Voorwoord
Dit is het vierde en laatste deel van mijn studie Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie, het deel dat over de uitgevers handelt en - zij het fragmentarisch - ook over het gilde der boekverkopers, om de term uit de oorlogsdagen eens te gebruiken.
Ik werd bij dit deel geconfronteerd met twee problemen. Het eerste was een logisch gevolg van de keuze die ik eerder maakte om de studie in delen te laten verschijnen: veel van de materie die eigenlijk in dit deel zou horen heb ik al eerder behandeld; dit omdat ook de auteurs hierbij betrokken waren, zoals bij de kwestie van de papierschaarste, de problemen bij de instelling van de Nederlandse Kultuurkamer en de strijd tussen de verschillende departementen over de vraag wie de eer had het boekenvak te vertegenwoordigen. Daarnaast zijn ook verschillende auteurs die voor de uitgeverijen die in dit deel voorkomen zo belangrijk waren, in eerdere delen al behandeld.
Het tweede probleem was het ontbreken van veel documentatie. Hoewel auteurs hun gedachten veelal aan papier toevertrouwden zien we dit bij uitgevers en boekhandelaren zelden en speelde het gesproken, en daardoor niet bewaard gebleven, woord een belangrijke rol. Daarnaast is veel documentatie in de loop der jaren verloren gegaan; Nederland kent nu eenmaal helaas geen grote traditie op het gebied van het archiefwezen. Een bedrijf dat ophoudt te bestaan zoekt veelal geen plaats voor zijn archief. De bedrijven die, zij het onder andere leiding tot op de dag van vandaag in bedrijf zijn, houden bijna altijd de archieven voor de onderzoeker gesloten. Ik heb zelden toegang gekregen tot hun archieven, zodra ik bij mijn verzoek de oorlogsjaren ter sprake bracht.
Toch bleef er nog veel materiaal over en ik heb in dit deel gezocht naar een vorm om een zo duidelijk mogelijk beeld van de uitgeverijen in bezettingstijd te geven. Dat is uiteindelijk de kroniekvorm geworden, een keuze uit het materiaal zonder de pretentie te streven naar volledigheid.
In dit deel eindig ik met een ‘Nawoord’ waarin ik poog om tot conclusies te komen ten aanzien van de in deze vier delen behandelde thematiek. In hetzelfde ‘Nawoord’ kom ik ook terug op verschillende reacties die in de afgelopen jaren op deze studie zijn verschenen, inclusief de rectificaties, die noodzakelijk zijn, geheel volgens de toezegging die ik in deel i heb gedaan.