Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] In 't west! 't Is Sprokkelmaand en de avond valt; de wind Zingt in den schoorsteen als bij winterdagen. Soms ronkt hij huislijk, als een kat die spint; Doch buldert liever los met booze vlagen. De menschen schuiven nader bij het vuur En allen denken: 't is nog steeds die oude En norsche winterwind, die, batsch en guur, Gaat huilen over zee en in de wouden. Maar 't is een ander lied voor wie 't begrijpt! Hoor! 't zijn geen grimmig gemelijke klanken: Het windje doedelt blij en horlepijpt, Of ruischt als looverige lenteranken. [pagina 28] [p. 28] Het schatert als een jolig kermismaat, Die aan den dans zijn glunder lief gaat vinden. En zie nu 's anderdaags waar 't haantje staat! In 't West!.... Heil, d'eerste van delentewinden! Met hem komt er nieuw leven in het land. Hij vaart langs rammelende beukenhagen; Hij rukt 't verijzermaalde loof uit kant En struik en klotst met gulle regenvlagen. Hij ziet het oud en streng en ernstig bosch: Vrijpostig rukt de snaak er recht op los, En steekt een keel op dat het schaterschalt, En laat zijn horen dreunen door het wald. Hij buitelt zóó door kruinen en door toppen, Dat de oude beuken er bij schuddekoppen; Doch al de botten, die reeds peutren aan den bast, Ze fluistren gekheid aan den mallen gast. Vorige Volgende