Ik en wil niet zeggen, dat onze walen26 27 het frans moeten verlaten. neen: dat-ze 't 28 oeffenen zoo zeer en met zoo veel hoop van 29 vrucht, als hunne tegenspoedige taelom-2930standigheden gedoogen: maer dat wy ook 31 d'onze eeren.

[p. 131]origineel

1Laet ons dus zeer geerne verlaeten die1 2 vremde spraek die ons zoo schadelyk is,2 3 en d'onze omhelzen. laet ons eyndelyk 4 hier-in eens naevolgen die gelukkige voor-45gangen van schier alle volkeren van Euro-6pa, Vrankryk, Engeland, Italiën, Spa-7niën, Duytsland. Alle deze hebben hunne 8 tael de tael der konsten gemaekt: Zweden 9 heeft onlangs nog zeer merkelyke schik-10kingen gedaen voor de zyne, en Rusland10 11 ook niet lang te voren. Den overleden Ko-12ning van Pruyssen h{?}d de Duytsche onbe-13kwaem geacht voor de konsten en het frans 14 zeer aengetrokken: maer voor zyne dood 15 begon hy daer van weer te komen: en zy' 16 nen opvolger heeft reeds het ingegreffent16 17 frans van zynen voorzaet wysselyk onder-1718plaetst met het Duyts. Laet dus ons, die8-18 19 in zoo vele zaeken d'eerste geweest hebben,19 20 hier-in eens de leste zyn. Laet ons begin-2021nen met goeden moet; en wy zullen d'an-22dere wel achterhaelen: zelfs ik derr'hopen,22 23 dat dit ons Nederlands vernuft nog eens al23 24 zal overtreffen.

25't En zy dus myne gevaderlanders ver-2526smoort zyn in d'uyterste domheyd; wy 27 zullen 't Frans verlaten en de Nederduyt-28sche tael haer' eer en achting wedergeven. 29 Laet-ons dus onderzoeken door wat mid-30delen dit alderbest te doen waer.30

[p. 132]origineel

1Vooreerst, wy zyn, gelyk gemeld is,1 2 wat regelloos in onze manier van schryven: 3 en de Hollanders zyn hier-in ook geensints 4 onverbeterbaer, nog gevestigt. Zoo dat by-45nae zoo veel verschillige spelwyzen, als5 6 schryvers gevonden worden. Al is 't dat 7 deze omstandigheden uyt hun eygen wel7 8 zoo kwaed niet zyn; zy stellen eventwel 9 onze tael voor, als een' ongeregelde en9 10 gebrekkelyke.

11Ook is by ons d'opvoeding der joeng-1112heyd tot nog toe gebrekkig en veronacht-13zaemt in haer' eerste beginsels, te weten13 14 in de Nederduytsche scholen, waer-men 15 leert lezen en schryven. Men gebruykt-er, 16 voornamentlyk op 't plat land, boeken met 17 wat te gotieke letters en zeer gotieke ge-171718dagten, gebrekkig in de tael, vol gevroen-1819ge zinnen, sommige vol enkele grofgeesti-1920ge verdigtsels zonder iet zedigs, zommige 21 vol onnoozelheden en aldertastbaerste leu-22gens, niet als fabels, maer als waerheyd 23 voorgegeven: waer door de tael misleert,15-2323 24 d'uytdrukking belemmert, de menschely-25ke reden gestut, 't joeng oordeel verwert25 26 word, en d'alderdweerste wangeloovighe26 27 den byblyven tot in d'oude dagen toe.

28Den eersten middel zy dan, dat - men28 29 make eene nieuwe verbeterde letterkonst,29 30 met voornamentlyk de regels van de spel-

[p. 133]origineel

1wyze, en nieuwe boeken voor de Vlaem-2sche scholen. De letterkonst behoorde te 3 bevatten 't geen in de Latynsche scholen3 4 begrepen is in de figuren, grammatica en 5 syntaxis, met het deel van de profodia ra-4-556kende alleen de rymkonst en niet de dicht-7konst. De schoolboeken behoorden te be-6-78helzen, al wat naer order en voortgang8 9 der Leerlingen een' goede opvoeding kan 10 vereysschen, en zoo wel Hollandsche, als 11 Vlaemsche stukken. waer-in ik ook niet 12 zou laeten ontbreken iet van onze Neder-1213landsche historie, onze bezonderste stand-1314wetten, de Brabandsche blyde-inkomst en14 15 andere diergelyke.

16Dat-men voorts in de Latynsche scho-17len zoo groote zorg doe hebben voor de 18 moederlyke tael, als voor 't Latyn.

19Dat-men ook de Rhetorica of welspre-20kendheyd doe leeren alleen in de moeder-21lyke tael. want (boven d'onmogelykheyd)21 22 een vremde en zelfs doode tael zoo wel te 23 weten dat-men op welsprekendheyd mag23 24 denken, is zeker geene zaek die in de kly-25ne scholen te verhopen is. En joengheyd25 26 de welsprekendheyd te willen leeren in een' 27 tael waer-in-ze nog teenemael nieuwelin-2728gen zyn, en daer-ze nog meer te worste-2829len hebben met de tael zelf, als met sier-30lykheyd, order, of gedachten, is oessenen30

[p. 134]origineel

1 in 't loopen, die nog slegts kan gaen, en1 2 vereysschen het welspreken eer-me nog kan2 3 spreken. Daerenboven, die welsprekend is 4 in d'een' tael is 't daerom niet in d'ander': 5 en wat kan ons de welsprekendheyd in 't 6 Latyn zoo dienstig wezen?

7Dat-men ook in de Latynsche scholen 8 de Nederduytsche en Latynsche rymkonst 9 samen leere. de rymkonst, zeg ik, niet de 10 digtkonst de konst van rymen, niet van 11 dichten te maken want, is 't dat van de11 12 dichtkonst iet leerbaer is, en niet al van de12 13 natuer moet zyn; 't is eventwel te voor-14tydig die te leeren in de klyn' scholen: ge-15lykmisschien ook wel de welsprekendheyd.15

16Onder d'alderkrachtigste middels waer16 17 zonder twyffel dezen, te weten het Neder-1718duyts op de theaters te brengen. Dit waer 19 de tael haer' eer en achting wedergeven:20 20 dit waer-ze stellen op haer' alderaenzine-21lykste plaets; dit waer-ze in de gemoede-22ren van 't volk doen voor iet vaderlands22 23 van 't eerste belang herkennen, Dit zou-ze23 24 noodzakelyk maken aen 't groot eerst en24 25 vervolgens aen 't gemyn: dit alleen zou-2526ze doen geacht en geoeffent zyn. Dan zou-27den wy eens hoop hebben van nut te trek-28ken uyt een' zaek die altyd, gelyk twee 29 voorname schryvers van deez' eeuw getuy-28-2930gen, neadeelig is, 't en zy daer eenen geest 31 van Vaderlanderschap heerscht.

[p. 135]origineel

1Een zulke verandering kon aen welden-2kende gemoederen niet dan zeer aengenaem 3 wezen. Die-er zouden tegen zyn mogt-me3 4 met reden niet aendragen dan als onrede-45lyke of kwalyk bedagte lieden, als die de5 6 welke zulk groot belang van Vaderland 7 en konsten niet en kennen of ter kwader7 8 trouw verachten.

9Voorr ed van toneelstukken te bekomen, 10 en waer geen' zaek van groote moyte. want10 11 daer en is geen frans stuk 't geen-me niet11 12 en zal overzetten met zeer wynig verlies 13 zyner deugd, en dikwils (mits de beter-1314heyd onzer tael) met teenemael geen ver-1415lies. Ook een groot deel van die vertalin-16gen, maer die nogtans veel verbetering 17 noodig hebben, is er reeds gedaen: en men+ 18 kon ze voorts gedaen krygen met voorge-1819stelde pryskens. En deze pryskens zelf wa-1920ren geen' klyn' stof voor d'aenmoeding der 21 konsten. D er zyn voorts in 't Hoogduyts 22 eenige nieuwe stukken van groote verdien-23ste: die alle, zoo wy willen, d'onze zyn.+ 24 Daer is voorts nog veel voorraed te vin-25den by de Hollanders de welke, waer 't25 26 zaken ook hunne toneelen bragten op den 27 voet der fransche, en hun meer stelden op27 28 zangstukken, ende dus alle de Nederland-29sche theaters malkanderen konden verzien;29 30 niet waer-er bekwamer om - haeren+30

[p. 136]origineel

1 hoogsten luyster te kreygen en d'aldernut-2ste te doen wezen aen staet, konsten, en 3 wetenschappen.

4Voorders het Vaderlanderschap, willen 5 wy het wederom niet gants laeten verflou-56wen oft onderdompelen gelyk het onlangs+ 7 nog geweest is, moet gevoed en onder-8houden worden. Daerom dan, daer moes-9ten ook eenige belooningen en aenmoe-910ding zyn voor onze vaderlandsche kon-11sten. bezonderlyk voor die, die 't vader-1112landerschap voeden. des te meer, daer men 13 tot hier toe voor zulke soort van ieverig-1314heden geene belooning, zelfs geen' ont-1415lasting, maer wel iet erger had te verwach-+1516ten. En op zulken voet het openbaer goed16 17 te konnen bewerken, en gedoogt eeniders17 18 lot niet. En wat Holland raekt; daer en is 't18 19 niet beter als hier. want al wat-er voor t Va-20derland is blyft daer ook ongeloont, ende 21 dus belast. Ook zoo by hun, als by ons voor21 22 deze wederzeydsche opgistingen kende-men+ 23 nouwelyks den naem van Vaderland.

24Vervolgens moesten zoo hier als daer de 25 Staten der provinciën, die het land wel+ 26 naeder raken als een Gouvernement of Stad-27houder, uyt's lands middelen een k'yn+ 28 deel schikken tot belooning en aenmoeding28 29 van Vaderlandschap en vaderland che kon-30sten. ende dus elke, naer haer vermogen,30

[p. 137]origineel

1 haere klyne vereeringen doen zonder aen-12zien van staet of provincie, oft het Hol-3landsche oft van onze onderdanen zyn. Zy 4 zouden konnen eenige geleerde mannen 5 nemen oft eenig genootschap oprechten om5 6 hun in deze zaek als raed te konnen die-67nen en daer zouden-er zeker geen' ontbre-8ken, die, als opregte Vaderlanders, voor't 9 openbaer goed hun hier toe zonder loon9-10 10 zouden verledigen. Die mannen konden ook 11 dienen om ten deele de hier voren opgege-12ve middels uyt te werken. Door hun kon-1213den ook jaerlyks voorgestelt worden ee-14nige prysjes voot zekere overzettingen,14 15 als van stukken van welsprekendheyd, van 16 redekonde, staetkonde, toneelstukken en16 17 diergelyke. en zulke prysuytgevingen zou-1718den wel meer uytwerksel doen als de he-1819daegs geplogene vragen onzer Academie.+ 20 voor zulke beantwoordingis-er geene macht20 21 van boeken of gantsche bibliotheken noo-22dig: hier van is het meeste van 't volk niet 23 afgesloten: maer staen eeniegelyk ter hand,23 24 arm en ryk, buyten en in steden: hier toe 25 word ook niet vereyscht eene veelvoudige 26 wetenschap, maer eenige g'oeffentheyd en 27 voorts natuer. 't zyn deze die best zullen 28 dienen om ware begaeftheyd die de tegen-2829spoedige fortuen zoo dikwils in 't duyster 30 houd, t'ontdekken.+

[p. 138]origineel

1Haud facile emergunt, quorum virtutibus ob-2stat 3 Res augusta domi. Juven.+

4Hier door kon-me voorts nog vinden de4 5 gene die-me tot vertaelingen van noodige 6 schoone stukken kon te werk stellen.

7Dat-me dus terstond ook zorge eenige 8 nette overzettingen te hebben van voornae-9me Grieksche, Latynsche, Fransche werken.

10Men ziet zonder twyffel, dat ik hier ook 11 wel bezonderlyk zal vereysschen van bin-1112nen de Nederduytsche gewesten op te hou-13den van de fransche tael te bevoorderen13 14 in de klyne scholen. Deze zullen hier door 15 niets verliezen. want het is waerschyne-16lyk, dat het meest dit ingevroenge Frans-1617dom is, 't welk alle de nieuwe Koningly-18ke studien heeft doen vallen of kwynen. ik+ 19 zou zelfs verder gaen, en alle openbare 20 fransche scholen verbiden, ende dus die tael20 21 gelyk 't Grieks laeten aen de liefhebbers.

22Dit zyn de middels die my tot hier toe 23 zyn ingevallen. kan-me niet met alle samen23 24 beginnen;men kan met eenige. kan-me niet 25 met de beste; men kan met de gereedste.25 26 En 't zal schier genoeg zyn te doen zien,26 27 dat ook onze tael geacht gaet zyn. Mis-+28schien zouden-er ook wel bezondere lieden28 29 gevonden worden, die door iever voor 't29 30 Vaderland zulke ondernemingen, die niet

[p. 139]origineel

1 alle last en schade zouden zyn, by maet-11-22schap of companie zouden handhaven. En, 3 waer't dat-er maer eenige zoo goede Va-34derlanders waren, die de gene, die iets 5 zullen ondernemen voor de moederlyke 6 tael, alleenelyk maer en zouden onthef-7fen van die boet die-er heden staet op hun-78nen goeden iever, van de bekostingen van8 9 drukpers en andere; ik en twyffele niet, 10 oft de natie zou allengskens iet schoons in 11 haere tael gaen zien, allengskens daer-in 12 meer behaegen krygen, en klaerziende wor-13den op d'onheylen uyt de fransche tael.13

14Men ziet hier voor, dat ik de vereenig-15de Nederlanden aenzie als deel te maken 16 van ons land, en hun met ons als een ee-1617nig volkdom achte. Zeker wat raetk onzen17 18 Vaderlandschen letterstaet; dezen moet18 19 zonder twyssel niet geschyden zyn van den 20 hunnen. want mits hier van de moederly-2021ke tael den grondsteen is, en onze tael de 22 zelve is met de hunne; zoo moet ook ons 23 letterdom gants een en 't zelve zyn. En23 24 het is zeker een gemyn goed wederzyds24 25 tot bevoordering der zelve tael en zelve 26 konsten te werken. Ook het zal my zoo 27 aengenaem zyn aen hun in 't bezonder,27 28 als aen ons te konnen dienstig zyn.

29Voorders, wy zyn inderdaed het zelve 30 volk, 't zelve in tael, imborst, zeden en30

[p. 140]origineel

1 gebruyken Daerom, laet ons gezament-2lyke Nederlanders, schoon wy van staet 3 geschyden zyn, ons ten minsten in de Ne-4derlandsche konsten aenzien als gevader-45landers en gebroeders. Laet-ons gezamen-56der-hand ons gevoegzaem Nederduytsch6 7 handhaven, eeren en versieren: en dat 8 eyndelyk de Tael van den Vrydom ook 9 eens de tael der konsten zy. En 't is aen9 10 U, Staeten der provinciën, Vaders van't 11 vaderland, eerst vooral, hier-in uw' vori-12ge onaendragendheyd te verbereren, uwen12 13 goedkeur te doen blyken, middelen van13 14 aenmoeding in-te-spannen en uyt-te-ry-1415ken zonder aenzien van staet of provin-16ciën. Begin-maer, doe-maer ict, hoe wy-1617nig het ook zy. doe-maer zien dat Gy ver-1718langt ook onze tael geëert te zien: en zy 19 zal 't wezen.

+
onacht: het niet achten (Schrant), miskenning.
moederlyke tael: moedertaal; ook Vondel e.a. 17de-eeuwse auteurs gebruikten de uitdrukking.
1
vinden: bevinden
3
konsten: kunsten
4
en: ontkenningswoord, vaak met niet, niets, noch verbonden. Verder met ontk. aangeduid.
5
eeniegelyk: iedereen
6
houd-zig: acht zich
10
overtuygtheyd: overtuiging
11
nog: noch
12
en: ontk.
14
ten aanzien van: ten opzichte van, in vergelijking met
1
ontalbaere: ontelbare
3
Voltaire: eigenlijk François Marie Arouet (1694-1778). Frans letterkundige, tevens een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Verlichting.
Boileau: Nicolas Boileau-Despréaux (1636-1711). Bekend Frans auteur van o.m. de veel vertaalde en nagevolgde Art poétique.
Montesquieu: eigenlijk Charles de Secondat, baron de la Brède et de Montesquieu (1689-1755). Vooraanstaand vertegenwoordiger van de Verlichting in Frankrijk. Zijn invloedrijkste werk was De l'esprit des lois (1748).
4
Corneille: Pierre Corneille (1606-1684). Bekend Frans dichter en toneelschrijver.
Nolet: Jean Antoine Nollet (1700-1770). Frans priester en geleerde, vooral bekend om zijn veel gelezen werken over natuurkunde.
Rolin: Charles Rollin (1661-1741). Frans humanist en historicus, auteur van Traité des Etudes (1726).
Moliere: eigenlijk Jean-Baptiste Poquelin (1622-1673). Beroemd komedieschrijver.
5
Raynal: Guillaume Raynal (1713-1796). Frans priester, historicus en filosoof. Auteur van Histoire philosophique et politique des établissements et du commerce des Européens dans les deux Indes (1770). Kantte zich tegen het kolonialisme alsook tegen de overdreven invloed van de Kath. Kerk. Was tevens een opinievormer van het nationalisme in de 18de eeuw.
Linguet: Simon Nicolas Henri Linguet (1736-1794). Begaafd Frans jurist en journalist; om zijn politieke opvattingen verbannen, gaf hij in Londen van 1777 af zijn Annales politiques, civiles et littéraires du xviiie siècle uit. Van begin 1787 af liet hij ze in Brussel verschijnen. Tijdens de Brabantse Omwenteling koos hij de zijde van de patriotten tegen Jozef ii. Werd in 1794 lid van de Franse Conventie, stierf op de guillotine.
Beaumarchais: Pierre Augustin Caron de Beaumarchais (1732-1799). Bekend Frans auteur van Le Barbier de Séville (1775) Le Mariage de Figaro (1784).
7
min: minder
8
*die: dier(?): van die
allenstond: voortdurend
9
iet van 't hun: iets van zichzelf
10
ziet-me nietmetallen: ziet men niemendal
11
Vondel, Cats: Joost van (den) Vondel (1587-1679) en Jacob Cats (1577-1660). Beroemde auteurs uit de Nederlandse Gouden Eeuw.
Pater Poorters: Adriaan Poirters (1605-1674). Zuidnederlands jezuïet. Zeer populair en in de 18de eeuw nog graag gelezen auteur van moraliserende werken (Het Masker vande Wereldt afgetrocken, Den Spieghel van Philagie) in Catsiaanse trant.
12
derren: durven
13
opstellen: stellen
20
algemeyn': algemene
onaendragendheyd: apathie(?)
21
diën: die(n)
24
stichten en collegiën: colleges waren woongelegenheden, gesticht door private weldoeners en bestemd voor de huisvesting en het levensonderhoud van (beurs)studenten. Met stichten worden waarschijnlijk ‘stichtingen’ (beurzen) bedoeld, waarbij de student alleen geldelijke steun genoot en vrij zijn huisvesting koos (de z.g. bursae volantes). Ofwel: sticht = gebouw (zie p. 13, r. 6)?
24
beschikt: bezorgd
27
bezondere: private personen
keeren: veranderen
standbelden: standbeelden
29
merkten: markten
30
mildheden: milde gaven
1
bezondere lieden: bijzondere personen
die: verwijst naar mildheden
1-2
Mecenas: Gaius Cilnius Maecenas (65-8 v.C). Raadsman van keizer Augustus (zie p. 14, r. 11-12); had een grote belangstelling voor de schone kunsten, die hij door zijn invloed en met zijn rijkdom steunde.
2
verre van daer: integendeel
geenen: geen, niemand
4
vinden: menen te moeten
als: dan
5
verteer: vertering
6
waerby: waardoor, hoe
7
iet: iets
10
aen: voor
12
van: voor
vrydom: vrijheid
13
voorlede: vroeger
luysterlyke: luisterrijke
16
uytvonden: uitvindingen
18
staetwyze: regeringsvorm
19
herzedigen: opnieuw beschaven
23
uytgeschenen: uitgeblonken, geschitterd
24
Cesar: Gaius Julius Caesar (101-44 v.C). Romeins staatsman, veldheer en auteur o.m. van De Bello Gallico en De Bello Civili.
24-25
het hoogst gelegen gedelte van Gallië, d.w.z. het gedeelte dat meer naar het zuiden ligt.
26
de klockste der Gallen de Zwitzers: Gallen, eigenlijk Galliërs, waren de bewoners van het gebied dat in de Oudheid Gallië genoemd werd en dat ongeveer kan worden omschreven als een gedeelte van het Rijnland, België, Frankrijk en Noord-Italië. Caesar, die blijkbaar ook een gedeelte van Zwitserland tot Gallië rekende, schrijft dat de Helvetiërs de andere Galliërs in dapperheid overtroffen; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek i, 1, 4.
26
kloekste: dapperste(n)
27
naer dat: nadat
27-28
waren de kloekste de Belgen: G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek i, 1, 3.
29
voor: boven
seffens: dadelijk
30
geschalmt: aangewezen
hun: hen
1
ontwerp van Heerschzugt: Caesar streefde naar de alleenheerschappij in Rome en meteen ook in het Romeinse Rijk. De onderwerping van Gallië kon niet anders dan zijn faam in Rome vergroten en hem dichter brengen bij zijn doel.
3
Bataven: Germaanse stam die zich in de 1ste eeuw v.C. vestigde in het gebied tussen Rijn en Waal dat men later de Betuwe is gaan noemen. De Romeinen roemden hun dapperheid en atletische aanleg. Een opstand die zij in 69 tegen de Romeinse overheersers begonnen, werd in 70 bedwongen.
3
omzigt: omzichtigheid
4
hun: hen
aangehaelt: aangelokt
gehouden: behandeld
7-8
Nederduytsche: in de 18de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden de meest gebruikte term voor Nederlands, nu eens in de betekenis Zuidnederlands, dan weer in algemeen-Nederlandse zin.
10
De zelve: Dezelfde
10-11
Over dezelfde onze dapperheid ... getuigt ook Strabo.
11
Strabo: (64/63 v.C.-23/24 n.C.) Grieks historicus en geograaf. Auteur van de Historika Hypomnemata (Historische Commentaren) en de Geographika. De door Verlooy bedoelde tekst komt voor in Geographika, boek iv, 4, 2-3.
12
voorders: voorts, bovendien
14
ongeveynst: oprecht
bedied: legt uit
16
daer: waar
17
strekken: zich uitstrekken, gelegen zijn
18
uytkoomt: uitkomt
19
daer naer: daarna
20
Franken: verzamelnaam voor een aantal Germaanse stammen; betekent ‘dapperen’. In de 3de-4de eeuw drongen Franken het noorden van de Nederlanden binnen. In 358 werden zij bedwongen door Julianus de Afvallige, waarna zij zich als verbondenen van Rome in Taxandria vestigden. In de 5de eeuw maakten de Franken zich meester van het huidige België en daarna, vooral o.l.v. Clovis (482-511), van een gebied dat zich uitstrekte van de Pyreneeën in het zuiden tot in Beieren in het noordoosten.
21
aengetast en verdreven hebben (staat aan het eind van de zin).
21
aengetast: aangevallen
23
voor: als
22-24
Koning der dieren: de leeuw; Koning der vogelen: de arend.
25
neerstigste: naarstigste
26
daer naer: daarna
27
opgerecht: opgericht
28
staetswyze: regeringsvorm
29-30
Ambiorix by Cesar: G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek v, 27, 3. Ambiorix was het stamhoofd van de Eburonen ten tijde van Caesar (1ste helft van de 1ste eeuw v.C).
1
op: over
2
aen: op
3-4
bleyde-inkoomst: in algemene zin: eerste, plechtige intocht van een vorst of een landsheer in een stad. Meer in het bijzonder ook gebruikt voor het grondwettelijk charter dat in 1356 door Johanna van Brabant en Wenzel van Luxemburg aan de inwoners van Brabant werd toegekend en waaraan alle Brabantse hertogen, artikel na artikel, trouw moesten zweren. Verlooy zinspeelt hier op dit charter van Brabant.
4
huldinge: huldigen betekende eertijds: als leenheer erkennen. Bij die gelegenheid werden door vorsten aloude vrijheden erkend of niewe vrijheden toegestaan.
4
*belet: beter
5
vrydomcharters: charters of oorkonden waarin vrijheden waren opgetekend.
8
Cicero: Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.). Romeins staatsman, auteur en advocaat. Zijn redevoeringen hebben gedurende eeuwen de redekunst beïnvloed. Zijn wijsgerige verhandelingen droegen ertoe bij, de kennis van de wijsbegeerte van de Oudheid voor het nageslacht te bewaren.
9-14
Ditzelfde citaat komt voor op de titelpagina van Verlooys Codex Brabanticus. Het is ontleend aan M.T. Cicero, De Re Publica, boek ii, 23, 41.
16
vermengelt: gemengd
17-18
't geen (= dat): verwijst naar vermogens. Bedoeld wordt bijgevolg: het vermogen (in de betekenis van bevoegdheid) van de koning, dat van de vooraanstaanden en dat van het volk.
19
vreede: wrede
aerden: naturen
20
borgers: burgers
21
erger: slechter
24
hoogere Gallen: zie p. 3, r. 24-25.
24
verschollen: verschild
25
van hun verschillen van: van hen verschillen in
27
de Duytsche: waarschijnlijk de Germanen.
Schiten: de Skythen werden tijdens de 7de eeuw v.C. uit het gebied van het Oude Oosten verdreven en vestigden zich in Zuid-Rusland. Levend als nomaden, waren zij gedurende eeuwen gevreesd om hun krijgstochten. De theorie volgens welke de Germanen van de Skythen zouden afstammen, komt reeds voor in de humanistische, door de klassieke auteurs geïnspireerde, geschiedschrijving. Ze is evenwel onjuist. Wel is het zo dat Germanen en Skythen deel uitmaakten van de Indo-europese volkerengroep.
28
Celten: de Kelten hadden hun stamland in het zuidwesten van de huidige Duitse Bondsrepubliek, in het gebied van Rijn, Boven-Donau, Main. Vandaar verspreidden zij zich over een groot gedeelte van de Oude Wereld, o.a. over het huidige Frankrijk, de Britse Eilanden, het Iberisch Schiereiland, Italië, Oostenrijk, Hongarije, het Balkanschiereiland, Klein-Azië. In Gallië werden zij overwonnen door Caesar. Door de romanisering verloren zij er hun eigen karakter en hun taal, die Indo-europees was. Het Keltisch bleef bewaard in Bretagne, Wales en Ierland.
Noordere: noordelijkere. De opvatting dat de Belgen afstamden van de Noordgermanen, was in de 18de eeuw vrij algemeen verspreid; men vindt haar o.m. ook terug bij J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (2 dln., Antw., J. Grangé, 1787), dl. i, hoofdst. 2.
30
wuliger: vlijtiger
3
oprechte: waarachtige
4
geplogen: zich schuldig gemaakt aan
5
meerderdeel: meerderheid
6
minderdeel: minderheid
Hier-van: Hierom, om die reden
7
zoo Cesar zegt: uit de De Bello Gallico blijkt dat Caesar bepaalde verbanden zag tussen de Belgen en de Germanen (‘Duytsche’). Hij schrijft te hebben vernomen dat de meeste Belgen uit Germanië afkomstig waren; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek ii, 4, 1. Maar daaruit is niet meteen af te leiden dat de Belgen ook Germanen waren, want het kernland van de Kelten lag eveneens in Germanië. Caesar schrijft ook dat de Belgen de Galliërs hadden verdreven (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 4, 1-2) en dat men Belgische stammen, zoals de Condrusiërs, Eburonen, Caerosiërs en Paemanen, Germanen noemde (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 4, 10). Een andere Belgische stam, de Atuatuken, noemt hij afstammelingen van de Kimbren en Teutonen, die Germanen waren (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 29, 4). Wij vonden evenwel in De Bello Gallico geen passage waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de Belgen als groep niet wilden doorgaan voor Gallen (Galliërs), maar voor Duytsche (Germanen). Tacitus daarentegen deelt mede dat de Trevieren en de Nerviërs prat gingen op een Germaanse afstamming (cfr. P.C. Tacitus, De origine et situ Germanorum, xxviii).
9
zyn: worden
14
bepaelde: beperkte, aan grenzen gebonden
18
vinnigheyd: naarstigheid
20
uytgeschenen: uitgeblonken, de aandacht getrokken
22
slag: soort
23
ten hoogsten: uiterst
24
van: door
20-25
G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek vii, 22, 1-2, schrijft dat over de Galliërs in het algemeen: ‘Singulari militum nostrorum virtuti consilia cuiusquemodi Gallorum occurebant, ut est summae genus sollertiae atque ad omnia imitanda et efficienda, quae a quoque traduntur, aptissimum.’ (De Galliërs trachtten met allerlei middelen de uitzonderlijke moed van onze soldaten te breken, want dat ras is uiterst vindingrijk en buitengewoon geschikt om alles wat het wordt aangeleerd, na te doen en na te maken). Ook Guicciardini citeert die woorden van Caesar als toepasselijk op de bewoners van de Nederlanden, zonder verder commentaar: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
26
Guicciardinus: Lodovico Guicciardini (1521-1589). Zoon van een Florentijns koopman. Hij bereisde een groot deel van West-Europa en hield lange tijd verblijf te Antwerpen, waar hij overleed. Zijn werk Descrittione di tutti i Paesi Bassi (1567) kende een grote verspreiding. Van de vertaling in het Nederlands door C. Kiliaan (1612) bestaan vele uitgaven. Voor de verwijzingen gebruiken wij: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden ... Overgheset in de Nederduytsche spraecke, door Cornelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden Historien ende aenmerckinghen vermeerdert ende verciert door Petrum Montanum, T'Amsterdam, 1612 (reprint: Amsterdam, 1968). De mogelijkheid bestaat dat Verlooy Guicciardini in een Latijnse vertaling las. Wanneer hij hem vermeldt, gebeurt dat onder de naam Guicciardinus. Bovendien citeert hij hem eenmaal in het Latijn (zie p. 32, r. 20). Om praktische redenen verkozen wij evenwel te verwijzen naar een Nederlandse vertaling.
29
(kende);: (kende),
zelve: zelfde
gezeg: gezegde
29-30
dat zelve gezeg van Cesar: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
1
uyt: (blijkt) uit
3
Caesar vermeldt dat de Nerviërs heel wat overnamen van de Romeinen. Zij lieten zich door Romeinse krijgsgevangenen onderrichten in het bouwen van gevechtstorens en het vervaardigen van breekijzers en schutdaken; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek v, 42, 1-5. Elders schrijft hij dat hij in bewondering stond voor de torens, schutdaken en verschansingswerken van de Belgen; cfr. G.J. Caesar, o.c., boek v, 52, 2.
5
met...: doordat zij...zagen
seffens: dadelijk
6
hun: hen
7
opschansingen: verschansingen(?)
8
diergelijke: dergelijke
9
nouw: exact
15
verbeldsels: afbeeldingen
20
uytnemende wel: bijzonder goed
24
trokken: vervaardigden
werkten: bewerkten
26
rademakers: wielenmakers
29
ketelaers: koperslagers
3
wolle-werken: wolgoederen
1-5
Strabo, Geographika, boek iv, 4, 3.
7
voormaels: vroeger
8
lakemakerye: het maken van laken
8-10
De cijfers die Verlooy verstrekt over de lakennijverheid in Leuven, kwamen in het Ancien Régime wel meer voor. W.F. Verhoeven, Historische tyd- en oordeelkundige aenteekeningen, met algemeyne aenmerkingen op de zelve ... (Brussel, 1778), p. 116, vermeldt dat er omstreeks 1350 in Leuven 160 000 wolbewerkers waren. P. Divaeus, Annalium oppidi Lovaniensis (uitgegeven als deel van P. Divaeus, Opera Varia, Leuven, 1757). p. 14. vermeldt achter de datum 1317 dat Leuven toen 4000 lakenateliers kende. J. Lipsius, Lovanium: id est opidi et academiae eius descriptio (uitgegeven als deel van J. Lipsius, Opera Omnia, deel iii, Antwerpen, 1637), p. 771, spreekt over 3000 tot 4000 getouwen en 200 000 inwoners te Leuven in de 14de eeuw, maar vindt deze gegevens zelf overdreven. Het is moeilijk die cijfers over de lakennijverheid en de bevolking van Leuven in de 14de eeuw te controleren. R. van Uytven, Stadsfinanciën en stadsekonomie te Leuven van de XIIe tot het einde der XVIe eeuw (Brussel, 1961), p. 471, schrijft dat het niet mogelijk is vaststaande gegevens te vinden over de Leuvense bevolking vóór 1374. Alhoewel de cijfers die Verlooy verstrekt, sterk overdreven zijn, kan men hem toch in zoverre volgen dat Leuven in de 14de eeuw, in het kader van de Nederlanden, de allure van een grote stad moet hebben gehad. R. van Uytven, o.c., p. 472, schat het aantal inwoners omstreeks die tijd op bijna 20 000.
12
deed leven: liet leven, werk verschafte
15
voorleden: verleden, voorbije
treurzigtige: treurig om aan te zien
17
omtrekken: ommuurde ruimten?
20
gelyftens: geliefte = welbehagen.
Hier: gunsten? Of: corporaties?
21
*amkachten: ambachten
op: aan
22
pyzen: denken
24
wollewerkers: wolbewerkers
25
borgten: kleine steden
27
van: voor
afkomende: aankomende
't geen: dat
29
lakemakerye: lakennijverheid
1
veewyding: het weiden van het vee, veeteelt
11
meynde: meende, dacht
3-12
In 1301 hielden Filips de Schone, koning van Frankrijk, en zijn echtgenote, Johanna van Navarra, hun blijde intrede in Brugge. Bij die gelegenheid overtrof de kledij van de vrouwen en dochters van de Brugse patriciërs in pracht en praal die van de dames uit het koninklijke gevolg. De woorden die Johanna van Navarra hierbij zou hebben uitgesproken en die door Verlooy worden vermeld, stammen uit een overlevering die geloofwaardig lijkt. Ze komen evenwel niet voor in de bronnen die uit de tijd werden overgeleverd; cfr. L. Delfos, Het avontuur van de Liebaards 1297-1302-1304 (Tielt, 1952), p. 166-167. Vaak werden ze door de auteurs tijdens het Ancien Régime vermeld. Zo b.v. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 9. Zo ook W.F. Verhoeven, Algemeyne inleyding tot de al-oude en middentydsche Belgische historie, voor zoo veel de Togten der Belgen in verre Landen, en hunne Woon-verplaetsingen ofte Verhuyzingen betreft ... (Brussel, s.d. [1780]), p. 328-329.
14
vertrokken: verplaatst
15
verbreydheyd: uitgestrektheid
16
grielde: krioelde
17
*ontelkaer: ontelbaar
18
behoortig tot: behorend aan(?)
20
nouwgebouwde: dicht bij elkaar, op korte afstand van elkaar
22
opgemaekte: opgebouwde, opgehoogde, afgewerkte
23
geheugen: herinnering (aan)
26
Hoboken-heyde: Hoboken is gelegen aan de rechteroever van de Schelde, ten zuiden van Antwerpen, waarvan het 6,5 km verwijderd is. Wat de bodem betreft, bestaat de gemeente uit twee delen: de laag gelegen polders en de hoger gelegen heide. Vanaf de 16de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw deed een Scheldearm, genaamd de Kille, in Hoboken dienst als haven.
26-27
d'Abdye van St. Bernards: De St.-Bernardusabdij, een Cisterciënzerstichting uit de 13de eeuw, bevond zich, tot aan haar opheffing in 1797, in Hemiksem aan de Schelde. In de 18de eeuw was Jan Balthasar Bouvaert (1685-1770; kloosternaam Godefridus) er als bibliothecaris, historicus, literair-historicus en dichter werkzaam.
27
*vat: van
29-30
P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek, I (Utrecht, 1858), p. 297: ‘Wanneer men niet gaarne met iemand te doen heeft, wenscht men hem op de heide van Hoboken, een spreekwoord, afkomstig van de uitbreiding, aan de stad Antwerpen gegeven, sedert de koophandel uit Brugge derwaarts verlegd werd, eene uitbreiding zoo groot, dat de schepen in dubbele rij van de stad af tot aan de heide van Hoboken op ontlading lagen te wachten.’
31
proef: bewijs
2
mogendste: machtigste
4
vuering: vuur
8
ten behoeve van: ten gunste van
11
*gemeed: gemoed
13
roerig: roerend; indrukwekkend (?)
blykteeken: bewijs
15
proef: bewijs
19
dan ter tyd: toentertijd
20
stofwerken: weefsels
22
Zelfs ik geloove: Ik geloof zelfs
24
borgten: kleine steden
25
winning: opbrengst
Ook ik heb: Ook heb ik
over: voor
27
voorste: het zuidelijkste gedeelte van de Antwerpse Kempen, de Zuiderkempen.
27-30
Het betreft hier gemeenten die gelegen zijn in het zuiden van de Belgische provincie Antwerpen, op één uitzondering na, Aarschot, dat in het noorden van de Belgische provincie Brabant ligt. In feite gaat het om de geboortestreek van J.B.C. Verlooy.
30
leeger: de term wordt door Verlooy gebruikt in de betekenis van het Latijnse woord inferior, lager (gelegen), beneden. In dit geval bedoelt hij dus: noordelijker.
3
blooken: blokken(?)
opgeschote: omhooggeworpen
4
grachten: uitgravingen
6
ziet-me: zien we
8
borreputten: welputten
10
openheyd: opening
11
den weg geven: toegang geven(?)
13
blooksgewys: bloksgewijs (Schrant)
16-17
als hier boven: zie p. 11, r. 6.
19
scherveren: scherven
20
opgeëten: opgegeten, verteerd
21
onverteerde: niet vergane
23
in: op
24
*nog dient weg te vallen
1
bebouwtheyd: bebouwing, bewerking van de grond
3
gesierdste: schoonste
van: in
5
mogendste: machtigste
6-7
Het hertogdom Limburg werd bij Brabant gevoegd na de slag van Woeringen in 1288. In de eerste helft van de 14de eeuw wist Jan iii, hertog van Brabant, verscheidene gebieden te veroveren in het Maasland. In de tweede helft van de 14de eeuw kwam Brabant onder controle van het Huis van Bourgondië; in de 15de eeuw ging het op in het grotere geheel van de Bourgondische staten.
7
*Brakand: Brabant
8
hun vernouwen: zich te kort, nadeel doen
10
verleent: geschonken
14
bedrogelingen: bedrogenen
16
schatgelden: belastingen
19
schik: orde
21
toegevendheyd: inschikkelijkheid
23
gedoogden: toestonden
24
Hanze-steden: Hanze is de benaming van middeleeuwse verenigingen van kooplieden die behoorden tot verschillende steden, voornamelijk van het Noordzeegebied, en handel dreven op verre afstand. Hier worden de steden van de Duitse Hanze bedoeld, waarvan Lübeck de belangrijkste was.
25-26
die van de Portugiessche, die van d'Engelsche natie: bedoeld worden de Portugese en Engelse kooplieden die - vooral tegen het einde van de 15de eeuw en in de eerste helft van de 16de eeuw - te Antwerpen drukke handelsbetrekkingen onderhielden en zich daarbij verenigden in georganiseerde verbanden.
30
politike: het woord lijkt hier voor het eerst te zijn gebruikt in een 18de-eeuwse Nederlandstalige tekst in de Zuidelijke Nederlanden.
30
wezens: eigenschappen, verschijningsvormen(?)
4
hielen: hielden
proef: bewijs
6
stichten: het WNT omschrijft gesticht als ‘naar de thans verouderde opvatting: al datgene wat gemaakt is, hetzij door God of de natuur geschapen, hetzij door den mensch vervaardigd: een maaksel’. Of is sticht = wat gesticht, opgericht wordt, stichting (zie p. 12, r. 27)? De geraadpleegde woordenboeken omschrijven sticht uitsluitend als gebouw, stichting.
6
geschikten: passende, geordende
8
grond: basis, grondslag
10
waer: ware
11
consulaten: de consulaten ontstonden in de Middeleeuwen. Een consul was (en is nog) een vertegenwoordiger van een staat in den vreemde, vooral bevoegd voor handels- en verkeersaangelegenheden.
12
den wissel en wisselrechten: een wissel is een gedagtekende brief, waarbij de ondertekenaar opdracht geeft de erin vermelde geldsom op een vastgestelde datum en plaats te betalen aan een erin aangeduide persoon of aan zijn gemachtigde. Het Antwerpse gewoonterecht was een belangrijke bron voor het wisselrecht.
14
wezen: verschijningsvorm
14-16
Borzen: beurzen zijn openbare gebouwen waar handelaars samenkomen ter bespreking van transacties die zonder warenuitstalling plaatsvinden. De naam is waarschijnlijk afkomstig van de Brugse makelaarsfamilie Van der Burse (14de-15de eeuw). Het eerste beursgebouw werd te Antwerpen opgetrokken in de 15de eeuw.
16
schikkingen: reglementen
17
bestier: bestuur, beheer
18
reeden: reden, ankerplaatsen
borgen: bergen
20
zeedriften: strandvonden
21
het ontmoet: de ontmoeting
22
uytreeden: uitrusten
26
van: voor
27-28
... op het handhaven van de interne orde onder de zeelieden, op hun verantwoordelijkheden en plichten...
29
in aenzien van: met betrekking tot
2
schikkingen: reglementen
6
de Neny: Patrice-François de Neny (1716-1784). Vooraanstaand ambtenaar in de Oostenrijkse Nederlanden; in 1759 voorzitter van de Geheime Raad. Schreef een verhandeling over het oude Belgische publiekrecht. Hierin heeft hij het o.m. over verordeningen die door Karel v i.v.m. handel en scheepvaart uitgevaardigd werden, verordeningen die de meeste verlichte naties hebben getracht na te volgen of aan te passen aan de eigen gebruiken; cfr. (P.F. de Neny), Mémoires historiques et politiques sur les Pays-Bas Autrichiens et sur la constitution, 3de uitg. (2 dln. in 1 vol., A Amsterdam, m.dcc.lxxv), dl. i, p. 34. Het is inderdaad zo dat de Nederlandse wetgeving in de 16de eeuw toonaangevend was op het gebied van het zeerecht en het zeeverzekeringsrecht.
9
Lombaerden: Lombarden - de benaming gaat terug op de Noorditaliaanse streek Lombardije - was de naam die gegeven werd aan Italiaanse handelaars die zich van de 13de eeuw af in de Nederlanden vestigden en er wisselkantoren en pandhuizen (lommerds) oprichtten. Het feit dat zij soms woekerwinsten maakten, bezorgde hun een minder goede naam.
9-10
Caversynen: Caversijnen noemde men geldwisselaars van Franse oorsprong (in Duitse streken had men het in dit verband over Cawertschen). De benaming gaat terug op Cahors, in de Middeleeuwen hoofdstad van de Zuidfranse bankiers en geldwisselaars.
11-12
Straboos: zie p. 4 r. 11. - Augustus: Gaius Julius Caesar Octavianus, Augustus (63 v.C-14 n.C.). Achterneef, aangenomen zoon en erfgenaam van G.J. Caesar. Eerste Romeinse keizer.
12
handelden: handel dreven
15
geboden: verordeningen, bekendmakingen
17
hun onthielen: zich onthielden
19-20
lombaerden, bergen van bermhertigheyd: lommerds, banken van lening
22
onderplaetsen: in de plaats komen van, vervangen(?)
25
schiptimmer: scheepsbouw
27
den genen: degene; die
28
Carthageniers: Carthago was in de Oudheid een belangrijke havenstad, gelegen nabij het huidige Tunis, op een in zee uitstekende landtong. Gesticht door Feniciërs, werd Carthago de hoofdstad van een uitgebreid maritiem rijk. De Carthagers kwamen in conflict met de Romeinen en werden door deze laatsten vernietigend verslagen tijdens de Punische oorlogen (264-146 v.C.).
29
wyten: toeschrijven
30
trekt: betrekt
11
nederboord: bakboord
12
hangmak: hangmat
16
ophalen: vertellen
17
D'uytvinding van 't zeekompas: ook Guicciardini vermeldt dat die uitvinding toegeschreven werd aan de bewoners van de Nederlanden, maar hij drukt ten aanzien van die bewering zijn scepticisme uit; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
20
is zeker aen ons niet: is zeker niet aan ons toe te schrijven
22
uytvond: uitvinding
zeker: onfeilbaar
23
gestadigen: bestendige
24
waer: ware
27
windnamen: benamingen van de windstreken. Ook Guicciardini wijst erop dat die benamingen uit onze gewesten stammen; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
1
juygwoord: kreet
5
ongestuymigheden: onstuimigheden
9
bynaer: bijna
12
laeten: nalaten
7-19
Is niet de letterlijke weergave van de tekst van Guicciardini (misschien een vertaling uit het Latijn?); cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 26-27.
21
Thuanus: eigenlijk Jacques Auguste de Thou, baron de Meslay (1553-1617). Frans geschiedschrijver en staatsman. Hij was een navolger van Livius en Guicciardini, schreef o.m. Historiae sui temporis.
24
voorwete: voorkennis
25
naetoe: naartoe
27
wegens: vanwege, door
29
d'Azorische eyladen: de Azoren bestaan uit negen eilanden en enkele klippen, gelegen in de Atlantische Oceaan, ten westen van Portugal (in staatkundig opzicht behoren zij trouwens tot dat land). Op oude Nederlandse kaarten worden de Azoren ook als Vlaamse Eilanden bestempeld. Zij werden nochtans ontdekt door de Portugees Gonzalo Velho Cabral (1431/1432); maar nadat de Portugese koning Alfonsus v (1432-1481) het Azoreneiland Fayal in 1466 aan zijn tante Isabella, echtgenote van de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467), voor de tijd van haar leven had afgestaan, vestigden er zich Vlamingen.
29
geley: geleide
30
Betencourt: Thuanus vermeldt Béthencourt als diegene die het eerst de Azoren in bezit nam. Hij noemt hem echter geen Nederlander, wel een Normandische edelman; cfr. J.A. de Thou, Historie universelle depuis 1543 jusqu'en 1607 (vertaald uit het Latijn; A Londres, m.dcc.xxxiv), dl. i, p. 10. Hij vergist zich evenwel: de Normandische edelman Jean de Béthencourt veroverde niet de Azoren, maar maakte zich in 1402-1404 meester van de Canarische Eilanden.
2
naer: na
4
over genen kant die (dier?): aan de andere kant van die
7
letterstand: letterkunde
10
Erasmus: eigenlijk Gerrit Gerritszoon (1469-1536). Verwierf als Desiderius Erasmus van Rotterdam wereldfaam door zijn scherpe geest, zijn geleerdheid, zijn talrijke en belangrijke publikaties. Was de belangrijkste humanist uit de Nederlanden.
11
toegebragt: bijgedragen
12
stand: staat
12-13
Universiteyt van Loven: de universiteit van Leuven werd in 1425 gesticht door Paus Martinus v en hertog Jan iv van Brabant. Ze was de eerste universiteit in de Nederlanden en werd spoedig een centrum van cultuur en geleerdheid. In de 17de eeuw en bij het begin van de 18de eeuw kende de universiteit een vervalperiode; cfr. 550 jaar universiteit Leuven (Lembeke, 1976), p. 152. Ondanks een gedeeltelijke wederopleving in de daaropvolgende decennia herwon ze in de 18de eeuw toch niet meer de glorie van voorheen; de organisatie van de academische bedrijvigheid bleef vatbaar voor verbeteringen; cfr. C. Terlinden, Les avatars de la chaire de droit public à l'université de Louvain au XVIIIe siècle, in L. van der Essen e.a., L'université de Louvain à travers cinq siècles (Bruxelles, 1927), p. 204. Bovendien kreeg de universiteit toen af te rekenen met de inmenging van de Oostenrijkse gezagdragers, een inmenging die in de periode van keizer Jozef ii leidde tot een openlijke strijd.
14
Lipsius: Joost Lips (1547-1606). Zuidnederlands humanist en klassiek filoloog. Professor in Jena, Leiden en Leuven. Genoot grote faam als tekstcriticus, o.m. door zijn uitgaven van werken van klassieke auteurs.
16
weergebragt: teruggebracht
guycheleryen: goochelarijen
17
Boerhaven: Hermannus Boerhaave (1668-1738). Nederlands genees- en scheikundige die grote bekendheid verwierf met zijn wetenschappelijke werken, die in verscheidene Europese talen en ook in het Arabisch werden vertaald. Schreef Elementa Chemiae en Institutiones Medicae.
Vanzwieten: Gerard van Swieten (1700-1772). Nederlands geneeskundige. Leerling van Boerhaave. Lijfarts van Maria-Theresia en ontwerper van een hervormingsplan voor de universiteit van Wenen. Hij publiceerde o.m. over het werk van Boerhaave.
20
Van Espen: Zeger Bernhard van Espen (1646-1728). Zuidnederlands r.-k. theoloog. Was tevens een van de grootste autoriteiten op het gebied van het canoniek recht van zijn tijd.
Grotius: Hugo de Groot (1583-1645). Nederlands rechtsgeleerde en staatsman. Grondlegger van het volkenrecht. Sommige van zijn werken (o.m. De jure belli ac pacis) genoten wereldfaam.
Voet: Paulus Voet (1619-1667). Nederlands jurist, bekend om zijn bijdrage tot de ontwikkeling van het internationaal privaatrecht (statutenleer), ofwel - en dat is het waarschijnlijkste - zijn zoon Johannes Voet (1647-1713), befaamd om zijn belangrijke werken over het Oudvaderlandse (Oudhollandse) recht.
Vinnius: Arnoldus Vinnius (1588-1657). Nederlands jurist, volgeling van Donellus en een van de grote kenners van het Romeins recht.
21-22
Kerkelijk recht of canoniek recht is het recht dat toegepast wordt door de R.-K. Kerk.
22
licht: luister
25
vond: uitvinding
27
Haerlem-Antwerpen: de auteur zinspeelt op Laurens Jansz. Coster (1405-1484) uit Haarlem, die volgens Nederlandse overlevering te beschouwen is als de uitvinder van de boekdrukkunst, en vermoedelijk op Christoffel Plantin (ca. 1520-1589), die in Antwerpen een van de grootste en bloeiendste drukkerijen van zijn tijd oprichtte.
30
proenkt: pronkt, schittert
2
Caesar wijdt een volledig kapittel aan de ‘essedum’. Hij verhaalt hoe deze strijdwagen in Brittannië gebruikt werd tijdens de gevechten; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek iv, 33.
5
Naer: Na
7
aenveerd: aanvaard
9
niet als: niets dan
9-10
Virgilius: Publius Vergilius Maro (70-19 v.C.). Grootste Romeinse dichter; auteur van de Aeneis, het nationale heldendicht van de Romeinen. In zijn Georgica, boek iii, 204 heeft hij het over de Belgische wagens: ‘... Belgica vel molli melius feret esseda collo...’ (of veeleer zal het, met een volgzame hals, de Belgische wagens voorttrekken...).
10-12
Cicero heeft het herhaalde malen over de ‘essedum’. Hij gebruikt het woord in de betekenis van reiswagen: Ad Atticum, vi, 1, 25; Philippica II, xxiv, 58; Ad Trebatium, Fam., vii, 7, 1. Toch kent hij het ook in de betekenis van strijdwagen. De essedarius was de wagenmenner van een ‘essedum’ in het gevecht; cfr. M.T. Cicero, Ad Trebatium, Fam., vii, 6, 2.
12-15
Lucanus: Marcus Annaeus Lucanus (39-65). Neef van Seneca en belangrijk Latijns dichter. In zijn werk over de burgeroorlog vermeldt hij de hier bedoelde wagen; cfr. M.A. Lucanus, De Bello Civili, boek i, 426: ‘... et docilis rector monstrati Belga covinni.’ (... de Belg, voegzame leerling bij het besturen van een krijgswagen...).
16-17
Nomenclator: de Nederlandse humanist Hadrianus Junius (Adriaen de Jonghe, 1511-1575) is de auteur van een veeltalig woordenboek, Nomenclator omnium rerum propria nomina variis linguis explicata indicans (Antwerpen, 1567), waarvan nog in de 17de en 18de eeuw talrijke, vaak tot twee of drie talen beperkte uitgaven verschenen.
18-21
Cicero heeft het over de ‘raeda’ in zijn Pro T. Annio Milone, 10, 20 en 21. Tevens handelt hij in dezelfde rede, Pro T. Annio Milone, 10, over de ‘raedarius’, waarmee hij de menner van de wagen bedoelt. Ook Caesar gebruikt het woord ‘raeda’ in De Bello Gallico, boek i, 51 en boek vi, 30.
23
Wolfgangus Lasius: Wolfgang Lazius (1514-1565). Weense arts, historicus en filoloog, auteur van o.m. De gentium aliquot migrationibus, sedibus fixis, reliquijs, linquarúmq ... (Bazel, 1557), waarin hij, p. 25-36, vergelijkende woordenlijsten van het Duits, het Latijn en het Grieks publiceerde, die moesten leiden tot het besluit dat zijn moedertaal superieur was aan de klassieke talen.
26
Seeze: sjees (Van Dale: licht, hoog, tweewielig rijtuig met kap), uit het Frans chaise, al blijkt Verlooy die etymologie te verwerpen.
29
*vastgemakte: vastgemaekte
2-31
De ‘essedum’ was een tweewielige strijdwagen van Keltische oorsprong, die de Romeinen bij de Belgen aantroffen. De Romeinen gebruikten hem als reiswagen en lastwagen. De ‘covinnus’ was een strijdwagen die omstreeks dezelfde tijd in Brittannië voorkwam en sterk op de ‘essedum’ geleek. De Romeinen wendden hem aan als reisen renwagen. ‘Raeda’ is een woord van Keltische oorsprong dat te Rome gebruikt werd voor een reiswagen die voorzien was van vier wielen. Deze passage over wagens, met vermelding van auteurs als Caesar, Vergilius en Lucanus, komt ook voor bij L. Guicciardini, die evenwel niet naar Cicero verwijst; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4. Het feit dat Verlooy Cicero wel noemt en ook de Nomenclator citeert, schijnt er eens te meer op te wijzen dat hij zijn lectuur op zelfstandige wijze verwerkte. Andere auteurs, tijdgenoten van hem, schreven over hetzelfde onderwerp zonder identiek dezelfde gegevens te verstrekken; cfr. W.F. Verhoeven, Algemeyne inleyding (zie p. 9, r. 3-12), p. 37-38 en J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), dl. i, p. 321 en 325.
1
buspoeder: buskruit
4-5
Volgens inlichtingen, ingewonnen te Doornik, is de herinnering aan dit proces er niet bewaard gebleven. Evenmin kent men er in het oude taalgebruik het door Verlooy aangehaalde gezegde. Wel komt daarin voor: ‘Il faut se tenir à carreaux’, wat zoveel betekent als ‘Men moet op zijn hoede zijn’. Het huidige Frans kent nog ‘se garder à carreau’, wat ongeveer dezelfde betekenis heeft. De door Verlooy gebruikte uitdrukking komt in werkelijkheid uit het kaartspel (carreaux = ruiten).
14
teerlingsgewys: teerlingvormig
16
zoomen: zoals men
17
Venloo: Venlo, oude Hanzestad aan de Maas, was tot 1867 tevens een vesting. L. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Venlo (Venlo, 1843), p. 97, vermeldt dat er tijdens de 16de eeuw in de stad een demonstratie met bommen plaatsgreep, naar aanleiding van een bezoek van hertog Johan van Kleef. Ten gevolge van een onvoorzichtigheid brak er toen een brand uit. Hetzelfde kan men lezen bij H. Uyttenbroeck, Bijdragen tot de geschiedenis van Venlo, dl. iv (Venlo, 1914), p. 59, die eraan toevoegt dat de ontwerper van de bommen Jan de Bussemaker was. Of de bommen werkelijk uitgevonden zouden zijn te Venlo is niet zeker, al laat L. Keuller, o.c., p. 98 dit vermoeden.
18
Bommel: Den Bommel is een landbouwgemeente op het eiland Overflakkee (Zuid-Holland). De bewering dat bommen voor het eerst gebruikt werden in Bommel, heeft te maken met de naam van de gemeente; de historische betrouwbaarheid ervan kan evenwel betwijfeld worden. L. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Venlo (Venlo, 1843), p. 97-98, zegt dat de bommen die te Venlo werden vervaardigd, voor het eerst gebruikt werden in Wachtendonk.
22
orloziën: uurwerken
25
voorders: voor het overige
20-26
Guicciardini schrijft inderdaad de uitvinding van het horloge toe aan de bewoners van de Nederlanden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 20), p. 4.
27-29
Guicciardini looft de muzikale aanleg van de bewoners van de Nederlanden. Hij weidt uit over het feit dat zij verscheidene instrumenten wisten te bespelen en dat de Nederlanden talrijke vooraanstaande componisten telden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
3-5
De hoedenmakerij, die uitvinding om de wol door middel van vocht en warmte tot een soort was om te vormen...
6
eerstelyk: aanvankelijk, vroeger
nae: naar
drachten: modes
8
bekwaem: geschikt
10
wezendheyd: werkelijkheid
11
een mannelyk hoofd, in afbeldsel: een mannelyk hoofd, als in afbeldsel (afbeelding, portret)
3-12
Ca. 1680 begon men te zoeken naar een nieuwe, strengere vorm voor de hoed: de grote, breedgerande hoed ontstaat, in stijver materiaal, met lage bol en één of twee randen omhooggerold tot dicht tegen de bol. Naderhand wordt ook de derde rand omhooggebogen en worden de drie randen tegen de bol samengebonden: zo ontstaat de stijve, driehoekige steek, kleiner van formaat, die tot aan de Franse Revolutie in gebruik blijft. Omdat op de hoge pruik een dergelijke hoed moeilijk te dragen was, werd het de gewoonte de steek onder de arm te dragen.
14-19
De feiten waarop Verlooy zinspeelt en de bron waaraan hij ze ontleende, zijn voorlopig niet te achterhalen. Moet men denken aan bemiddeling via de Oostindische Compagnie?
19
voordere: verdere
proef: bewijs
24
lonkpypen: microscopen of verrekijkers?
28
de gene: die (d.i. de uitvinding)
29
huyshoudigen: huishoudelijke
uytvond: uitvinding
1
hem: zich
5
sleet: afzet, verkoop
vertier: omzet
6
de leegere Nederlanders: de in het Noorden wonende Nederlanders (cfr. p. 10, r. 30).
8
Wilem Beukelens: eigenlijk Willem Beukels (14de eeuw). Visser uit Biervliet in Zeeuws-Vlaanderen. Hij verbeterde de techniek van het kaken van haring. Door een eenvoudige ingreep kwam hij ertoe op vlugge wijze de vis van zijn ingewanden te ontdoen.
10
naer dat: nadat
10-11
Boekshering: dialectische vervorming van Zuidned. boksharing = bokking.
12
nakoomst: nageslacht
12-13
Biervliet: zie p. 21, r. 8.
13
treffelyke: fraaie
vereert: geschonken
15
vinnigheyd: naarstigheid
uytgaet: uitgaat naar, gericht is op(?)
16
waer: ware
noodzakelyk: het onmisbare
17
heerlykheyd: luister
22
diergelyke: dergelijke
18-24
De valkejacht werd reeds beoefend gedurende de Oudheid in Mesopotamië en in China. Ze kreeg in onze gewesten een grote betekenis in de Frankische tijd. Bepaalde streken, zoals de omgeving van Turnhout en het gebied van Valkenswaard, verwierven faam als centra voor het africhten van roofvogels.
26
ontverhouwbaer: niet te houwen, kloven
30
vuer: schittering
1
nae: naar
25-22.5
De techniek van het diamantslijpen werd in de 15de eeuw vervolmaakt door de Bruggeling Lodewijk van Berchem. In de 15de en vooral in de 16de eeuw werd Antwerpen een belangrijk centrum van diamantbewerking; cfr. D. Schlugleit, Geschiedenis van het Antwerpsche Diamantslijpersambacht (1582-1797) (Antwerpen, 1935), p. 9. Uit de nieuwe vormen van bewerkte diamanten die in die tijd opdoken, is af te leiden dat er zich toen een evolutie in de diamantbewerking voordeed, die wijst op de kennis van de techniek van het kloven; cfr. J. Walgrave, Geschiedenis van het diamant in Antwerpen, in Antwerp World Diamond Centre (Antwerpen, 1973), p. 196. Op het einde van de 15de eeuw wordt het kloven te Antwerpen reeds als een normale bewerking vermeld; cfr. Diamant, geschiedenis en techniek (Antwerpen, 1968), p. 16. Men mag bijgevolg veronderstellen dat de bloei van de diamantbewerking te Antwerpen in de 15de en 16de eeuw gepaard ging met het tot ontwikkeling brengen van de techniek van het kloven aldaar; cfr. J. Walgrave, o.c., p. 196. Deze techniek werd en wordt in hoofdzaak beoefend in kleine, vaak door gezin en familie bepaalde werkverbanden: vandaar ook het bewaren en overleveren van de geheimen van het vak. Het kloven was, volgens Schlugleit, tijdens het Ancien Régime in Antwerpen een ‘vrije conste’; degenen die het beoefenden, stelden zich zelfstandig op tegenover het diamantslijpersambacht; cfr. D. Schlugleit, o.c., p. 115. Dat wordt bevestigd door G. Lenzen, die noteert dat in 1672 het kloven voor het eerst wordt opgenomen in de gildestatuten als behorende tot het diamantslijpen, wat heftige reacties uitlokte van de klovers: ‘Het clieven van de steenen is eene vrye conste sonder dat men daer in gewoon is te doen eenige proeve’; cfr. G. Lenzen, The history of diamond production and the diamond trade (Londen, 1970), p. 103-104.
8
herstelders: die (de kunst) in eer herstelden
15-16
Jan Van Eyk van Brugge: Jan van Eyck (overleden te Brugge in 1441). Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de School van de Vlaamse Primitieven. Bij het mengen van zijn verven gebruikte hij lijnolie en notenolie, een techniek die een baanbrekende betekenis had voor de schilderkunst. Ook Guicciardini schreef dat de olieverf in Brugge werd uitgevonden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
16
Georgius Vasarius: Giorgio Vasari (1511-1574). Italiaans schrijver, architect en schilder. Zijn werk Le vite dè più eccellenti Pittori, Scultori e Architetti (1550) kende een grote verspreiding in en buiten Italië.
19
Rubens: Petrus Paulus Rubens (1577-1640). Grootste Vlaamse barokschilder, tevens diplomaat.
24
aen: voor
25
Apelles: (4de eeuw v.C.) uit Colophon. Hofschilder van Alexander de Grote, gold als de grootste schilder uit de Oudheid en als model voor alle latere schilders. Met ‘onzen Antwerpschen A.’ is Rubens bedoeld.
21-25
Ten tijde van Verlooy werkten M.J. Geeraerts (1707-1791), J.F. Beschey (1717-1799), P.J. Verhaghen (1728-1811), A.C. Lens (1739-1822) en W.J. Herreyns (1743-1827) in Rubensiaanse trant. De Bruggeling Jan Garemijn (1712-1799) schilderde pittoreske, eigentijdse gebeurtenissen, J.F. van Dael (1764-1840) en P. Faes (1750-1814) bloemstukken. Portretschilders waren F.L. Lonsing (1739-1799) en J.J. Lens (1746-1814), landschapschilders J. Antonissen (1737-1794), J.L. Demarne (1754-1829) en B. Ommeganck (1755-1826). De classicistische stijl van David werd nagevolgd door P.N. van Reysschoot (1738-1795), J.B. Suvée (1743-1807) en F.J. Kinsoen (1770-1839); cfr. J. Duverger e.a., Kunstgeschiedenis der Nederlanden, dl. iii (Utrecht-Antwerpen, 1956), p. 86-96, en Grote W.P., Compendia Vlaanderen, p. 223-4.
26-27
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6. r. 26), p. 4.
30
uytnemenden konstenaer: waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld de firma Maximiliaan-Emmanuel de Angelis en zonen, die in de 2de helft van de 18de eeuw in Brussel bedrijvig was op het gebied van de glasschilderkunst.
2
plaesterkonst: kunst van het stukadoren
4
neffens: naast
6
aen: voor
8
Phidias: (Grieks: Pheidias) (5de eeuw v.C.) Atheens beeldhouwer. Werkte mee aan de wederopbouw van de Acropolis, maakte er het bronzen beeld van Athena Promachos voor en het befaamde beeld van Athena Parthenos. Voor de Zeustempel te Olympia schiep hij een 12 m hoog, zittend beeld van de oppergod.
Praxiteles: (4de eeuw v.C.) Atheens beeldhouwer.
9
ongeloond: niet beloond, zonder loon
5-10
Toenmalige beeldhouwers waren in de Zuidelijke Nederlanden o.m. J.J. van der Neer (1718-1794), F.A. Nijs (1724-1805), J. Fernande (1741-1759, de hofbeeldhouwer van de landvoogd Karel van Lotharingen), de bekende G.L. Godecharle (1750-1835), J.F. van Geel (1756-1830) en P.F. Le Roy (gestorven te Brussel); cfr. J. Duverger e.a., Kunstgeschiedenis der Ned., dl. iii, p. 117-173, en Grote W.P., Comp. Vlaand., p. 276-7.
10
by ons eerst: vooral bij ons
13
Oudenaerde: In Oudenaarde, gelegen aan de Schelde in Oost-Vlaanderen, kende de tapijtweverij een grote bloei van de 15de tot de 17de eeuw.
Brussel, sinds de 16de eeuw in bestuurlijk opzicht de belangrijkste stad van de Zuidelijke Nederlanden, werd een belangrijk centrum van tapijtweverij op het einde van de 15de eeuw. In de eerste helft van de 16de eeuw was Barend van Orley er een belangrijk ontwerper van kartons voor tapijten. In de 17de eeuw ging de tapijtweverij achteruit.
14-15
is in deze Nederlanden uytgevonden: Ook Guicciardini was die mening toegedaan; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
20
ontleyd: ontroofd
23
volkomingen: vervullingen van wensen, tegemoetkomingen
17-27
Onder het bewind van Lodewijk xiv werd Frankrijk de machtigste mogendheid op het Europese vasteland. Het kende, vooral op cultureel gebied, een grote uitstraling. Gespecialiseerde arbeiders uit de Zuidelijke Nederlanden werden in die periode door Franse bedrijven aangetrokken, zelfs in die mate dat van officiële zijde werd gereageerd en gedreigd met gerechtelijke vervolgingen tegen diegenen die naar Frankrijk wilden uitwijken; cfr. H. Pirenne, Geschiedenis van België van het begin tot heden (vertaald o.l.v. dr. A. van Loey, Brussel, s.d.), dl. iii, p. 41. Brussel werd in die periode door de Fransen beschoten (1695) en samen met de rest van het land ook gedurende jaren door hen beheerst. Het was de tijd van de oorlog van de Liga van Augsburg (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1700-1713).
27
gebreken: ontbreken
28
in zyn uyterste: op zijn uiterste, stervende
27-31
Omstreeks 1770 ging het laatste atelier in Oudenaarde dicht. In Brussel bleef het atelier Van der Borght tot omstreeks 1794 werkzaam.
6
daer: waar
7
geestigheyd: vernuft
6-10
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
10
Europische: Europese
11
zeywerkerye: zijdeweverij
15
*wonderschynen: wonder schynen
herstelling: herstel, wedergeboorte
22-23
op den goeden voet gestelt (hebben): een stevige grondslag gegeven, tot bloei gebracht (hebben)? P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek (zie p. 9, r. 29-30) vermeldt, zonder nadere verklaring: Het staat op goede voeten.
20-30
Verlooys woorden zijn een persoonlijke parafrase of vertaling van de tekst van Guicciardini; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
1
proef: bewijs
redens: argumenten
wetenschap: kennis
6
aengehaelt: aangelokt
30-25.1-8
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
9
vinnige: naarstige
10
vorens: voren
opgehaelde: wat werd vermeld
12
achtergebleven:nagelaten
hun: hunne
15
over: voor
18
op: met
spellewerk: speldenwerk, kantwerk
21
gebied: gezag
29
Land van Waes: ingesloten tussen Durme en Beneden-Schelde, bestond het Land van Waas in de Middeleeuwen uit 19 dorpen. Heden ten dage is St.-Niklaas er de belangrijkste plaats. De aanwezigheid van klei in de ondergrond, dicht bij de oppervlakte, heeft tot gevolg dat het Land van Waas een vochtige en vruchtbare bodem heeft.
30
oordeelryke: oordeelkundige
ryzers: reizigers
2-3
Kempen: geografische streek in het noordoosten van België, die zich over een groot gedeelte van de provincies Antwerpen en Limburg uitstrekt. De bodem is er overwegend samengesteld uit grof zand, zodat hij over het algemeen weinig vruchtbaar is. Toch bleef de landbouw er de belangrijkste economische bedrijvigheid tot in de 20ste eeuw.
4
moeten: danken (Fr. doivent)
5
wezen: voorkomen(?)
6
niet verwonderen: er zich niet over verwonderen
8
treffelyk: behoorlijk
9
bunderen: bunders: vlaktemaat
daer: waar
10
d'enkele: alleen maar de
12
derven: missen, afstaan
15
een huyshouden hebben: een huisgezin te onderhouden hebben(?)
16
daer: waar
nog: noch
17
en: ontk.
20
niet: niets
als: dan
kordewagen: kruiwagen
21
schup: spade
Daer: Waar
22
schoren: ontbreekt in de woordenboeken en idiotica; synoniem van poozen: rustpozen, onderbrekingen van de werktijd.
22
en: ontk.
23
hekel: werktuig bij de vlasbewerking
26
hof: tuin
28
zyssel: zeis
3
en: ontk.
pyze: denke
4
en: ontk.
5-6
waer 't zaken (ware het zake = indien) my den tyd gebeurde (= te beurt viel?), daer waer (= ware) veel by-te-vindent (= meer te ontdekken)
9
nutte: nuttige
uytvonden: uitvindingen
13
vryzugtigheyd: zucht naar vrijheid(?)
19
Linguet: zie p. 2, r. 5.
19
diergelijke: dergelijken
23
In Cesars, tyden: zie p. 6, r. 7.
27
onootmoedige: niet ootmoedige
29
Vriezen: Friezen
2
naer: na
bevraging: navraag
5
op: ten opzichte van
29-28.9
Deze anekdote werd ontleend aan Tacitus; cfr. P.C. Tacitus, Annales, boek xiii, 54. Ook J. des Roches vermeldde ze in zijn werk; cfr. J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), dl. i, p. 289.
11
fabriken: gebouwen
17
volslage: volledige, complete
18-19
dan waren wy zeker zoo kruypende niet achter de Fransche: toen kropen wij de Fransen zeker niet zo achterna
21
nog: noch
25
voor: voorop
26
vinden: bevinden
27
Waerby: Waardoor
28
gedeyst (cfr. deinzen): achteruitgegaan
30
afneming: verzwakking
1
't huys van Burgondiën: in 1363 schonk de Franse koning, Jan ii (1350-1364), Bourgondië aan zijn jongste zoon, Filips de Stoute. Die huwde in 1369 Margareta, dochter van de graaf van Vlaanderen. Hij werd de grondlegger van de macht van het Bourgondische Huis in de Nederlandse gewesten. De hertogen van Bourgondië verwezenlijkten tijdens de 15de eeuw in grote mate de territoriale en bestuurlijke eenmaking van de Nederlanden. Bij het creëren van nieuwe instellingen werden zij geïnspireerd door het Franse voorbeeld en bekleedden zij talrijke ambtenaren van Franse herkomst met belangrijke functies. Onder hun beleid won de Franse taal aan betekenis in de Nederlanden. Dat de ‘vernedering van onzen volksaerd’ met de komst van het Bourgondische Huis begon, is in de loop van de 18de eeuw een telkens weer gehoorde opvatting (bij de Brugse dichter J.P. van Male, bij W.F.G. Verhoeven, bij J.N. Paquot), die het eerst geformuleerd werd door de 16de-eeuwse humanist Meyerus (J. de Meyer(e)).
4
nagesleept: achter zich gesleept
4-6
Het (Bourgondische Huis) voerde dadelijk het Frans als voertaal in...
5-6
d' eerste raden: de belangrijkste instellingen op bestuurlijk en juridisch gebied.
7
voegen: schikken
nae: naar
8
de schrijfwijze raeden naast raden (p. 29, r. 6 en p. 29, r. 17) is waarschijnlijk een ingreep van de zetter; een dergelijke ingreep is in oudere teksten een regelmatig toegepast middel om gelijke regels te vormen.
9
iet: iets
10
wulig: bezige, drukke
12
bediendens: ambtenaars
13
trekken: aantrekken
18
aenveerd: aanvaard
19
kon niet misschen (= missen): kon niet anders dan; moest wel
21
acht: achting
23
by de welke: waardoor
24
hebben: zijn
26
heeft: is
29
dichterye: dichtkunst
1
heeft: is
2
seffens: dadelijk
4
aentedragen: bekommerd te zijn om(?)
4-5
van vremd gevallen op vremd: de Zuidelijke Nederlanden kenden de ene vreemde overheersing na de andere.
5
vremd: vreemd
9
voorhebben: voordeel hebben
12
de voorhand geven: (kaartspel) de eerste kans geven, laten voorgaan
12-17
Hierdoor dan moeten wy ... ons ... onder den fransman honden: ... ons minder achten dan ...
17
hier van: daarvandaan
18
overttuygtheyd: overtuiging
van aerdswegen: van nature
19
slechter: geringer
20
verachternis: teruggang
21
gemeyn: volk
inbelding: gedachte
23
volherden: volharden
25
ongebruyk: niet gebruiken
voorders: verder
26
(halen);: (halen),
buyten plaats: overbodig(?)
28
opzigtigheden: verhouding(en)
30
hun: zich
2
Nederduytsche: zie p. 4, r. 7-8.
4
walsche: Waalse
begrypt: omvat
5
onze tegenwoordige Nederlanden: de Oostenrijkse Nederlanden.
7
niet: niets
uytgenomen: uitgezonderd
8
Gelder: Gelderland. Het vorstendom Gelderland bestond uit vier ‘kwartieren’. Het kwartier van Roermond (Overkwartier, Opper-Gelre) bleef bij de Spaanse, later de Oostenrijkse Nederlanden behoren.
12
de voordere wedergegeve landstukken: het Doornikse was een gebied, bestaande uit een 75-tal dorpen, dat tot 1314 gedeeltelijk zelfstandig was, gedeeltelijk beheerst werd door Vlaanderen. Daarna kwam het in het bezit van de Franse kroon. In 1521 wist Karel v de sterke vesting Doornik en het Doornikse te veroveren: het was zijn eerste stap naar de verdere territoriale eenmaking van de Nederlanden. Doornik bleef vanaf dat ogenblik deel uitmaken van de Nederlanden, al werd het nog af en toe door Frankrijk bezet.
13
*Bra: Brabant
15-16
toelandekens: bedoeld worden waarschijnlijk de gebieden ten oosten van de Maas die Brabants bezit waren (Het Land van Overmaze). Behalve om het hertogdom Limburg gaat het om het Land van 's-Hertogenrade, het graafschap Dalhem en het Land van Valkenburg. Het laatste werd na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) verdeeld tussen de Verenigde Provinciën en de Spaanse Nederlanden.
20
naeder: dichter (bij)
23
mits: wegens
23-24
d'oneenigheyd over de Schelde: verwezen wordt hier naar de pogingen van Jozef ii (1780-1790) om de Schelde te openen voor het handelsverkeer op Antwerpen. Die pogingen strandden op de zogenaamde ‘Keteloorlog’. Zie p. 55, r. 4.
30
zoo naer (nader = nabij) hebben: zodat de taal van de Luxemburgers even sterk verwant is aan het Nederduits (= Nederlands) als aan het Hoogduits.
3
't Duytsch Limborg: het gebied van het huidige (Belgisch en Nederlands) Limburg lag verspreid over de Verenigde Provinciën (Gelderland), de Oostenrijkse Nederlanden, het prinsbisdom Luik en Pruisen. Kleinere delen behoorden nog aan andere soevereinen. Er was ook het hertogdom Limburg aan de Vesder dat in 1288 door Brabant werd ingelijfd en deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden.
3
en: ontk.
4
plegen: zich bedienen van
11
fransche: Fransen
hun: hen
en: ontk.
12-13
die schier binnen ons land gezeten zyn: het prinsbisdom Luik, dat van oudsher een eigen staatkundig leven leidde - en waartoe ook Nederlandssprekende gebieden (o.m. het graafschap Loon) behoorden -, grensde aan de Oostenrijkse Nederlanden.
19-20
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 385: ‘... die van Luyck spreken ghemeynlijck Fransoysche tale / maer seer bedorve / gebroken ende vreemdt...’. Het Latijnse citaat komt letterlijk voor in de Latijnse edities van Guicciardini's werk.
23
toegebragt: aangebracht
24
als: toen
2
ontrent: in de omgeving van
3
naebuerte: buurt
5
wooning: het wonen
dier: duur
7
wulig: bedrijvig
dobbel: dubbel
4-10
binnevestan: de eerste omwalling van de Brusselse stadskern, beëindigd in de 13de eeuw, 4 km lang;
buytevesten: de tweede omwalling van Brussel, beëindigd in het laatste kwart van de 14de eeuw, 8 km lang;
den grooten en klynen Zavel: twee pleinen gelegen in het zuidoostelijk en hoger gelegen gedeelte van de Brusselse binnenstad, van elkaar gescheiden door de Zavelkerk;
Hoogstraet: verbindt de Hallepoort, in de 18de eeuw nog een poort op de ‘buytevesten’, met de Kapellekerk die meer centraal, naar de binnenstad toe, ligt. Tussen de Hoogstraat, de ‘buytevesten’, de Grote en de Kleine Zavel ligt de zone waarin in de 19de eeuw het gerechtshof zou worden opgetrokken.
11
palen: grenzen
15
helligt: helft
18
nae: naar
gissing: raming
20
maken: uitmaken
24
gemengelt: gemengd
28
dat: die
1
*-dete: -dere
3
en: ontk.
5
frans te rekenen: als Franstalig te beschouwen
waer-z'ook: ware ze ook
8
eendeels: gedeeltelijke
18
spraek: taal
23
enkel: zuiver
26
Duyts: Nederduits
Wals: Waals
27
voor wat deel: in welke verhouding
30
gemeyne: gemeenschappelijke
9-10
d'overige veertien: bedoeld zijn de ‘veertien duyzent’, cfr. p. 35, r. 5; - dry: Limburg draagt een vierde van Brabant, d.i. drie (duizend) guldens, bij.
10-15
16 (zestienduizend guldens voor Vlaanderen) + (12 × ¾) (voor Brabant) + (3 × â…”) (voor Limburg) = 27 voor 't Nederduyts. (12 × ¼) (voor Brabant) + (3 × â…“) (voor Limburg) = 4 voor 't Wals.
15-16
Den overschot van elf: 14-3; cfr. de tekst p. 35, r. 9-10.
17
gehalft: gehalveerd
22
leste: laatste
iet: iets
24
overtreffing: (overtreffen = in aantal te boven gaan; vandaar) verschil
25-30
d'overige elf (zie p. 35, r. 15-16) - twee = negen. Negen wordt ‘gehalft’ (gehalveerd) tussen beide talen, wat ‘vier en een half’ geeft. Voor het Nederlands wordt het totaal: 27 (cfr. de tekst p. 35, r. 14) + 4,5 = 31,5; voor het Frans: 4 (cfr. p. 35, r. 15) + 4,5 + 2 (cfr. p. 35, r. 25) = 10,5.
3
bedrag: belang
5-6
is op...gelegen: ligt verspreid over
7
*versterkt: verstrekt: uitgestrekt
8
bezonderste: voornaamste
10
grielt: krioelt
14
Ipren: Ieper
15
Ruremonde: Roermond: zie p. 31, r. 8.
16
niet als: niets dan
17
niet: niets
19
nog: noch
20
en: ontk.
gelegendheden: toestand(en)
23
overweerweegt: zetfout voor overweegt, of contaminatie met overen-weer?
beleyden: bekennen
24
opneming: inventaris
25
te kort gedeylt: te weinig bedeeld
26
verstrektheden: uitgestrektheden
28
zwang: gebruik
geachtheyd: het geacht zijn
ophalen: vermelden
2
nog: noch
wegens: vanwege
3
gemeyn: algemeen
5
zyn: worden
voorgestaen: verdedigd
6
gemeyne: gemeenschappelijke of gewone
7
nae: naar
4-8
Schrant voegt hier in zijn uitgave van de Verhandeling, p. 38, een voetnoot aan toe: ‘Dit is onwaer. In de achttiende eeuw hadden de Hollanders hunne letterkunde te veel op Fransche leest geschoeyd. Zy was minder oorspronkelyk, maer meer beschaefd en regelmatiger als te voren.’
9
zelve: zelfde
13
andersints: anderszins
14
letterkonstschryvers: letterkundigen
17
daer: waar
19
daer: waar
21
bedieden lang te zyn: aanduiden als lang
23-25
vereyscht ... de langheyd der vocalen ... te doen merken: vereist ... dat men de lengte van de vocalen ... merkt
26
wullen: wollen
28
wuelen: woelen
30
*tumnltuari: tumultuari
belyde: beken
1
waer: ware
2
uytneming: uitzondering
5
als: (beter) dan
9
hebben: zijn
13
voortgestrekt: uitgestrekt
19
van: door
22
Waer het zaken: Indien
24
*gemakt: gemaekt
26
merkelijk: aanmerkelijk, groot
27
oordeel: oordeel (ik)
oud: oude
29
beraemt: ontworpen
4
niet: niets
5
weet: kent
6
gemyn: volk
7
Brusseler: Brusselaar
8
beleyden: bekennen
sermoon: preek
11
*vemeyd: vermeyd: beschaamd
13
alwillens: opzettelijk
kwalyk: slecht
14
*fans: frans
15
kaffehuyzen: cafés
hertnekkig: hardnekkig
17
belemmernis: het gehinderd zijn
22
Juvenalis: Decimus Junius Juvenalis (60-140). Romeins satirendichter.
22
zelve: zelfde
25
spotde: spotte
26-40.5
D.J. Juvenalis, Saturae, vi, 185-191.
6
aen: op
8
haer: zich
10
myt: meid
11
Kempeners: Kempense
12
al: als
14
*tal: tael
16
*zorg jes: zorgjes
18
men ... in 't frans: Lat. concumbere = slapen met, omgang hebben met
20
van: door
Nog: Noch
20-21
hoogschool van Loven: de Universiteit van Leuven; Brusselsche Academi': de in 1771 door keizerin Maria-Theresia opgerichte ‘Académie impériale et royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles’.
22
voor haar ooit meer gedaan dan ze niet te verwerpen. Aan de Leuvense universiteit was het Latijn de taal van alle onderwijs; voor de Franse taal bestond wel vanouds een leerstoel, voor het Nederlands niet. Voor de Academie, zie de inleiding, p. 7.
23
gevestigt: vastgelegd
24
en: ontk.
24-26
... heeft nog die beschaving (= het schaven, verfijnen) niet ondergaan van de zijde van een openbaar gezag, een beschaving die de Franse taal [al wel] heeft ervaren (gekend) ...
26-27
Schrant, Verhandeling, p. 42, voegt hier in noot aan toe: ‘Ofschoon in 1788 de spelling in Holland nog niet door openbaer gezag gevestigd was, vertoonde zy zich echter regelmatiger als de Vlaemsche.’
28
niet: niets
29
slegtigheden: minderwaardige dingen
waer: ware
1
aenzinelykste: aanzienlijkste
3
bynaer: bijna
4
dagelyksheden: dagelijks verschijnende publikaties(?)
8
groote: groten, grote heren
9
(het zyn zy die) onze journalisten, onze gazettiers (zyn). De woorden journalist en gazettier zijn in de 18de eeuw ongeveer synoniem en betekenen: opsteller, uitgever en verspreider van bladen.
10
wulen wy: bewegen wij ons
20
schandboet: schandelijke boete of boete voor iets schandelijks
23
eygentlyk: naar haar wezen
24
herkennen: erkennen
26
hun: hen
van: om
29
Aulus Gellius: (2de helft van 2de eeuw). Romeins oudheidkundige en auteur. Hij schreef Noctes Atticae.
1
verschooning: verontschuldiging
2
op diën (Zuidnederl. voor dien): daarvoor
3
en: ontk.
29-42.5
A. Gellius, Noctes Atticae, boek xi, 8.
5
wist (te zijn)
9
naer: na
13
eygendommen: eigenschappen
15
eenigelyk: iedereen
27
pyze: overwege
28
en: ontk.
1
Brusselers: Brusselaars
5
nae: naar
8
onlust: verdriet, kwelling
9
uytstaen: dulden
11
uytgeschuyffelt: uitgefloten
16
loving: het loven
18
voortgedaen van: begunstigd door(?)
19
Bultos: Alexander Florentijn Bultos (+ 20 sept. 1787). Was van Brusselse afkomst en verwierf, als acteur en theaterdirecteur een grote populariteit. Samen met zijn broer Herman nam hij tijdens de laatste twee decennia van het Ancien Régime verscheidene leidende functies waar in het Brusselse theaterleven. Zij stichtten o.m. het kindertheater, ‘Petit-Spectacle’, dat later het ‘Théâtre du Parc’ werd, en baatten het ‘Grand Théâtre’ of ‘Théâtre de la Monnaie’ uit.
21
en: ontk.
22
eyge: eigen
24
des Roches: Jan des Roches (1740-1787). Kwam uit 's-Gravenhage op jeugdige leeftijd in Antwerpen terecht, werd er schoolmeester, schreef in die functie zijn Nederduytsche Spraek-konst (1761) en stelde een Nieuw Nederduytsch en Fransch woorden-boek op, dat vele uitgaven kende. Nadat hij met Franstalige verhandelingen driemaal door de Académie van Brussel was bekroond, werd hij eerst tot lid en vervolgens tot secretaris van de geleerde instelling benoemd. Hij genoot het vertrouwen van de Oostenrijkse gezagdragers: bij de reorganisatie van het onderwijs werd hij secretaris van de ‘Commission royale des études’, later algemeen inspecteur; in 1786 werd hij in Wenen door keizer Jozef ii ontvangen. In het raam van de onderwijshervorming schreef hij verscheidene schoolboeken, o.m. de door Verlooy (p. 43, r. 29-30) vermelde, onvoltooid gebleven Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (1787). In zijn onderscheidene functies heeft des Roches niet zozeer zijn moedertaal als wel het Frans begunstigd.
24
joengs: jongs
25
gehandelt: gehanteerd
27
beleyd: bekent
1
ontschuldigt: verontschuldigt
op diën: daarvoor
28-44.2
Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), Préface (niet genummerd, p. 1): ‘J'écris dans une langue qu n'est pas la mienne’. En op de volgende bladz.: ‘espérons que la délicatesse Françoise n'exercera pas sur un étranger cette sévérité excessive qui fait trembler les auteurs de la nation [...;] envers moi on sera plus indulgent.’
3
den Heer De Neny: zie p. 14, r. 6.
4
opgebracht: opgevoed
6
naer: na
8
letterstaet: letterkunde
5-10
Den Heer Paquot: Jean Noël Paquot (1722-1803). Studeerde aan de Leuvense universiteit en werd in 1746 tot priester gewijd. Historiograaf van keizerin Maria-Theresia (1762), later bibliothecaris van de universiteit (1769) en van de hertog van Arenberg. Lid van de Brusselse Académie. Zijn belangrijkste werk zijn de achttien-delige Mémoires pour servir à l'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas (Leuven, 1763-1770), een nog steeds uiterst waardevol bio-bibliografisch repertorium, waarmee hij het werk van Valerius Andreas en Foppens voortzette.
12
netheyd: zuiverheid
13
eygenschap: eigenheid
8-14
Paquot, Mémoires, dl. 1, Préface, p. xxvi-xxvii: ‘Avant de venir aux objections qu'on a déja [sic] faites contre ces Mémoires, j'en préviendrai une...; c'est celle qui regarde le stile, dont on ne manquera pas de rélever l'incorrection, la monotonie, la sécheresse, & les autres défauts. On perdra ses peines à me les reprocher; j'y en reconnois plus qu'on n'en pourra reprendre, & je passe condamnation sur ce chapitre. Les Wallons, mes compatriotes, ne se piqueront pas d'une extrème délicatesse à cet égard: les François auront quelque indulgence pour un Etranger qui n'a jamais demeuré chez eux; c'est du moins ce que j'attends des uns & des autres.’
14-15
Linguet en de ‘jaerboeken’ (= Annales): zie p. 2, r. 5; nieuwelyks hernome (= onlangs opnieuw verschenen) is een aanduiding voor het moment waarop Verlooy zijn Verhandeling schreef.
15
en: ontk.
bewimpelt: verheelt
19
meynden: meenden
Gouvernement: regering
21
wisten: kenden
27
over: voor
voorgestelt: als onderwerp voor een prijsvraag voorgelegd
29
onnut: niet nuttig
24-30
Bedoeld is het academielid du Chasteler die - zoals hij meedeelt in zijn Mémoire et lettres sur l'étude de la langue grecque (Brussel, 1781), p. vj - zijn Eloge de l'Abbé Suger niet durfde in te zenden als antwoord op een prijsvraag van de Franse Académie, omdat hij er zich van bewust was ‘combien un étranger est loin d'atteindre à cette perfection de stile, que l'Académie Française regarde avec raison comme son objet principal’.
30
in te geven: in te zenden
1
zoo: zoals
2
eygenschap: eigenheid
5-6
Staten: staten = standen. Het woord werd in de Middeleeuwen reeds gebruikt voor standenvergaderingen, d.z. representatieve vergaderingen van de standen. Hier worden bedoeld: de Provinciale Staten van de Oostenrijkse Nederlanden, d.w.z. provinciale vergaderingen waarin vertegenwoordigers van de drie standen zetelden.
7
bezondere lieden: private personen
11-12
Officiaelsplaets in de Financie: ambt in de administratie van de openbare financiën.
12
wird: werd
13
aenveerdde: aanvaardde
18
comptoir: handelskantoor
19
*noh: noch (nog)
onderblyven: achter blijven, onderdoen
21
iet: iets
23
verdooltheyd: vergissing
24
Dat-ze dit is: Dat dit is, ze
26
weten: kennen
net: zuiver
nog: noch
eygentlyk: naar haar wezen
28
(hoop) van: op
4
haer: zich
5
*Nederdnytsche: Nederduytsche
6
daer: waar
7
middelmatig: Verlooy moet deze beperking aanbrengen, omdat hij ervan uitgaat dat men een vreemde taal niet ‘eygentlyk’ kan kennen (cfr. zijn tekst p. 41, r. 22-24).
12
naer dat: nadat
13
*(en zyn).
14
onleerbare: niet te leren
15
fynigheden: subtiliteiten
16
ontvlieden: ontgaan
19
vloedigheyd: vloeiendheid
betreffen: verwerven
20
onvermeydden: niet verlegen
23-24
Moeten wy...; alle onze konsten zyn gekrenkt: Als wij ..., dan wordt al onze kunsten schade toegebracht
26
deze: nl. de welsprekendheid
27
zedekonde: zedekunde
1
naest: het nauwst
2
rechtsweegs: rechtstreeks
3
borgerlyke: burgerlijke
4
reden: rede
5
vervoegzaemheyd: voegzaamheid
6
bevoorderen: bevorderen
toegepast: aangepast
7
meeste menigte: grote massa
eenigelyk: iedereen
8
vorige: voorafgaande
9
en: ontk.
10
afkeeren: afkerig maken
12
joengheyd: jeugd
13
gemyn: volk
15
pyzen: denken
19
deze (wetenschappen)
20
hy is- er ook van begonst: hij (de wasdom) is er ook mee begonnen
23
raekt: aangaat
25
niet: niets
vizer: vreemder, wonderlijker
26
nouwspeuriger: nauwkeuriger(?)
28
*(gedaen),
30
maten: versmaten, metrum
1
*is in redevoering
2
*hoofd springen
4
verschilligheden: verschillen, nuances
5
gevoelen: aanvoelen
6
Alwaer 't: Al ware het
7
krenkte: schade toebracht
8
door diën dat: daardoor dat, doordat
12
voor: alvorens
13-14
hoe meer spraken wy ons noodzaken voor (= om) te leeren: tot het leren van hoe meer talen wij ons verplichten
14-15
hoe meer wy ons de konsten verwyderen: hoe meer wij voor ons de kunsten op afstand houden(?)
16
en: ontk.
19-20
noodzakelykheyd van 't Grieks: noodzakelijkheid van de kennis van het Grieks.
24
Abéscholen: Het Frans middelbaar onderwijs was tijdens het Ancien Régime grotendeels in handen van de geestelijkheid (Jezuïeten, Oratorianen e.a.). Het kende in de tweede helft van de 18de eeuw een zekere expansie. Vooral werd het toen gekenmerkt door een vernieuwing van de onderwijsprogramma's, waarbij aan het Frans meer belang werd toegekend ten nadele van het Latijn; cfr. M. Glatigny, Histoire de l'enseignement en France (Paris, 1949), p. 68.
24
hun: zich
26
noch: nog
waer 't: ware het
30
*schynen: schyden (scheiden)
middelbare: gemiddelde, doorsnee-
2
gemeyn: volk
bestgemoedde: bestgezinde
5
teenemael: helemaal
6
en: ontk.
weten: kennen
7
moyelykheyd: moeilijkheid
8
gezogte: gewilde, bewuste
10
De betekenis is: de kunsten, die altijd aan elkaar hangen, worden door het gebruik van het Frans van elkaar losgemaakt, ont-ketend, zodat de ene kunst de andere niet meer kan volgen, steunen en volmaken.
13-14
die der penn': de schrijvers;
die van de hand: de schilders, beeldhouwers, architecten.
16
voor: voor de tijd van
22
boven natuer gedrevene: hoger dan de natuur verheven, de natuur overtreffende(?)
beldingen: uitbeeldingen, voorstellingen
23
verzien: Schrant, Verhandeling, p. 50, wijzigt in voorzien. - Verzien = verzorgen, voeden(?)
25
Homerus: (Grieks: Homeros) (ca. 9de eeuw v.C.) Grieks dichter aan wie de beide grote heldendichten, de Ilias en de Odusseia, worden toegeschreven.
24-28
zie p. 23, r. 8.
28
vervaerde: bevreesd maakte
30
(uytvoeren);: (uytvoeren),
4
zwertgewangbrouwd': zwart-gewenkbrauwde
6
toewink: wenk
gedoog: toestemming
10
Eenwillig: Een van wil
12-13
onzen Antwerpschen Apelles: zie p. 22, r. 25.
13
bedrift: geïnspireerd
14
Hertog van Mantua: in 1600 naar Italië vertrokken, trad P.P. Rubens er in dienst van Vincenzo Gonzaga, hertog van Mantua.
15-16
't gevecht van Turnus en Eneas: Aeneas, de held van Vergilius' Aeneis, vluchtte uit Troje, dat door de Grieken was veroverd en in brand gestoken. Na een lange tocht belandde hij in het gebied van koning Latinus, de koning van Latium. Hier vocht hij met succes een tweegevecht uit met Turnus, de koning van de Rutuliërs. De inzet was de hand van Lavinia, de dochter van koning Latinus.
19
P. Vergilius Maro, Aeneis, boek x, 198.
20
geleerde: geleerden
21
staet: toestand
24
laten: nalaten
25-26
deez' opgehaelde (= besproken) onmogelykheyd (om in het Frans te schrijven).
26
herkennen: erkennen
28
voorsteeds: voortdurend(?)
hun: zich
27-28
uytgeputheyd van de konsten in die tael: in die zin dat een zo groot aantal Frans-schrijvenden de kunsten hebben uitgeput, dat er in die taal geen lauweren meer te oogsten vallen voor de Zuidnederlanders.
29
houden: achten
30
hun: zich
2
(begeven);: (begeven),
4
deze: nl. ‘d'edelste en grootste verstanden’
10-11
d'eygelingen van een' tael: degenen voor wie een taal de eigen taal (de moedertaal) is
13
iet: iets
15
nog: noch
en: ontk.
daer: waar
16
hem: zich
Mogt-me: Mochten we, mocht men
17
(verwachten);: (verwachten),
18
niet: niets
19
dog: toch
21
dan: dus
22
aentreffelyk: zetfout of contaminatie van aantrekkelijk en treffelijk?
26
die-me: die men
28
nedersmyten: neergooien
2
t'oeffenen: te beoefenen
6
palen: grenzen
12
muzikanten: musici
14
nouwste: scherpste, nauwkeurigste
proef: bewijs
deugd: waarde
15
aenwekzel: opwekking
van: voor
16
al waer maer ang (= ange: angel, prikkel) in steekt: al waar maar pit in zit of al wie maar initiatief wil nemen (?)
23
moet: is verschuldigd (Fr. doit)
27
om: omwille van
30
toegepast: aangepast
2
doch, zulken aerd, zulke zeden: maar zo'n aard betekent ook zulke zeden...
3
hertstogten: hartstochten
4
tot: met, bij
6
waer 't: ware het, indien
8
waer: ware
11
overgehaelt: over de hekel gehaald, gehekeld(?)
13
begeert: gewenst
14
wierd: werd
18
welgezedigde: goed van zeden
19
waer: ware
23
In zijn Lettre sur les spectacles (J.J. Rousseau à M. d'Alembert, de l'Académie Française, sur son article ‘Genève’, dans le 7e vol. de l'Encyclopédie, et particulièrement sur le projet d'établir un théâtre de comédie en cette ville) (1758) verzet Rousseau zich tegen de door d'Alembert gedane suggestie om een theater op te richten in Genève. Hij komt daarbij o.m. tot de conclusie dat, op zichzelf gezien, de morele invloed van het toneel nooit goed kan zijn; cfr. J.J. Rousseau, Lettre à M. D'Alembert sur les spectacles (uitgave door L. Brunel, Paris, 1922), p. 89.
27
verbeld: verbeeld
30
Sardanapalus: een legendarische figuur. Volgens een Griekse legende de laatste Assyrische koning, wat geenszins met de historische werkelijkheid overeenstemt. Sardanapalus werd steeds voorgesteld als een vorst die zich aan uitspattingen en losbandigheid overgaf. Na de val van zijn hoofdstad Nineve zou hij voor zichzelf en zijn harem de verbrandingsdood hebben verkozen.
30-54.1
Messalien: Valeria Messalina (24-48). Romeinse keizerin, echtgenote van keizer Claudius (41-54). Ze was berucht om haar schandelijke levenswijze.
1
Vatinius: P. Vatinius (1ste eeuw v.C.). Romeins politicus, partijgenoot van Caesar. Bracht het in 59 v.C., toen Caesar consul was, tot volkstribuun. Hij maakte zich bij sommigen ongeliefd door misbruiken bij de uitoefening van de ambten die hij waarnam. De slechte naam die hij verwierf, is echter in grote mate toe te schrijven aan Cicero die hem aanviel in een rede, In Vatinium.
1
redens: redevoeringen
2
Cato: Marcus Porcius Cato de Oudere (234-149 v.C.). Romeins staatsman, bekend om zijn strenge opvattingen en zijn voorkeur voor de oude Romeinse zeden.
Lucrees: Titus Lucretius Carus (99-55 v.C.). Romeins didactisch en lyrisch dichter. Auteur van De Natura Rerum.
3
verbelden: uitbeelden
5
waer: ware
8
proefstuk: bewijs
10
gustie: smaak
11
iet: iets
't haer: het hare
te voren: naar voren
12
uytschynelyke: opvallende(?)
gants: geheel
13
trekt: betrekt
haer: zich
14
ten onderen geven: onderwerpen
18
gemisschen: missen
20
opgehaelde: behandelde
21
frans verwaentheyd: ijdele ingenomenheid met het Frans, gallomanie
22
leyden: lijden
24-25
leste opgistingen: jongste woelingen. Verlooy zinspeelt op de reactie van de bevolking op de gerechtelijke, administratieve en godsdienstige hervormingen van Jozef ii: de feiten grepen plaats in de eerste helft van 1787. Ook deze tekst is een aanwijzing voor de periode waarin de Verhandeling werd geschreven.
30-55.1
als 't vaderlandschap buyten 't geval is van gedurig getergt te zyn: als de eigenheid (vaderlandsliefde?) niet voortdurend op de proef wordt gesteld
1
(zyn);: (zyn),
3
zelfs: zelf
4
hier en in Holland: voor het Zuiden kan hierbij gedacht worden aan de tragikomische ‘Keteloorlog’. (1784), waarbij Jozef ii (1780-1790) tevergeefs poogde de opening van de Schelde voor het havenverkeer naar Antwerpen te bewerkstelligen. De ‘Keteloorlog’ - zo geheten omdat een ketel op het dek van een van de twee schepen waarmee de keizer de doorvaart wilde afdwingen, getroffen werd - betekende voor hem en het Zuiden een duidelijk verlies aan prestige. Verlooy had het nog over de Keteloorlog; zie p. 31, r. 23-24. Voor het Noorden wordt misschien de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) bedoeld, tijdens welke de Republiek ernstige verliezen leed.
4
geproeft: ervaren
8
gesierder: schoner(?)
16
begeest: bezield
wegens: door
19
samenstandig: samengaande, in overeenstemming met
20
daer-van: daarop
21
Daer: Waar
24
Valerius Maximus: (1ste eeuw) Romeins historicus. Schreef Facta et Dicta Memorabilia. 18de-eeuwse Zuidnederlandse vertalingen ervan zijn niet bekend, wel twee Amsterdamse uitgaven, van 1721 en 1729), van de van hand van A. Bógaert (Gedenkwaardige voorbeelden).
24
verleden: opgesteld
26
staetsbediende: staatsambtenaren
27
hervaren: ervaren
29
die: de Grieken.
1
taelmans: tolken
4
van: voor
5
plegen: gebruiken
bedied: verklaart
6
hoogweerdigheyd: hoge waardigheid, verhevenheid
8
raek: aanraking, beïnvloeding
vloedendheyd: vloeiendheid
11-12
op dat-er niets Rooms ergens-in onder 't vremd en waer: opdat er nergens iets Rooms onder (= ondergeschikt aan) het vreemde ware (= zou zijn)
24-56.12
V. Maximus, Facta et Dicta Memorabilia, boek ii, 2, 2.
14
minderheyd: mindere waarde
15
ongeschaeft: ruw
16
ongeregelt: zonder vaste regels
schik: orde
18
zoo: zoals
zelfs: zelf
belyden: bekennen
19
Valerius: Valerius Maximus, zie p. 55, r. 24.
19
vloedende: vloeiend
20
Seneca: Lucius Annaeus Seneca (4 v.C.-65 n.C.). Romeins wijsgeer en senator. Opvoeder van keizer Nero (54-68), die hem tot zelfmoord dwong.
Lingua volubilis: een vloeiende taal.
21
onverzien: niet voorzien
26
aldergesierdste: allerprachtigst (?)
27
latium: Latium is een streek in Midden-Italië, grenzend aan de Tyrrheense Zee. Rome maakte zich van het gebied meester gedurende de 4de eeuw v.C.
27
door: over
1-2
De lezer zou verwachten: volmaekter als d'eyge.
2
d'eyge: de eigen (taal)
6
iveriger: ijveriger
vinniger: naarstiger
bezonder: bijzonder, eigen
7
gemeyn: gemeenschappelijk
9-10
alles boogen voor de mogendheyd van Eenen: alles ondergeschikt maakten aan het gezag van een enkeling (of is alles een zetfout voor allen?)
10
(Eenen);: (Eenen),
12
republieksche: van de republiek
ingenomendheyd tot: behagen in
14
Brutus: Lucius Junius Brutus (6de eeuw v.C.). Een van de eerste twee consuls van Rome. Toen in Rome een samenzwering ontdekt werd ten voordele van de verdreven koning Tarquinius en Brutus vernam dat zijn beide zonen erbij betrokken waren, veroordeelde hij hen zelf ter dood en was hij aanwezig bij de uitvoering van het vonnis.
15
rechter: als rechter zitten, rechtspreken
17
Curtii: naam van een Romeins geslacht dat legendarisch werd om zijn vaderlandsliefde. In 362 v.C. zou M. Curtius zich te Rome vrijwillig in een kloof gestort hebben, nadat voorspeld was dat de kloof zich slechts zou sluiten als Rome zijn edelste bezit zou offeren. M. Curtius bracht het offer, omdat dat edelste bezit naar zijn mening bestond uit wapens en heldenmoed.
18
Decii: de Decii vormden een Romeins geslacht van plebejische oorsprong, waarvan sommige leden in de tijd van de republiek beroemd werden om hun heldenmoed.
19
Scipio: Publius Cornelius Scipio Africanus de Oudere (ca. 235 v.C.-183 v.C.). Romeins veldheer. Hij overwon het Carthaagse leger o.l.v. Hannibal bij Zama en streed, samen met zijn broer Lucius, tegen Antiochus iii (224-188 v.C.), koning van Syrië, die met Hannibal een verbond tegen Rome had gesloten. Toen hij werd aangeklaagd wegens verduistering van gelden en omkoperij, trok hij zich vrijwillig buiten Rome terug.
19
grouwel: schrikbeeld
20
Hannibal: (246-182 v.C.) Carthaags veldheer en staatsman. Onderwierp Spanje, trok over de Alpen naar Italië en overwon de Romeinen aanvankelijk in enkele bekende veldslagen. Hij vermeed Rome en trok zich terug naar Zuid-Italië. Nadat hijzelf door de Romeinen verslagen was bij Zama (202 v.C.), vluchtte hij naar het Nabije Oosten, waar hij zich aan de uitlevering onttrok door zelfmoord te plegen.
21
Antiochus: Antiochus iii de Grote (242-187 v.C.). Koning van Syrië (224-188 v.C); laatste grote vertegenwoordiger van het huis der Seleuciden. Tegenstander van de Romeinen die hem, o.l.v. Lucius Cornelius Scipio Asiaticus, versloegen bij Magnesia (190).
24
mogendheyd: macht
bezorgt: verwezenlijkt
25
Regulus: Marcus Attilius Regulus (3de eeuw v.C.). Romeins consul en legeraanvoerder. Streed tegen de Carthagers, maar werd gevangen genomen. Volgens de legende zou hij daarna naar Rome gezonden zijn met een vredesvoorstel. In de Romeinse senaat zou hij echter zelf de afwijzing van dit voorstel bewerkt hebben en daarna, zoals hij onder ede had beloofd, naar Carthago teruggekeerd zijn, waar hij dan de marteldood zou zijn gestorven.
25
verbeurte: verlies
raeden: aanraden
28
tot: naar
29
Consuls: waarschijnlijk een toespeling op Lucius Quinctius Cincinnatus (5de eeuw v.C.) die, bij het begin van de republiek, Rome redde, toen het aangevallen werd door een naburige volksstam, de Aequi. Volgens de legende werd hij bij die gelegenheid achter de ploeg weggehaald, kreeg hij dictatoriale macht en versloeg hij de vijand. Daarna keerde hij naar de arbeid op het veld terug. Achteraf werd hij nogmaals voor een tijd als dictator aangesteld.
29
die, die: zij die
1
naer: na
op hunnen keer: op hun beurt
6
vermeyd: beschaamd
3-7
Valerius Maximus (zie p. 55, r. 24) verhaalt in zijn Facta et Dicta Memorabilia, boek 11, 10, 8, hoe Marcus Porcius Cato de Jongere (bijgenaamd Uticensis, 95-46 v.C.), achterkleinzoon van Cato de Oudere, een integere en deugdzame Romeinse ambtenaar, door het Romeinse volk werd verzocht de Floralia te verlaten, omdat het de acteurs en de actrices niet durfde vragen zich te ontkleden tijdens zijn aanwezigheid. Toen hij op het verzoek inging, werd hij door het volk om zijn houding toegejuicht.
9
daer nae: daarna
nederige: lage, onderdanige
eyge-min: eigenliefde
13
eenigelyk: iedereen
14
redens: gesprekken
17
geplogen: gebruikelijk
20
gespreek: gesprek
21
Ook: Dus
22
drachten: modes
23
die ons in alle dit herkent zyne ...: die ons in dat alles herkent als zijn ...
25
seffens: dadelijk
niet: niets
26
en: ontk.
29
naboetzers: nabootsers
30
geschaefde: beschaafde
2
boogen: buigen
4
Europisch: Europese
5
dwalende gevolktens: nomaden
6
schamen: ons schamen over
7
vermeydelyk: beschaamd
11
waer 't dat: waer het dat, als
14
plegten: gebruiken
16
verschydendheyd: verscheidenheid
20
dragten: modes
21
plechten: gebruiken
23
Tartersche overwelding: Tataarse, Mongoolse verovering. De Tataren waren een Mongoolse volksstam. Onder leiding van Temoedsjin, de Dzjengis Khan, veroverden de Mongolen in de 13de eeuw Noord-China; in de tweede helft van die eeuw werd heel China aan hun heerschappij onderworpen.
26
*vad: van
hair: haar
29
onverdragelykheden: onuitstaanbare handelingen
30
Peeter den grooten: tsaar Peter i de Grote van Rusland (1672-1725).
2-3
het gebrek van onze tael te weten: het ontbreken van de kennis van onze taal
3
weten: kennen
6
bekwamen: geschikte
8
te bannen: uit te bannen
9
uytschynendheyd: het opvallend zijn(?)
12
op: bij
13
klynachting: minachting
14
grootachting: waardering
15
hier van: hierdoor
17
gedreventheyd: neiging
18
schoon: ofschoon
19
ontieveren: ontmoedigen
22
konst-en-stof-werken: kunstwerken en weefsels
23
en (doen wy)
slegtigheden: slechte, waardeloze dingen
in weerde zyn: gewaardeerd worden
24
staet te: moet
banwinkel: verplichte (ver)koopplaats
26
het: nl. Frankrijk.
27
op: ten opzichte van
wekelykheden: wekelijke zaken
28
en: ontk.
29
nogtans niet
30
*(lykheyd).
1
*, die den
2
zyn zelven: zichzelf
3
zyn eygen: zichzelf
5
derren: durven
12
loozen: bedrieglijke, sluwe
handel: gedrag
15
en: ontk.
*aennememen: aennemen
7-17
des Roches: zie p. 43, r. 24 - citaat in Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), 1, p. 288: ‘Il est d'autres traits du caractere [sic] des Germains, que l'on doit reconnoître dans les Belges, avec d'autant plus de raison qu'un long espace de temps n'a pu les effacer: l'ingénuité, la bonne foi, la fidélité.’ En p. 290-1: ‘Ce n'est guère que depuis une vingtaine d'années qu'on a vu l'astuce et les pratiques frauduleuses se glisser en quelques endroits; et tout le monde sait que c'est à l'adoption des moeurs étrangeres que l'on doit ce changement. Avant cette époque, ce que les Belges appellent manlyke waerheyd, en Nederlandsche trouwe, étoient, je ne dis pas des proverbes, mais des axiomes sacrés dans les Pays-bas.’
19
het eenvoud: de geraadpleegde 18de-eeuwse woordenboeken en woordenlijsten geven als genus m. of v., nooit o.
19
*Nedrlandsch: Nederlandsch
20
wandeugd: ondeugd
21
voorledentheden: vroegere dingen, tradities?
25
Auto da fé: een Portugees woord, afgeleid van het Latijn actus fidei, dat geloofsdaad betekent. Het woord auto-da-fé (in het Spaans auto-de-fé) werd tijdens het Ancien Régime gebruikt voor de plechtige bekendmaking en uitvoering van vonnissen van de inquisitie op het Iberische schiereiland.
27
tooveraers: tovenaars
28
onplicht: onschuld(?)
29
niet meer: niet anders meer
1
bestroeit: bestrooid
jeugdig: jong
2
lochten: luchten
3
met: van
1-4
Zinspeling op het religieuze gebruik van de processies.
6-7
goeden man: bedoeld is J. des Roches.
8
Lipsius: zie p. 17, r. 14.
7-8
Moribus nostris...Moribus antiquis: Lat., volgens onze gebruiken...volgens oude gebruiken.
9
goedwilligen vaderlander: bedoeld is nogmaals J. des Roches.
12
veerder: verder
14-20
gy had gezien, dat een volk gebracht op den voet van drachten...en al wat [het] 't meest uytwendigs heeft [,] te trekken van den vremden...: gij hadt gezien dat een volk, eens ertoe gebracht dat het modes, kledij, taal, toneel, liedjes en al wat het het meest aan uiterlijke verschijningsvormen heeft, van een vreemdeling overneemt, niet anders kan dan ook de zeden van die vreemdeling over te nemen.
21
daer: waar
24
*aehter: achter
25
Nederduytsch: Nederlander
onvolleerbaer: niet volmaakt te leren
26
herkende: erkende
28
schaemlooze voorbicht: een voorbeeld van dergelijke ‘voorbicht’, zie p. 43, r. 28-p. 44, r. 2.
28
voorbicht: bekentenis vooraf
29
peysde: denkt
1
Gellius: zie p. 41, r. 29 en p. 41, r. 29-p. 42, r. 5.
3
valsstemmigen: die vals zingt
7
houden: inhouden
8
als-me: als men
10
als-me-z-er: als men ze er
heeft-me: heeft men
11
van: om
12
alwillens: vrijwillig
't geen-me: wat men
voorsteeds: voortdurend(?)
14
Bouffon: nar
16
nalaetsels: erfgoed
19-21
de wetten op de ... leenen: hiermee wordt waarschijnlijk het leenrecht bedoeld dat de betrekkingen regelde tussen de leenheer of senior en zijn leenman of vazal. Dit leenrecht bleef nog levend recht, lang nadat de periode van de feodaliteit voorbij was.
21
erfverkryg by doode handen: goederen in de dode hand behoren toe aan - meestal - kerkelijke genootschappen en stichtingen. Hun naam ontlenen ze aan het feit dat ze, door hun gebondenheid aan een vaste bestemming, aan de vrije omloop van de goederen onttrokken zijn. Door verordeningen van o.m. Karel v en Filips ii verwierf de overheid tijdens het Ancien Régime in de Nederlanden een recht van toezicht bij het overmaken van goederen in de dode hand door particulieren.
22
plytwyzen: procesrecht
23
gerechtschappen: gerechtelijke instellingen
24
*stukkeu: stukken
25
*gondvestingen: grondvestingen
26
zeevaert - wissel - en - krygsrechten: gebruiken en gewoonten die in de 15de en 16de eeuw in Antwerpen tot ontwikkeling kwamen inzake beursoperaties, zeerecht en zeeverzekeringsrecht. De plaatselijke costumen of gewoonterechten, alsook verordeningen van het openbaar gezag bevatten de neerslag ervan. Ze golden naderhand als voorbeeld voor andere handelscentra als Hamburg en Keulen. Anderzijds had een werk als H. de Groots De jure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede) een grote invloed op het volkenrecht. De bewering van Verlooy volgens welke het zeevaart-, het wissel- en het krijgsrecht oorspronkelijk Nederlands zouden zijn, is evenwel te weinig genuanceerd.
27
oorsproenglyk: oorspronkelijk
28-64.1
wetstellingen ... ondergaen hebben: wetsbepalingen, die de hoogste toets van de doeltreffendheid bij het allergrootste deel van de vroegere bevolking hebben doorstaan
3
schik: orde
7
verdoempelen: dompelen
8
zal-me: zal men
9
ongebruyk: het niet gebruiken
15
aftrek: oorsprong, stempel(?)
18
begonst: begonnen
19
wals: Waals
20
niet met allen: niemendal
22
eygenschap: eigenheid
23
als: dan
25-27
de hier voor opgehaelde getuygenissen van den Heer Paquot en andere: zie p. 44, r. 5-14 en p. 44, r. 24 - p. 45, r. 4.
27
voorders: bovendien
28
Fransgeleerden: kenner van het Frans
1
vertooningen: vertogen
5
taelbanners: die de eigen taal verbannen
aenmerken: erop letten
5-7
dat zij met die verfransing niets anders zouden bereiken dan dat...
8
omgezetene: omwonende
landzaten: bewoners
9
winningen: voortbrengselen van de grond
14
heerd: haard, huis
taelmans: tolken
17
uytlandingen: emigraties
19
jonstjes: kleine gunsten (ironisch)
22
over de: meer dan
23
over: voor
26
tref: aanzien, achting
23-30
Guicciardini schrijft dat velen in de Zuidnederlandse gewesten Frans spraken; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27. In verband met Antwerpen spreekt hij over de Franse taal de mening uit dat ze er ‘alsoo verbreydt wordt dat zy hier binnen corten tyde soo ghemeynlijck over al ghesproken sal worden als de eyghene moederlijcke spraecke’; cfr. L. Guicciardijn, o.c., p. 88.
2
Gouvernement: Regering
4
iet: iets
gemyne: gemeenschappelijke
6
aenzinelyksten: hoogste
7
't geen al is: wat alles is
10-11
den tyd van Guicciardinus: de 16de eeuw; zie p. 6, r. 26.
11
over: voor
12
dan: toen
13
Waer 't zaken: Indien
17
opgehaelde: besproken
18-19
Ierland: voor Ierland stond de regering van de Engelse koningen George i (1714-1727) en George ii (1727-1760) gelijk met een halve eeuw onderdrukking, verval en wanhoop. De Engelse heersers legden er zich op toe het Ierse nationale element zoveel mogelijk uit te schakelen.
24
niet: niets
26
naeste: meest voor de hand liggende
28
boven: behalve
*onmogelykhekd: onmogelykheyd
29
in 't werk: ten uitvoer
3
schoon: hoewel
5
*gekruykt: gebruykt
3-7
De Engelse onderdrukking in Ierland ging tijdens de eerste decennia van de 18de eeuw (zie p. 66, r. 18-19) gepaard met een achteruitgang van de literatuur in de oorspronkelijke Ierse taal, het Keltische Iers-Gaelisch. Maar in de tweede helft van de 18de eeuw deed zich een reveil van die literatuur voor, mede onder invloed van de Schot J. MacPherson (1736-1796), die over het Keltisch publiceerde. De jongere generatie van Ierse literatoren die achter dit reveil stond, leunde niet meer zo sterk aan tegen de aristocratische bovenlaag, maar meer bij het volk.
9
dat-me: dat men
10
vlekke: dorp
14
zey-taelen: spreektalen(?)
18
over: voor
*verberbeterden: verbeterden
16-19
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 385.
22
nae: naar
23
Grossiers Flamands: lompe Vlamingen
26
gekrenkt: verzwakt, geschaad
bottelyk: domweg
29
onlangs: verwijzing naar de volksbeweging tegen de hervormingen van Jozef ii: zie p. 54, r. 24-25.
5
hier naer: hierna
6
oorspronglyke: niet uit een andere voortgekomen
6-7
Een opvatting die men in de hele humanistische literatuur kan terugvinden. Petrus Montanus schrijft in zijn aanvullingen bij Guicciardini dat het Nederduits ‘een oude oorspronckelijcke tale is by nae van den beginsel der Wereldt ghebruyckt’; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
7
*diÉ™: die
8
Cesars: zie p. 3, r. 24.
10
nedergeslagen: gevestigd
14-15
Cesar: zie p. 3, r. 24.
Cicero: zie p. 5, r. 8.
Quintilianus: Marcus Fabius Quintilianus (ca. 35-95). Romeins redenaar en leraar, uit Spanje afkomstig, schreef Institutio Oratoria, een leerboek in 12 delen over de welsprekendheid.
Plinius: Caius Plinius Secundus de Oudere (23/24-79). Romeins auteur, schreef een encyclopedisch werk: Naturalis Historia.
22-23
Hulster-ambacht, Axel-ambacht: ambacht = heerlijkheid. Hulst, Axel, Assenede en Boekhoute vormden de ‘Vier Ambachten’, die deel uitmaakten van het vroegere Staats-Vlaanderen, sinds 1814 Zeeuws-Vlaanderen genoemd.
23-27
Een dergelijke mening kan men al, terloops, in de Twe-spraack van Spieghel verwoord vinden. In zijn Uytspraeck vande weerdicheyt der duytsche tael, de befaamde inleiding tot de Beginselen der Weegconst (1586), verklaarde Simon Stevin dat het ‘Duytsch’ (Verlooy gebruikt dezelfde term) de oorsprong is van alle ‘bastaardtalen’, zoals het Frans, het Italiaans en het Spaans.
6
*oorspongelyk: oorsprongelyk
13
verstrekt zig: strekt zich uit
15
*Hollandsehen: Hollandschen
15-16
een groot deel van 't Luyks: zie p. 32, r. 12-13.
16
voordere: vooraanliggende(?), verdere(?)
17-18
de Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden: dat Verlooy met ‘vereenigde Nederlanden’ de Verenigde Provinciën (Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen) of, meer algemeen, de Noordelijke Nederlanden bedoelde, blijkt uit p. 99, r. 14-16. Moeilijker is te achterhalen wat hij op het oog had met de landstreek ‘beneden’ die Verenigde Provinciën. H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte 1780-1914 (Antwerpen, 1963), dl. 1, p. 132 (2de druk, 1970, ibidem) suggereert dat het gaat om ‘de gewesten die liggen tussen ons en de Verenigde Provinciën (i.e. de Generaliteitslanden!)’: Verlooy zou dus gedacht hebben aan Staats-Vlaanderen, Staats-Brabant en Staats-Limburg. De moeilijkheid is dan echter dat al deze gewesten Nederlandssprekend waren, terwijl Verlooys tekst spreekt over ‘eenige voordere deelen’ van dit gebied. L. Simons, De Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden, in Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 36 (1977), nr. 1, kol. 33-36, - zich baserend op een kaart van de Nederlanden, die getekend werd door Petrus Kaerius en die voorkomt in de uitgave van Guicciardini's Beschryvinghe van alle de Nederlanden... uit 1612 - is van oordeel dat Verlooy verwijst naar de westelijke grensgebieden van het Duitse Rijk waar nog Nederlands gesproken en geschreven werd, d.w.z. ‘van het Gulikse en het Keulse gebied in het zuiden via het hertogdom Kleef en de graafschappen Lingen en Bentheim tot Oost-Friesland in het noorden’. De kaart van Kaerius is nl. westelijk georiënteerd - een oriëntatie die meer voorkwam in de vroegere kartografie -, zodat de landstreek ten oosten van de Verenigde Provinciën er onderaan, dus ‘beneden’, op voorkomt. Blijft de vraag waarom Verlooy die ‘Landstreek’ apart plaatst en niet rekent bij ‘'t Keyzerryk’, waartoe ze behoort en dat hij vlak tevoren vermeldt. O.i. gebruikt hij de term ‘beneden’ in dezelfde betekenis als ‘leeger’ (d.i. Lat. inferior, hier: noordelijker; cfr. p. 10, r. 30): zo opgevat, wordt met ‘de Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden’ de laagvlakte in het noorden van het Duitse gebied (cfr. p. 69, r. 24-27) bedoeld. ‘Oostwaerts’ (p. 69, r. 19) verwijst dan naar ‘'t Keyzerryk’, ‘Noordwaerts’ naar de ‘Landstreke’. Zie in dit verband ook p. 89, r. 14-16, en p. 90, r. 6-10. - Over deze tekstinterpretatie: J. Van Den Broeck-J. Smeyers, ‘De Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden’, in Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 36 (1977), nr. 4, kol. 213-220, met Naschrift door L. Simons in id., kol. 220-222.
21-22
op wat plaets het Hoogduytsch schyd van 't Nederduytsch: waar de scheiding ligt tussen het Hoogduits en het Nederduits
22-25
Dit gegeven komt voor in de door Petrus Montanus aan het werk van Guicciardini toegevoegde commentaar; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27.
24-25
Gravelingen: Grevelingen (Frans: Gravelines), stad in Frans-Vlaanderen, in 1659 bij Frankrijk ingelijfd; Dantzig: het huidige Gdansk, was een vrije stad onder Poolse soevereiniteit, een van de grote havensteden en graanmarkten van Europa; Pommeren; landstreek aan weerszijden van de Oder, waarvan het westelijk deel in de 18de eeuw aan Zweden, het andere aan Pruisen behoorde.
26
Hanze-steden: p. 12, r. 24.
29
hun: hen
30
daer-ze: waar hen
Opperhoogduytsch: Hoogduitser
31
en: ontk.
3
gesierdste: schoonste
konstrykste: kunstrijkste
1-4
Die mening werd eveneens vooropgesteld door Petrus Montanus in een ‘Byvoeghsel’ bij de tekst van Guicciardini; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27-28.
5
joenger: jonger
zy: is
7
articuli: lidwoorden
10
beteekening: betekenis
19
ontrent gelyk: ongeveer zoals
20
*zyto: zy to
daer: waar
23
sillaeb: syllabe
preterita: verleden tijd(en)
28
nemen...opzigt: slaan...acht
29
vernederen: doen dalen, niet-beklemtonen
30
verheffen: doen stijgen, beklemtonen
15
tette, mamme: mem, borst
19
aessem: adem
22-24
Met den algemeynen costuemboek van Brabant is bedoeld: J.B. Christyn, Brabandts Recht dat is de generale costumen vanden lande ende hertogdomme van Brabandt..., 2 dln., Antwerpen 1682. Grimben is een vervorming van Grimbergen, een gemeente in Belgisch Brabant, gelegen ten noorden van Brussel aan het Kanaal van Willebroek. Het landcharter van Grimbergen dat in 1275 afgekondigd werd, komt voor in bovenvermeld werk, dl. 1, p. 334-350.
Logen-strepen (= iemand voor een leugenaar uitmaken) wordt gebruikt in art. 1 van dit landcharter: ‘Inden eersten soo wie iemanden logen-strept vloecke oft leelycke woorden gave, oft alsulcken Injurieusige woorden gave...’.
30
kreft: kreeft
4
sperre: dakspar, spantrib
6
schamp: hoon
fluyme: slijmachtige stof
10
eysschelyk: ijselijk
12
laek: beek
14
leeder: ladder
19
roenken: ronken
20
uyder: uier
2
tammen: temmen
5
prazelen: bazelen
7
darren, derren: durven
9
op te haelen: te vermelden
wytloopiger: uitvoeriger
opgezamelt: verzameld
10-11
van Leeuwen en Wolfgangus Lasius: Simon van Leeuwen (1626-1682). Bekend Noordnederlands jurist en oudheidkundige, auteur o.m. van Batavia illustrata, ofte Verhandelinge vanden Oorspronk, Voortgank, Zeden, Eere, Staat en Godtsdienst van oud batavien (1685), waarin hij zijn opvattingen over de ouderdom en de superioriteit van het Nederlands illustreert aan de hand van aan W. Lazius ontleend materiaal. Over W. Lazius, zie p. 18, r. 23.
12
seffens: dadelijk
13
kwade oog: slechte naam? P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek (zie p. 9, r. 29-30), geeft de uitdrukking Al te ligt heeft men een kwaad oog, maar verklaart deze niet.
13
min: minder
diepzinnige: geleerden
14
ongeregeltheyd: gemis aan vaste regels
15
ongesiertheyd: gemis aan sierlijkheid
16
ondeugd: ondeugdelijkheid, gebrekkigheid
17
schoon: hoewel
verschilliglyk: verschillend
21
ingevalle: in geval
22
aendragen: aandacht besteden aan (aendragen);: (aendragen),
27
vestigen: vastleggen
30
letterkondige: letterkundigen
naer: na
1
Cicero: zie p. 5, r. 8.
2
Suetonius: Cajus Suetonius Tranquillus (ca. 70-ca. 130). Romeins geschiedschrijver. Schreef De Vita Caesarum, een levensschets van de eerste twaalf Romeinse keizers, en De Viris Illustribus, een slechts gedeeltelijk bewaard gebleven verzamelwerk over grammatici, redenaars en dichters.
5
schavingen: verbeteringen, verfijningen
geleden: ondergaan
8
geregelder: meer door vaste regels geordend
12
uytnemingen: uitzonderingen
17
letterkonst: grammatica
20
verschillig: verschillend
6
door den neus vergalmt: genasaleerd
7
somtyds d'eerste als de tweede: soms onder de eerste (als by ons) zowel als onder de tweede vorm (door den neus vergalmt).
14
*allen: alleen
16
menige: talrijke
18
*nit: niet
20
uytnemingen: uitzonderingen
28
op: voor
diergelyke: dergelijke
2
ongeregeldheyd: het gemis aan vaste regels
3
ongelykbaer: onvergelijkelijk
4
overregeldheyd: het te zeer aan regels gebonden zijn
6
uytnemingen: uitzonderingen
onbeterbaer: onverbeterbaar
8
hier naer: hierna
9
haer eygen: zichzelf
11
naer: na
15
letterkonst: grammatica
21
en: ontk.
23
hun: zich
29
en: ontk.
30
als: tenzij
1
mindersoort: mindere soort
5
niet: niets
6
en: ontk.
van: door
7
gesierdelyk: sierlijk
12
Plautus: Titus Maccius Plautus (ca. 250-184 v.C.). Romeins blijspeldichter van wie een twintigtal stukken bewaard werden.
Terentius: Publius Terentius Afer (190-159 v.C.). Latijns blijspeldichter uit Carthago afkomstig.
12
streken: grappen(?)
14-15
Ook alle taelen moeten...: Ook moeten alle talen...
16
wegens: vanwege, door
17
dichtryken: rijk aan poëzie
18
Gellert: Christian F. Gellert (1715-1769). Hoogleraar aan de universiteit van Leipzig; was een van de populairste 18de-eeuwse Duitse auteurs, schrijver van blijspelen en Fabeln und Erzählungen.
19
Frederik van Pruyssen: Frederik ii (1712-1786). Koning van Pruisen (1740-1786); verlicht despoot, die in grote mate bijdroeg tot de verdere ontwikkeling van Pruisen op politiek en territoriaal gebied en als ‘Der alte Fritz’ in de legende trad.
20
gevoegzaemheyd: buigzaamheid, geschiktheid
23
iet: iets
slegtigheden: slechte dingen
25
spraek: taal
28
gemyn: gewone volk
29
voorkomen: vooringenomen(?)
30
in haer eygen: op zichzelf
1
aen: voor
3
(vremde);: (vremde),
4
oorsprongelyke: oorspronkelijke
5
als-men: toen men
6
gewys: gebaar
7
bediet: betekend
naegedaen: nagebootst
9
grouwel: gruwel
11
mogendheyd: macht
12
zwert: zwart
14
gouwigheyd: vlugheid, beweeglijkheid
16
flidderen: fladderen
wispelen: heen en weer bewegen
17
spertelen: spartelen
19
bersten: barsten
20
vringen: wringen
21
krochen: kuchen, kreunen
24
vleyiger: vleiender
27
Met: Door
naeder: dichter
28
aen: bij
29
haer: zich
voegen: schikken
30
nouwe: nauwkeurige
verbeldingen: uitbeeldingen
3
veronteygent: ontdaan van het eigene
5
waer: ware, zou zijn
14
verschillig: verschillend
15
daer: waar
16
uytgedrukt: uitgesproken
24
daer: waar
1
deugd: degelijkheid, waarde
ondeugd: gebrekkigheid
4-5
zy laet daerom niet ... te zyn: ze is daarom niet minder...
6
wel: goed
7
neffens: naast
8
gemeynelyk: gewoonlijk
10
van diën dat: doordien, doordat
16
verdobbelen: verdubbelen
21
Hexametra: de hexameter, de versregel bij uitstek in de Griekse en Latijnse epiek, is opgebouwd uit zes dactylen (-Ï…Ï…); behalve in de vijfde voet kunnen de twee korte syllaben (Ï…Ï…) door één lange (-) worden vervangen en de zesde voet bestaat steeds uit twee syllaben (-Ï… of--). Op die wijze kan het aantal syllaben variëren van 13 tot 17. Bij uitbreiding wordt ieder zesvoetig vers een hexameter genoemd.
23
gemeyne: gewone
24
iet: iets
gevoeligs: voelbaars, merkbaars
26
hier voor: nl. in de tekst van p. 39, r. 26 tot p. 40, r. 18.
27
Juvenalis: zie p. 39, r. 22.
5
byde: beide
7
J. des Roches (zie p. 43, r. 24) gaat in zijn Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28) uitvoerig in op de taal die de oude Belgen zouden hebben gesproken en wijst daarbij op het feit dat talen aan elkaar ontlenen: ‘Le François et le Flamand ne se ressemblent en aucune maniere, et cependant les François...ont emprunté des Flamands les noms de vents...et beaucoup de termes de marine...’ Dan vervolgt hij: ‘les Flamands de leur côté n'ont que trop farci leur langue riche et copieuse d'une infinité de mots François dont elle n'avoit nul besoin’. (deel 1, p. 67) - Niettegenstaande die of voor het Nederlands had hij zich toch, enkele bladzijden tevoren, bij zijn lezers om zijn voorbeelden uit die taal verontschuldigd: ‘Je demande pardon à mes lecteurs François: leurs oreilles délicates seront blessées par le rude choc des consonnes, et fatiguées par les sourds accents des voyelles...’
9
Tacitus: Publius Cornelius Tacitus (ca. 55-118). Romeins geschiedschrijver, schreef o.m. De origine et situ Germanorum en Historiae.
Cesar: zie p. 3, r. 24.
Cicero: p. 5, r. 8.
10
verworderen wy: zijn wij verwonderd
11
omgangen: omwegen
12
daer: waar
nauw: nauwkeurig
13
seffens: dadelijk
14
en: ontk.
17
uyt diën: daaruit(dat)
18
gevoegzaem: geschikt
19
een: één
21
naedoen: navolgen, nabootsen
te boven gaen: overtreffen
23
naeder: dichter
25
Lucretius: zie p. 54, r. 2.
Descartes: René Descartes (1596-1650). Frans wijsgeer en wiskundige, auteur o.m. van de beroemde Discours de la méthode (1637).
29
Homerus: zie p. 49, r. 25.
30
Batrachomyomachia: (waarsch. 5de eeuw v.C.) is een komisch heldendicht van een 300-tal verzen, bedoeld als een parodie op de Ilias en ten onrechte aan Homerus toegeschreven. Het verhaalt de ootlog tussen de kikvorsen en de muizen, waarbij ook de goden worden betrokken.
1
venlust: lust van het ven (= klein meertje)
3
morzelvatter: eter (grijper) van de kruimels
4
leekemeulen: lik-molen
12
porreyeter: prei-eter
13
moortreder: modder-treder
16
uytzoeking: uitzoeken
17
achterlaeting: overslaan
21
seffens: dadelijk
22
hun: hen
23
saemvoegsels: samenstellingen
26
te voren koomt: voor de geest komt
28
naer: na
6
diergelyke: dergelijke
8
helligt: helft
10
omspreuken: omschrijvingen
+
hier voor: nl. p. 50, r. 4-5 (daar staat: Dan gaf den grooten god).
20
sprekelijk: te spreken, welgezind
gespreekzaem: spraakzaam
+
herspreken: niet in woordenboeken en idiotica.
25
tusschespreken: bemiddelen, onderhandelen
3
onderspreken: afspreken, bespreken
+
on.overgrooten: komt in de woordenboeken en idiotica niet voor.
8
begrooten: schatten
13
Zwert: Zwart
21
ontoogen: van het gezicht beroven
3
hun: hen (de Fransen)
9
nadrukkelyk: krachtig, beslist(?)
+
Het woord volkziekte komt inderdaad in de uitgaven van het Nieuw Nederduytsch en Fransch woorden-boek van J. des Roches voor; het woord dierziekte niet.
13
hun eygen: zichzelf
bronwoorden: oorspronkelijke woorden(?)
14
gemeyns: gemeens(chappelijks)
16
moyelyker: moeilijker
hun: hen
18
konnen: kennen
19
er nevenslaen: zich vergissen
20
lest: laatst
+
de bekende veeziekte en ... hoorneveeziekte: de veepest was in de tweede helft van de 18de eeuw een gevreesde plaag in de Oostenrijkse Nederlanden. Verscheidene verorderingen werden uitgevaardigd met het doel de ziekte te bestrijden. Er werden ook publikaties aan gewijd, o.a. door J.P. Vilain xiiii.
23
uyt: met
27
hebben: waard zijn
2
wyt: ver, erg
verschillige: verschillende
naburige: elkaar gelijkende(?)
+
Gesner: de Zwitser Salomon Gessner (1730-1788) werd met zijn in ritmisch proza geschreven Idyllen (1756-1772) in heel Europa beroemd. Rousseau vertaalde ze in het Frans.
+
Die Schiffahrt komt voor op p. 22-23 van de [neue] Idyllen, die het vijfde deel vormen van Sal. Gessners Schriften (Zürich, bey Orell, Gessner, Füesslin u.C., 1772). Op deze uitgave berusten de bij Verlooys versie door ons in de woordverklaring aangebrachte correcties.
7
schif: Schiff
9
ufer fuehrt.: Ufer führt!
10
zephir: Zephir
12
liebes goetter dich.: Liebesgötter dich!
13
wellen, hupfet: Wellen, hüpfet
14
Sanft ums schif: sanft ums Schiff
15
nur ihr suesser: nun ihr süsser
16
blick: Blick
17
spielen: Spielen
18
(ruht): (ruht),
19
(Ach): (Ach),
21
ufers schatten: Ufers Schatten
23
Ietst ieder vogel zu: Jetzt jeder Vogel zu;
24
schilf und straeuche: Schilf und Sträuche
26
sanften wind: sanftem Wind
beweegt: bewogen
27
see: See
29
traegst das schoenste: trägst das schönste
30
kind,: Kind
31
fluten: Fluten
32
(traut),: (traut);
33
sonnebild,:Sonne Bild
der: het
1
spie-: Spie-
3
Schoen: Schön
4
(einst),: (einst)
5-6
sie aus weissem schaum hervor: sie, aus weissem Schaum hervor,
7
musschel: Muschel
mossel: schelp
8-9
wassergoetter die sie sahn: Wassergötter, die sie sahn,
+
verzucht: komt niet in de woordenboeken en idiotica voor. Verlooy vertaalt het Duitse woord niet correct. Wilde hij een letterlijke, klanknabootsende overzetting geven?
10
entzuekt: entzückt
11
plaetscherndspiel: plätschernd Spiel
plasschespel: spel in het water
13
schilfbekraentzte: schilfbekränzte
15
eifersuchtgen: Eifersüchtgen
16
blick: Blick
17
laechelnd wincken: lächelnd Winken
winken: wenken
18
(nicht): (nicht);
19
suesse goettin: süsse Göttin
20
(nur): (nur),
+
Schrant, Verhandeling, p. 87, wijzigt: Tot dat z'aen d'oever steeg.
21
aus ufer': ans Ufer
23
verzien: voorzien
24
waer 't: ware het
26
naetevolgen: na te volgen
+
want dan hebben wy nog al eene te veel: zie daarover uitvoeriger de opvatting van Verlooy op p. 48.
6
verzien: voorzien
+
8 Ciceroos: zie p. 5, r. 8.
Virgilii: zie p. 18, r. 9-10.
Voltaires: zie p. 2, r. 3.
10
grootte: grootheid
14
betrede: betreden
15
werkingen: werkzaamheden
18
(maken): (maken).
20
bedrift: geïnspireerd
21
toe te varen: toe te springen(?)
26
proenkt: pronkt, schittert
27
by: door
29
gebrek: ontbreken
30
voorige: vroegere
2
theater: toneel; ruimte(?)
8
gemyn: algemeen
10
dat: nl. het lot
12
onwilde: beschaafde
13
verstrektheyd: uitgebreidheid
17
onze Bataefsche broeders: de Noordnederlanders.
19
dry andere deelen der wereld: Amerika, Afrika, Azië- Oceanië.
20
waer 't zaken: ware het zake, indien
23
voet: manier
(wezen);: (wezen),
23-24
die leegere ter zee gezetene Duytsche: cfr. in de tekst, p. 69, r. 25-28; voor leegere: p. 10, r. 30.
25
aentrekken: tot de hunne maken
1
moyte: moeite
3
Vrydom: men mag redelijkerwijs aannemen dat Verlooy met het begrip vrijdom niet alleen de aloude vrijheden uit het verleden op het oog had, maar ook de modernere, meer democratisch geïnspireerde vrijheidsgedachte, die verdedigd werd door de vooruitstrevenden in de 18de eeuw. Hij bleef het woord vrijdom trouwens gebruiken in de Franse tijd, toen hij zich opstelde achter de opvattingen en het nieuwe staatsrecht van de revolutionairen.
3
verachtbaer: verachtelijk
7
verstrekt op: uitgestrekt over
8-10
cfr. wat Verlooy schrijft p. 69, r. 13-28.
den Luykschen: zie p. 32, r. 12-13.
Lubeck: zie p. 12, r. 24.
Dantzig: zie p. 69, r. 24-25.
11
verschillig: verschillend
13
volmogendheyd: alleenheerschappij
15-16
die 'k nooit met onze fransverwaende zal schamen: waarover ik me nooit, zoals de Fransgezinden (wel doen), zal schamen.
22
(beste): (beste),
23
slagofferen: slachtofferen
24
een klyn vierde van 't land: zie in de tekst, p. 36, r. 1-2.
26
en: ontk.
29
tegenspoedige: ongelukkige
1
geerne: graag
2
spraek: taal
4
voorgangen: voorbeelden
10
gedaen: getroffen
16
ingegreffent: ingeënt
17
onderplaetst met: vervangen door
8-18
In 1786 werd de Zweedse Academie opgericht, o.m. met het doel de ontwikkeling van de Zweedse taal te bevorderen.
Catharina ii van Rusland stichtte in 1782 een Academie waarvan uitsluitend Russische auteurs lid mochten zijn en die, naar het voorbeeld van de Franse Academie, belast werd met het opstellen van een woordenboek en een grammatica.
Frederik ii (zie p. 77, r. 18-19) had geen belangstelling voor het Duits en de Duitse letterkunde, verving in de door hem in 1743 opnieuw opgerichte Academie het Latijn door het Frans en schreef en correspondeerde zelf in die taal (o.m. met d'Alembert, Voltaire en andere Franse literatoren en geleerden). Het is niet duidelijk waarop Verlooy zinspeelt met ‘voor zyne dood begon hy daer van weer te komen’; E. Brunot, Histoire de la langue française, dl. viii, 1re partie, p. 572, schrijft dat Frederik ii tot het eind van zijn leven zijn voorliefde voor het Frans trouw bleef. Zijn neef en opvolger, Frederik Willem ii, plaatste in de Berlijnse Academie het Duits op gelijke voet met het Frans, verving de Franse ambtenaren in de bestuurslichamen en steunde het Duitse theater.
19
hebben: zijn
20
leste: laatsten
22
achterhaelen: inhalen, evenaren
derr': durf
23
al: alles
25
t'En zy: Tenzij
gevaderlanders: medeburgers
30
waer: ware, zou zijn
1
gelyk gemeld is: cfr. in de tekst, p. 73, r. 12-14.
4
nog: noch
gevestigt: vast
5
verschillige: verschillende
7
hun eygen: zichzelf
9
ongeregelde: niet door vaste regels geordende
11
joengheyd: jeugd
13
beginsels: grondslagen
17
gotieke letters: benaming voor het hoekige, opgesierde monnikenschrift, dat in de latere Middeleeuwen in gebruik kwam en ook in oudere gedrukte boeken werd gebezigd (Van Dale). Vooral in volksboeken en schoolboekjes, waarvan inhoud én zetsel vaak op de vorige eeuw teruggaan, vindt men in de 18de eeuw dit lettertype terug, soms binnen hetzelfde boek afwisselend met andere lettertypes.
17
gotieke: barbaarse, ouderwetse
18
gevroenge: gewrongen
19
enkele: enkel, alleen(?)
15-23
Kritiek op de 18de-eeuwse schoolboeken vindt men o.m. in de Verbeterde vlaemsche spraek- en spel-konste (Brugge, 1775) van ‘taelmeester’ B. Janssens en in de Oordeelkundige Verhandelingen op de noodzaekelijkheijd van het behouden der nederduijtsche taele (1780) van W.F.G. Verhoeven (zie over hem en over zijn ms. de inleiding). Beiden reageren vooral tegen de in het lager onderwijs als schoolboek gebruikte, verouderde, niet aan de jeugdige lezers aangepaste volksromans.
23
voorgegeven: voorgesteld
25
gestut: gestuit
joeng: jeugdig
verwert: verward
26
alderdweerste: allerdwarste, aller-verkeerdste
*wangeloovighe: wangeloovighe-
28
Den: Het
29
letterkonst: grammatica
3
De ‘Latynsche scholen’ waren de door de geestelijkheid geleide colleges, waarin een sterk op het Latijn gestoelde humanioravorming werd gegeven. Van 1777 af, na de sluiting van de Jezuïetencolleges en de door keizerin Maria-Theresia doorgevoerde schoolhervorming, hoorden ook de door het Oostenrijks bestuur opgerichte ‘koninklijke (Theresiaanse) colleges’ daartoe. De ‘klyne scholen’ (waarover Verlooy het p. 93, r. 24-25 en p. 94, r. 14 heeft), ‘les petites écoles’, ook ‘Duytsche scholen’ genoemd, waren lagere scholen. De z.g. ‘Franse scholen’ waren onderwijsinstellingen met een programma dat het midden hield tussen lager en humaniora-onderwijs.
4-5
figuren, grammatica en syntaxis: benamingen voor verschillende klassen in het humaniora-onderwijs. De eerste twee jaren heetten grote en kleine figuur, dan volgden grammatica, syntaxis, poësis en rhetorica.
5
prosodia: in zijn Vlaemschen Prosodia (Mechelen, 1791) omschrijft W.J. C(laes) het begrip als ‘de manier van elke syllabe alleen genomen en aenzien (= beschouwd) volgens accent, aspiratie en quantiteit (= duur), vereyscht door een zeker buyging der stem die zig verheft, of zig laat vallen’. Prosodie is, volgens Van Dale, de leer van het gebruik van de woorden en lettergrepen in de versbouw van een taal (te onderscheiden van metriek, leer van de versbouw).
6-7
alleen de rymkonst en niet de dichtkonst: op p. 94, r. 9-15 gaat Verlooy daarop verder in.
8
naer: volgens
order: rang, stand(?)
voortgang: vordering
12
iet: iets
13
bezonderste: voornaamste
standwetten: constitutionele charters
14
Brabandsche blyde-inkomst: zie p. 5, r. 3-4.
21
boven d'onmogelykheyd: dat heeft Verlooy geargumenteerd op p. 46, r. 8-22.
23
weten: kennen
op: aan
25
joengheyd: jonge mensen
27
teenemael: helemaal
28
daer: waar
30
order: orde
1
die: wie
slegts: maar, amper
2
eer-me: eer men
11
is 't: al is het
12
iet: iets
al: alles
15
*gelykmisschien: gelyk misschien
16
waer: ware
17
dezen: dit
20
alderaenzinelykste: alleraanzienlijkste
22
iet: iets
23
herkennen: erkennen
24
aen: voor
't groot: de hogere standen
25
gemyn: gewone volk
28-29
twee voorname schryvers van deez' eeuw: een van die twee schrijvers is J.-J. Rousseau (zie p. 53, r. 23). Naar de naam van de andere kan men gissen. Misschien is het Ch. Rollin die van oordeel was dat toneel in schoolverband af te raden was; cfr. Ch. Rollin, Traité des études (nieuwe uitg., Paris, m.dcccxviii-m.dcccxix), dl. 11, p. 636-642. De 18de eeuw heeft een stortvloed van geschriften voor en tegen het theater opgeleverd. Een interessant, alhoewel zeker niet volledig overzicht ervan vindt men in Lettres sur les spectacles; avec Une Histoire des Ouvrages pour & contre les théatres [sic]. Par M. Desprez de Boissy, een tweedelig werk waarvan de zevende editie te Parijs in 1780 het licht zag en dat zelf uit het kamp van de tegenstanders van het theater stamt. De eerste brief erin (Lettre de M. Desp. de B**, Avocat au Parlement, à M. le Chevalier de***) verscheen voor het eerst in 1756, de tweede (Lettre de M. le Chevalier de***, à M. de C.***), geen reactie maar een supplement op de eerste, in 1759. Van 1769 af werden ze samen herdrukt en aangevuld met een tweede deel, dat de Histoire des Ouvrages pour & contre les théatres bevat.
3
Die-er: Wie er
mogt me: mocht men
4
aendragen: aanklagen
5
kwalyk bedagte: onnadenkende
7
en: ontk.
10
en: ontk.
waer: ware, zou zijn
11
en: ontk.
't geen-me: dat men
13
mits: omwille van
beterheyd: het beter zijn
14
teenemael: helemaal
+
cfr. de inleiding p. 24.
18
voorgestelde: uitgeloofde
19
pryskens: kleine prijzen
+
Doelt Verlooy op werk van Lessing, op de eerste stukken van Goethe (Götz 1773, Clavigo 1774, Stella 1776, Iphigenie auf Tauris, 1e prozaversie 1779) of Schiller (Die Räuber, 1781, Kabale und Liebe 1784, Don Carlos 1787 - de Catalogue des livres défendus, Brux., 1788, vermeldt Die Räuber als verboden), of op toneelwerk van mindere goden als Friedrich Müller, Karl Ph. Moritz, Jakob M.R. Lenz, Friedrich M. Klinger? In de 18de-eeuwse Zuidnederlandse bibliotheken schijnt de Duitse literatuur haast niet aanwezig te zijn geweest.
25
waer 't zaken: indien
27
voet: grondslag
hun: zich
29
malkanderen: elkaar
verzien: voorzien (in de behoeften)
+
Schrant, Verhandeling, p. 95-96, wijzigt deze tekst als volgt: Daer is voorts nog veel voorraed te vinden bij de Hollanders, waer het zake zy ook hunne tooneelen bragten...Van 30 maakt hij een nieuwe zin: Niets waer er bekwamer om ze op haren...Bedoelt Verlooy met alle de Nederlandsche theaters de Noord- én de Zuidnederlandse? z' in om-z' verwijst wel naar de taal.
30
niet: niets
waer-er: ware er
5
verflouwen: verflauwen
+
6 onlangs: zie p. 55, r. 4.
9
aenmoeding: aanmoediging
11
(konsten).: (konsten),
13
ieverigheden: inspanningen, bezigheden(?)
14
ontlasting: ontheffing, vrijstelling (van belasting)
+
iet erger: spot van de kant van de medeburgers? Dichters klagen voortdurend over onbegrip, spot, kritiek (Momus in de graag gebruikte mythologische beeldspraak).
15
iet: iets
16
voet: manier
17
en: ontk.
18
raekt: betreft
21
hun: hen
voor: vóór
+
wederzeydsche opgistingen: in het Noorden kende men in 1787 de opstand van de Patriotten, die staatkundige veranderingen eisten. In het Zuiden ontstond er in hetzelfde jaar een revolutionaire volksbeweging tegen de hervormingsplannen van Jozef ii; zie p. 54, r. 24-25 en p. 67, r. 29.
+
Staten: zie p. 45, r. 5-6.
+
Gouvernement of Stadhouder: bedoeld worden de centrale gezagdragers (gouvernement voor het Zuiden, stadhouder voor het Noorden), die uiteraard niet zo nauw in contact staan met de bevolking van de onderscheiden gewesten als wel bepaalde plaatselijke bestuursinstanties.
28
schikken: bestemmen
aenmoeding: aanmoediging
30
elke: ieder (van de Staten)
haer: hun
1
vereeringen doen: geschenken geven
5
oprechten: oprichten
6
konnen: kunnen
9-10
hun verledigen tot: zich bezighouden met
12
hun: hen
14
*voot: voor
overzettingen: vertalingen
16
redekonde: redeneerkunde
17
prysuytgevingen: het bekend maken van prijzen, het uitschrijven van prijsvragen(?)
18
doen: geven
*he-: heden-
+
de he(den)daegs geplogene vragen onzer Academie: ieder jaar schreef de Académie (zie p. 40, r. 20-21) twee prijsvragen uit, de ene over een historisch, de andere over een wetenschappelijk onderwerp.
20
*beantwoordingis-er: beantwoording is-er
23
eeniegelyk: iedereen
28
tegenspoedige fortuen: ongelukkige lot
+
hier van (r. 22), hier toe (r. 24), deze (r. 27) verwijzen naar de ‘stukken van welsprekendheyd, van redekonde, staetkonde, toneelstukken en diergelyke’ (r. 15-17).
+
D.J. Juvenalis, Saturae, iii, 164-165: ‘Degenen van wie de kracht verlamd is door de bekrompenheid van hun huiselijk leven, treden niet gemakkelijk naar voren.’ Juven. = Juvenalis: zie p. 39, r. 22.
4
kon-me: kon men
de gene: degenen
11
vereysschen: vragen
van: om
13
van: met
bevoorderen: bevorderen
16
ingevroenge: ingewrongen, opgedrongen
+
cfr. de inleiding. p. 8 - de nieuwe Koninglyke studien: zie p. 93, r. 3.
20
verbiden: verbieden
23
kan-me: kan men
25
gereedste: gemakkelijkste, het meest voor de hand liggende
26
schier: bijna
+
Schrant, Verhandeling, p. 98, wijzigt het begin van deze zin in ‘En zal het schier genoeg zyn...’, maar dat maakt hem niet duidelijker. Kan men omschrijven: ‘Het zal haast voldoende zijn de aandacht te wekken en onze taal zal worden geacht’?
28
bezondere lieden: private personen
29
iever: ijver
1
alle: allemaal
1-2
by maetschap of companie: door middel van een vereniging
3
waer 't: ware het
7
boet: boete
8
bekostingen: kosten(?)
13
uyt: voortspruitend uit
16
eenig: enkel
17
volkdom: volk
*raetk: raekt
18
letterstaet: letterkunde
20
mits: vermits, omdat
23
letterdom: letterkunde
24
gemyn: gemeenschappelijk
27
hun: hen
30
imborst: aard
4
gevaderlanders: vaderlanders, landgenoten
5
gezamender-hand: allen samen
6
gevoegzaem: passend, geschikt
9
't is aen U: het is uw taak
12
onaendragendheyd: apathie(?)
13
goedkeur: goedkeuring
doen: laten
14
aenmoeding: aanmoediging
in-te-spannen: tot stand brengen
16
iet: iets
17
doe-maer zien: laat maar blijken

Vorige

Over dit hoofdstuk/artikel

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden