Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De dichter [pagina 11] [p. 11] I. Blij gaat de dichter. Blij gaat de dichter; opgetogen Drinkt hij de schoonheid in met 't blauw Van zijne grage, gulzige oogen. Hij huppelt door den zonnedauw Langs blanke beken, hooge hagen; En wordt van elke bloem gegroet Als wou hem elke bloem wat vragen. Hij gaat omzichtig, dat zijn voet Op gouden harten, witte kronen Niet trappen zou. Tot zelfs de schaar Der schuwe, schuchtere anemonen Verwibbelt niet met noodgebaar. [pagina 12] [p. 12] Het luchtig vliegje blijft gezeten In 't mulle dons der zonnelaan; De tor stapt rustig voort: ze weten Dat hij voor hen zal ommegaan. Vorige Volgende