Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Herfstmaand. Septembermorgen. De blanke lucht hangt vol van bleeke rozen; En door de nevelsluiers, komt in 't Oost De morgen maagdlijk blank en schuchter blozen, Gelijk een bruid door 't kanten hulsel bloost. Het licht is zacht en teer als kinderoogen; En streelend vloeit het door de kalme kruin Der boomen, die in weemoed neergebogen, Hun blaren weenen, rood en geel en bruin. En zonder trotschen praal kriekt kalm de morgen. Een parelweefsel dekt zijn kleed van goud En golft, vol tinteling, door 't ernstig woud. En zonder heil of vreugd, de ziel vol zorgen, Zien wij de rozen van den uchtend aan, - Daar we achter een bebloemde lijkkoets gaan. Vorige Volgende