Dat laatste was heel duidelijk en volkomen in de lijn der verwachtingen, ge zien het verleden van het blad. Een nummer later echter, de capitulatie was inmiddels een feit, was het blad radicaal omgeslagen: ‘De uiterste consequentie van wat bij talloos velen in den lande leefde, is getrokken en manmoedig aanvaard in een strijd met de wapenen. Nu deze eervol en terecht is gestaakt, past het ons geheele volk slechts het voorbeeld, dat ons is gegeven door hen, die hun leven veil hadden, te volgen in een volmaakt loyale aanvaarding van de thans geschapen nieuwe verhoudingen. Met den realiteitszin, die door de eeuwen heen een van de grootste Nederlandsche krachten was, zullen wij in moeten zien, dat iedere voortzetting, direct of indirect, van politieken strijd onder de gegeven omstandigheden slechts redeloos en voor ons volk schadelijk kan zijn. Ook deze strijd dient loyaal te worden opgegeven, zooals de militaire strijd is opgegeven.’
Wat kunnen we anders concluderen dan dat een verbijsterende salto mortale had plaatsgevonden? Was het angst voor de broodwinning of angst dat het blad onder de nieuwe machthebbers zou worden verboden? Gissingen slechts. En dat is precies het probleem waarmee we in dit deel vrij vaak zullen worden geconfronteerd. Motieven zijn niet meer te achterhalen. Eens te meer is het dringend noodzakelijk dat we ons richten op de overgeleverde bronnen, of die geschreven zijn, gepubliceerd wellicht, of ons zijn overgebracht door mondelinge getuigenis.
Steeds opnieuw werd ik bij het onderwerp schrijvers en hun collaboratie geconfronteerd met de macht van het eenmaal ingenomen standpunt, het eenmaal geschapen beeld waarvan geen verandering wordt geduld. Men wil nu eenmaal graag horen wat al zo vertrouwd is en wenst daar ook, of het nu waarheid is of leugen, geen afstand van te doen. Het doet denken aan een gebeurtenis die in 1831 in Rouen plaatsvond. Daar werd het toneelstuk Antony van Alexandre Dumas opgevoerd. Het is het verhaal van een verboden liefde. Als de echtgenoot van de vrouw in de kamer wil komen waar de twee gelieven zich bevinden, smeekt de vrouw haar minnaar haar te doden. Hij doet dat, uit liefde voor haar. Om de eer van de vrouw te redden zegt hij als de man binnenkomt: ‘Ja, zij is dood. Zij weerde me af. Ik heb haar vermoord!’ De slotwoorden werden een legende. Wat gebeurde er die avond? Het doek viel nadat de vrouw was gedood. De acteur die de beroemde woorden moest uitspreken, rende woedend het toneel af en was niet tot terugkeer te bewegen. Het doek werd weer gehesen en de beroemde actrice Marie Dorval stond uit de dood op, liep tot vooraan het toneel en sprak: ‘Ik weerde hem af. Hij heeft mij vermoord.’
Het publiek was gelukkig.
Gelukkig is het publiek ook met het beeld dat in de naoorlogse jaren werd geschapen van de Nederlandse schrijvers die zich massaal van de bezetter af-