De rozen rijpen...(1938)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De rozen rijpen De rozen rijpen weer als vruchten en waar mijn hart is in mijn borst broeit weer een grondelooze dorst. De zomerlijk-besterde luchten zijn als een voorhang te genaken. Mijn handen breken hun gebaar: zij worden van de scherven zwaar en vaardig tot een nieuw verzaken. Tot onder rilde populieren ik een verloren kind ontmoet, dat mij herkent en mij begroet met een geluid, dat woord is schier, een kleinen kreet, een ademhalen, den roep van dieren aanverwant naar den ontbloeienden levant bij stilgevallen nachtegalen. Dit is het teederste mirakel, dat onder sterren is geschied en dat zich God ontstelen liet; een schielijk aangeschoven schakel tusschen bewuste en onbewuste. Het tilt een heldre cantileen over de hooge branding heen van elke liefde en alle lusten. Zijt gij met dezen groet geboren? Is dan uw intrede in het licht die rijpe rozen nog zoo dicht? Viel hier uw eerste kreet verloren. opdat ik nimmer zou verzaken wat nimmer te genaken is? Ik zal met uwe ontstentenis, als met een droom, mijn dag doorwaken. Vorige Volgende