Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865
(1985)–Alexander Ver Huell– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
1860
| |
[pagina 33]
| |
ders die ik niet juist uitsprak. - ik zeide hem dat ik met zulk een genoegen de afbeelding gezien had van den schoonen vlinder die naar hem genoemd was. - Hij zeide ‘die hebt gij al vroeger gezien, gij zijt dat vergeten’ en het Ga naar margenoot+was zoo - ik herinnerde het mij terstond. - Na dien tyd steeds zwaarder benaauwdheid. Van mij wil mijn vader nog om het uur een lepeltje innemen tot vermindering van de brand in tong en keel. - Mama geeft de medecijn in. - De pupillen der oogen meestal gedilateerdGa naar margenoot+. - Spreekt niet. - met groote moeite en bevende handen blijft mijn vader steeds met een zakdoek zijn mond afvegen. - in die groote zindelykheid, die den ouden militair door zijn geheele leven eigen was, is voor mij iets hartverscheurends om aan te zien. - 10 Mei de toestand hoogst bedenkelyk - ik smeek den doctor toch wat tot leniging te geven - kan het 's middags naauwlyks langer aanzien - wijk niet van zijn bed - laat den Doctor tegen 4 uur halen - hij schrijft den laatste medicijn (poeyers) voor: - ... een oogenblik dat ik de lieve, vermagerde hand van papa kus en mijn tranen er over biggelden zegt papa zacht: ‘Alexander, Alexander’. dit zijn de laatste woorden die ik van hem hoorde. - Wat later had hij nog aan Mama die hem het drankje wilde ingeven toegevoegd ‘laat mij toch maar sterven’. Om 7 uur komt de poeyer: - daarna ging papa achterover in het kussen liggen - na tweemaal getracht te hebben op zijn regter zijde te gaan rusten. - wij dachten dat de medicijn af moet drijven. Het benaauwd rogchelen hield op - de ademhaling werd zacht, ongeregeld - de pupillen gedilateerd - wij hoorden driemaal hikken - en het was doodstil in de kamer, om 9 uur. - † Ga naar margenoot+Den volgenden avond heb ik zelf - niet willende dat een vreemde het lijk van mijn vader zoude aanraken - hetzelve met mijn oppasser HendrikGa naar margenoot+ afgelegd; Een brief van zijn Moeder, die door mijn vader zoo innig bemind werd, heb ik op zijn hart gelegd. - Hoewel mijn vader nimmer iets daaromtrent heeft willen bepalen en ik zelfs nimmer een zweem van verklaring daarvan uit hem konde lokken, heb ik echter mijne Moeder er toe overgehaald (die Arnhem prefereerde) om zijn stoffelyk overblijfsel te Doesborgh in het famillegraf bij dat van zijn vader en geliefden broeder FrederikGa naar margenoot+ te doen bijzetten. - Zaturdag 12 mei om 7 uur des avonds reed ik met mijn Oom Henri de Vaijnes van Brakell achter de lijkkoets naar Doesborgh; de Koster en Hendrik volgden in een tweede rijtuig. - Aan de tol wachtten ons de dragers en lantaarndragers. - ook nog een paar koetsen uit Doesborgh. - J. Tengbergen, H. Aberson en J. Ketjen waren bij de begrafenis tegenwoordig. - Afzonderlyke pakjes met een fooi voor elken drager moest ik zelf in mijn zak hebben en uitdeelen: - stuitende gewoonte. - Om half vier in den nacht was ik terug bij mijne Moeder. - (den 11u zware onweders). In een leegen duivenkooi onder de veranda had een vogeltje zijn nestje gemaakt. - wat zoude mijn gevoelige vader daar een genoegen in gehad hebben! - Onbeschrijfelyk gevoel van verlatenheid. _____ A. Ver Huell |
|