| |
| |
| |
| |
G4 v: XXII. Vanden Hont, ende van ’t Schaep.
- | Gerecht: rechtbank, rechtsprekend lichaam [WNT 4, 1661, A d] |
- | 1 Dogghe: hond |
- | 5 Onnoosel: onschuldig |
- | 6 Stracx: dadelijk, vervolgens [WNT 15, 2109, 1 en 2]; Plat uyt: ronduit, duidelijk [WNT 12/1, 2386, B, II, 3 b en c, s.l. Plat III] |
- | 8 Vest: steunt [WNT 21n 29, B]; Twijfelich: onzeker [WNT 17/2, 4528], moeilijk; Vaten: begrijpen, beoordelen [WNT 18, 932, A, V, 25 en 27, s.l. Vatten] |
- | 9 Metter yl: spoedig |
- | 13 Vermonden: verwoordden, verdedigden [WNT 20/1, I, 1481, 1 en 3] |
- | 16 Recht: goed, juist, vanuit het standpunt van de dader gezien; Oorkonden: getuigen, afkondigen [WNT 11, 115, 1] |
| |
Verklaring
- | 3 Klaecht: aanklaagt, klaagt over... bij... |
- | 8 Schael...verradich: de weegschaal helt teveel naar het boze, het goud (het goede) verradend |
| |
Proverb. XXV.
- | PROVERB. XXV.: Spreuken 25, 18 (en 8-9) |
- | 2 Verstaelt: met een laag staal bedekt om het harder te maken [WNT 20/2, 588, 1] |
- | 3 Wederspreken: tegenspreken, honen [WNT 24, 2303-5, 2 en 6] |
| |
G5 r: Sallvstivs.
- | Reden: woorden |
- | Sallvstivs: Latijns geschiedschrijver (86-35 v.Chr.) die de Romeinse Oorlog met Jugurtha (Bello Jugurthino ) beschreven heeft. Deze passage komt uit hoofdstuk 27 van dat werk. [Sterck 1927 p. 664, 74; Nauta 1934, p. 28] |
- | 1 Iugurtha, met Adharbal: Adherbal was de oudste zoon van de Numidische koning Micipsa, die samen met zijn broer Hempsal en zijn neef Iugurtha diens rijk erfde. Iugurtha doodde zijn broer Hiempsal en dwong Adherbal bij de verdeling van het rijk het
|
| |
| |
|
kleinste deel te nemen. Tenslotte heeft hij Adherbal ook gedood. [Sterck 1927, p. 664, 74; Pauly-Wissowa I, 359] Iugurtha voerde een langdurige oorlog tegen de Romeinen (Jugurthijnse oorlog, 112-105); werd eindelijk door Marius overwonnen (107) en door diens quaestor Sulla gevangen genomen; na de triomftocht van Marius (104) opgeluisterd te hebben, werd hij in de carcer Mamertinus gewurgd. [Van Dale 12, 3864; Pauly-Wissowa X/1, 1-6] |
- | 5 Goedt: grondgebied, goederen [WNT 5, II, 331, 2] |
- | 9 Krom-om wijsen: tegen de regels van het recht in onschuldig pleiten. In deze fabel wordt vaak de tegenstelling tussen het gerecht/recht en krom gebruikt: zie Van de Vennes gedicht. |
- | 9-10 Den Jughurtha: voor Jugurtha (indirect object; bij Vondel staat een datief Jugurthae) |
- | 13 Onnooselheyt: onschuld |
- | Fijn-: zuiver, goed [WNT 3/2, II, 4458, A, 2 en 6] |
- | Omgebrocht: omgebracht |
| |
G5 v: XXII. Hont, en Schaep.
- | 2 Straf: erg, op harde wijze [WNT 15, II, 2091-2, 4 en 7] |
- | 4 Ras: spoedig [WNT 12/3, 356, 2] |
- | 6 Lijdtsaem Hert: lijdzaam hart, geduldig, verdragend [WNT 8/2, 2232, 1] |
- | 8 VVou: wouw, roofvogel [WNT 26, I, 2404, a], in plaats van de havik van pagina G4v |
- | 9 Wert overtuyght: zijn schuld aangetoond wordt (ook t.o.v. onschuldigen d.m.v. valse getuigenissen) [WNT 11, A, 3 a] |
- | 11 Gheboghen uyt: weer in tegenstelling tot het juiste ‘recht’ |
- | 12 Nijders: afgunstige mensen [WNT 9, 1997, s.l. Nijden] |
- | 13 Besweert: zweert dat ... waar is [WNT 2/2, 2517, 3] |
- | 14 Ghenaeck: nadert |
- | 15 Fel: wreed, boosaardig [WNT 3/2, 4423, A, 1] |
- | 16 Aes: voedsel [WNT 1, I, 596] |
- | Lijdt, en mijdt: deze spreuk heeft Van de Venne ook voor een grisaille gebruikt, en ze komt ook voor in zijn werk Tafereel van de Belacchende Werelt, 99 en 223. Volgens Plokker is de spreuk ontleend aan het Griekse ‘aneche kai apeche’, een maning om tegenspoed dapper te verdragen (lijdt) en zich van ongeoorloofde lusten te onthouden (mijdt). [Plokker 70, p. 179] |
| |
| |
| |
|
|