Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865
(1985)–Alexander Ver Huell– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[pagina 6]
| |
Woord vooraf‘Alles moge hem ontvallen - den geest ontrooft men iemand niet - en nog, als deze krankzinnig wordt of de ziel tot hooger ontwikkeling overgaat, blijft hij hier zijn edelen en veredelenden invloed uitoefenen op achtereenvolgende geslachten en bewonderaars.’ Dit schreef Alexander Ver Huell in 1865 naar aanleiding van een van zijn bewonderde voorbeelden, Rembrandt van Rijn.Ga naar eind1 Is dit citaat ook op de auteur zelf van toepassing? De humoristische tekenaar en lithograaf Alexander Ver Huell (1822-1897) werd tijdens zijn leven als een onbetwistbaar genie bewonderd. Met zovele negentiende-eeuwse schrijvers behoort hij als kunstenaar thans voor de vergetenen, een auteur van het ‘tweede plan’. Toch gaat het te ver om hem de dominee-tekenaar naast de dominee-dichters van die tijd te noemen, zoals een van zijn critici in 1909 heeft gedaan.Ga naar eind2 Daarvoor was hij een te merkwaardige persoonlijkheid. Alexander Ver Huell debuteerde als student-tekenaar met prenten in de almanakken, illustraties van Klikspaan en een bundel Zoo Zijn Er! In traditionele studentenkringen weet men zich dit nog wel te herinneren. De laatste tijd maakt hij vooral als schrijver van enige fantastische vertellingen opgang. De veronderstelling lijkt gerechtvaardigd dat achter zijn oeuvre een romanticus schuilt met kunstenaarsaspiraties die afwijken van het tot nu toe veronderstelde patroon van Hollandse nuchterheid. Met de uitgave van een deel van zijn dagboek willen wij bijdragen tot een onderzoek naar zijn karakter en zo een bouwsteentje leveren voor de beantwoording van de vragen of er zoiets als een romantische geestesgesteldheid in Nederland heeft bestaan. Wij zullen op die kwestie verder niet ingaan.Ga naar eind3 Het hier uitgegeven dagboekfragment bevat de eerste bladzijden uit een bestand van vijf delen over de jaren 1861-1897, voorafgegaan door korte autobiografische aantekeningen en een beschrijving van de dood van Alexanders vader in mei 1860. Wij beperkten ons tot de periode 1860-1865, dus tot de bladzijden 1-304 van deel I, vermeerderd met zes bladzijden achterin het dagboekdeel. De paginering van het dagboek is in de marge aangegeven. In het handschrift zijn vier bladzijden onbeschreven gebleven: twee zijn er abusievelijk overgeslagen, twee opzettelijk, omdat Alexander Ver Huell een nieuw jaar op een rechter pagina wilde aanvangen.Ga naar eind4 Wij kozen voor de publikatie van één doorlopend geheel en wel het begin, daarmee de mogelijkheid voor een vervolg open latend. De bladzijden zijn echter ook van belang omdat ze een crisisperiode beschrijven die beslissend is voor de verdere levensloop van de auteur en de afsluiting van een ontwikkeling markeert. Bovendien komt zijn karakter er volledig in tot uiting. Na 1865 maakt de schrijver nog wel gebeurtenissen mee, maar zijn situatie blijft stabiel en hij vervalt in zelfherhaling. Aldus zou men het fragment als een afgerond geheel kunnen beschouwen. Wij besloten de | |
[pagina 7]
| |
tekst volledig te publiceren. Voor goed begrip van de situatie door de lezer zou slechts een gering percentage door ons kunnen worden geschrapt. Bovendien menen wij dat het geheel nog voldoende leesbaar is en dat de enkele herhaling karakteristiek is voor de geestesgesteldheid van Alexander Ver Huell. Wij hebben ons er dus van onthouden om door de samenstelling van een subjectieve bloemlezing de authenticiteit van de tekst geweld aan te doen. De uitgave wordt voorafgegaan door een inleiding die een uiteenzetting bevat over de omstandigheden waaronder het dagboekfragment tot stand is gekomen. Na een kort overzicht van Alexander Ver Huells leven vóór 1860 worden gegevens verschaft die een aanvulling zijn op de gepubliceerde tekst. Dan volgt na een kort commentaar op de verdere levensloop van de auteur een beschrijving van het dagboek zelf, waarbij wordt ingegaan op zijn betekenis voor Alexander Ver Huell en voor de huidige lezer. Tenslotte wordt de transcriptie verantwoord. De tekst is van annotaties voorzien. Daarachter is een namenindex opgenomen van de in de tekst voorkomende personen, twee stambomen die de familierelaties van Alexander Ver Huell aangeven en een kort bibliografisch overzicht van zijn werken. Over de periode 1860-1865 is bovendien een uitputtende lijst gemaakt. Van een bibliografie van werken over Alexander Ver Huell is afgezien: met uitzondering van een monografie van Dr. Johs. Dyserinck in 1907 en een aantal 19e eeuwse artikelenGa naar eind5 zou deze lijst bestaan uit manuscripten en publikaties van detailstudies van één der samenstellers, die momenteel een dissertatie over Alexander Ver Huell voorbereidt.Ga naar eind6 Bovendien berust een groot deel van deze publikatie op bronnenonderzoek. Het dagboek zelf bevindt zich in het gemeentearchief van Arnhem, waar ook het merendeel van Alexander Ver Huells persoonlijke papieren aanwezig is. Deze stukken maken deel uit van een omvangrijker fonds, waaronder men ook zijn bibliotheek met talrijke van eigen aantekeningen voorziene boeken en zijn schilderijenverzameling kan rekenen. De boekerij is met enkele manuscripten overgegaan naar de Bibliotheek Arnhem, terwijl een grote verzameling tekeningen zich met zijn kunstverzameling in het Arnhems Gemeentemuseum bevindt. Het door Alexander Ver Huell nagelaten familie-archief van zijn voorgeslacht en zijn aanverwanten werd verdeeld over het Rijksarchief in Gelderland en het Algemeen Rijksarchief. De stukken van Alexanders vader en moeder, waaruit in de inleiding wordt geciteerd, bevinden zich dus in het Rijksarchief in Gelderland. Dit bronnenmateriaal werd in de loop van de jaren rond 1960 nog aangevuld met tekeningen, drukproeven en artikelen, afkomstig van Alexanders laatste uitgever P. Gouda Quint. Die werden in de Bibliotheek Arnhem gedeponeerd, zodat daar de meest complete documentatie over Alexander Ver Huells grafisch werk voorhanden is. Voor citaten uit al deze bovengenoemde bestanden moesten wij ons echter met voorlopige aanduidingen tevreden stellen omdat met uitzondering van de gecatalogiseerde boeken in de Bibliotheek Arnhem, Alexanders nalatenschap niet definitief is geïnventariseerd. Onze onderzoeksresultaten werden aangevuld met gegevens uit het archief van het kunstlievend genootschap Verscheidenheid en Overeenstemming (gemeentearchief Arnhem), de Commissie tot Voorberei- | |
[pagina 8]
| |
ding van de stichting van een Kunstmuseum in Amsterdam (archiefbewaarplaats van het Rijksmuseum), brieven van Alexander Ver Huell aan Cees Kneppelhout van Sterkenburg (Koninklijke Bibliotheek) en brieven van Marie Anemaet aan W.H. Suringar (Handschriftenafdeling van de Universiteitsbibliotheek der Gemeenteuniversiteit in Amsterdam). Voor de annotaties bij het dagboek hebben wij een beroep gedaan op de volgende instellingen: het Algemeen Rijksarchief; de Rijksarchieven in Noord-Holland en Gelderland; de gemeentearchieven in Amsterdam, Arnhem, Brussel, Delft, 's-Gravenhage, Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht; de streekarchieven Gorssel, Vorden en Warnsfeld, Oost-Gelderland I en II, en West-Friesland; de archieven ter gemeentesecretarie in Den Helder en Texel; documentatiebureaus als de bibliotheek van Artis in Amsterdam, het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, het Nederlands Persmuseum en Documentatiecentrum in Amsterdam, het Katholiek Documentatiecentrum in Nijmegen, het Centraal Archief van de Nederlandse Spoorwegen, het Nederlands Theaterinstituut, het archief van het Rijksmuseum in Amsterdam, de Rijkscommissie voor de Vaderlandse Geschiedenis en het Centraal Bureau voor Genealogie. Wij danken allen die ons beroepshalve of belangeloos hebben bijgestaan bij de oplossing van de vele vraagstukken die de annotaties bij ons hebben opgeworpen en die door hun aanmerkingen en adviezen aan de totstandkoming van deze uitgave hebben bijgedragen. Ook vermelden wij met erkentelijkheid de welwillendheid van de provincie Gelderland, zonder wier subsidie deze uitgave niet tot stand zou zijn gekomen. |
|