Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] II. Vóór mij de grijze baan... Vóór mij de grijze baan en ginder boven De melkweg, als een straat van zilvergruis En goudstof, waar de hemel mee bestoven Zou zijn, door englenvleugels blank en kuisch. Vóór mij de grijze baan; en al-end'-omme Het sterrenlicht, dat neerzijgt teer en zacht, Alsof er gazen lichtgordijnen glommen, En zilvren schemer wuifde door den nacht. Vóór mij de grijze baan en rond me 't loover Der kruinen, golvend op den einder klaar. Hier, zwarte massa's; boven, lichtgetoover; Hier, de aardschebaan; en die der heemlen, dààr. [pagina 65] [p. 65] En dan die vraag, wen alles, godgelaten, Berustend rust, die zorg voor 't eigen lot; Dat wankelmoedig zoeken zonder baten; Die Liefde en ook die Vreeze tevens: God! Vorige Volgende