Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 3B S. Vestdijk
(1991)–Adriaan Venema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
VoorwoordBij het werken aan de reeks Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie hoop ik me er steeds van bewust te zijn dat ik de aandacht voor de betrokken schrijvers en uitgevers zo respectvol mogelijk doseer. Dat wil niet altijd lukken. In deel i bijvoorbeeld, om een klein voorbeeld te noemen, plaatste ik een foto van de schrijver Adriaan Morriën. De foto kreeg zoveel plaatsruimte in het boek, dat Morriën daar, en terecht, gegriefd over was. De oppervlakkige lezer zal kunnen concluderen dat Morriën in niet geringe mate gecollaboreerd zal hebben. Nauwgezette lezing leert dat dat niet het geval is. Pierre H. Dubois heeft zich er over beklaagd dat hij zoveel malen in mijn studie wordt genoemd, dat de oppervlakkige lezer zal concluderen dat ook hij een belangrijke rol in de collaboratie heeft gespeeld. In tegenstelling tot die van Morriën, denk ik dat zíjn gegriefdheid, hoewel verklaarbaar, niet terecht is. Dubois heeft nu eenmaal in de door mij behandelde kwesties rond Criterium, Henri Bruning en De Schouw een belangrijke rol gespeeld; hij zal dus veel genoemd worden, ook al heeft hij niet, of nauwelijks gecollaboreerd. De reacties van Morriën en Dubois (en er zijn meer voorbeelden) tonen echter wel aan dat ik een grote behoedzaamheid in acht moet nemen. Dit voornemen lijkt in strijd met de hierna volgende pagina's, die geheel over Vestdijk gaan. Sterker: ik heb indertijd bewust besloten deel iii van deze studie te splitsen in twee delen, a en b, waarvan dus deel iii b geheel aan Vestdijk is gewijd. Een overdosis, lijkt het. Toch is dit schijn. De grote aandacht voor Vestdijk heeft verschillende oorzaken. Allereerst is er het belang van de schrijver Vestdijk zelf. Er zijn er, en ik schaar me onder hen, die Vestdijk de belangrijkste Nederlandse schrijver van deze eeuw noemen. Maar ook als we deze kwalificatie relativeren, dan kan niet ontkend worden dat bij het uitbreken van de oorlog Vestdijk onder de schrijvers ongetwijfeld de primus inter pares was. Het noodlot had binnen enkele weken een hele generatie gedecimeerd: Ter Braak had de hand aan zichzelf geslagen, Du Perron bezweek aan een hartaanval en Marsman vond de dood in de golven op weg naar Engeland. Geen van de drie vrienden heeft geweten van de dood van de ander, een waarlijk Griekse tragedie. Vestdijk bleef in leven en de geschiedenis schoof hem naar voren als, ja, eigenlijk als voorbeeld van hoe de letterkundige zich in de daarop volgende jaren diende op te stellen. Bovendien laat Vestdijk bijna alle beweegredenen zien die een schrijver tij- | |
[pagina 8]
| |
dens de bezettingsjaren tot vormen van collaboratie, hoe licht vaak ook, konden brengen, op het omarmen van het nationaal-socialisme na. Maar verder waren er angst, onverschilligheid, winzucht, opportunisme, een complex van beweegredenen. Of was het iets anders, dat diep in Vestdijks wezen verscholen lag? Bij elkaar naar mijn mening genoeg redenen om meer pagina's aan Simon Vestdijk in de jaren 1940-1945 te wijden dan gezien de eerder gemelde dosering verantwoord zou zijn geweest. Over het onderwerp zelf is veel gepubliceerd. Deze publikaties zullen aan de orde komen en we zullen zien dat ze vol tegenstrijdigheden zitten en de verwarring alleen maar hebben vergroot. Ik heb gepoogd een finaler antwoord te geven dan in deze publikaties. Het is daarom jammer dat mij de mogelijkheid is onthouden toegang te krijgen tot bepaalde archiefstukken die onder berusting liggen van de familie van Vestdijk, ondanks herhaalde verzoeken van mijn kant. Daarmee sluipt een incompleetheid in mijn studie die ik onduldbaar acht, maar die ik heb moeten accepteren. Het alternatief: afzien van publikatie van dit boek, zou niet alleen mijn studie beroven van de interessantste figuur uit het literaire leven in bezettingstijd, maar bovendien zou het een teken van mijn kant zijn dat ik ermee akkoord ga dat nabestaanden het recht hebben publikaties te beïnvloeden, of sterker: onmogelijk te maken. Ik realiseer me dat ik met deze stellingname zekere onvolkomenheden heb geaccepteerd. Aan de andere kant is er nog zoveel, vaak ongeordend, of misverstaan materiaal dat wèl bereikbaar is, dat ik ervan uitga dat ik met dit deel zeer dicht de waarheid nader over handelen en motieven van Simon Vestdijk, de duivelskunstenaar die zich vijf jaar lang bewoog in het schemergebied van protest, aanpassing en collaboratie en die van deze ‘gulden middenweg’Ga naar eind1 werkelijkheid maakte. | |
[pagina 9]
| |
Eenigszins overdreven gezegd, zou men den kunstenaar, den scheppenden kunstenaar wel te verstaan, kunnen definiëeren als dat menschelijk wezen dat den oorlog niet begrijpt, en dat in dit onbegrip tegenover georganiseerd geweld vrouwen en kinderen nog overtreft. Wat beteekent dit? Het beteekent, dat de afwijzende houding van den kunstenaar tegenover den oorlog, die in eerste instantie instinctief en onbewust is, zulke excessieve vormen aanneemt, dat zelfs zijn oordeel en opvattingsvermogen er door beïnvloed worden. De scheppende kunstenaar staat tegenover den oorlog als een héél klein kind: volkomen hulpeloos, zonder er iets van te vatten, zoomin van de oorzaken van het verschijnsel als van het verschijnsel zelf. S. Vestdijk, Kunstenaar en oorlogspsychologie, Rotterdam, 1937, p. 5 |
|