Bijlage VII
Naoorlogs verslag van Martien Beversluis voor de pod over zijn werkzaamheden voor de radio.
Mijn eerste contact met de Nederlandsche omroep kwam tot stand door een verzoek van den Heer Roskam, destijds leider van het Agrarisch front te Den Haag of ik hem wilde bezoeken teneinde eenige radio-uitzendingen te verzorgen.
Dat het Agrarisch Front mij speciaal daartoe vezocht is waarschijnlijk gekomen, omdat men meende (hoe stompzinnig!) dat ik daartoe wel verstand van had, omdat ik 10 jaren lang medewerker was geweest in de uitzendingen en mijn vrouw een boerenroman ‘Jikkemien’ had geschreven.
Ik was werkzaam geweest bij de radio vanaf de wieg dezer instelling en was de eerste Nederlandsche schrijver die voor de a.v.r.o. (toen nog a.n.r.o.) declameerde. Later was ik adviseur voor litteraire uitzendingen bij de ‘vara’, terwijl ik ook programma's vulde bij de Vlaamsche omroep te Brussel (n.i.r.) waar ik vooral kinder-hoorspelen leverde. Ik werkte van tijd tot tijd mee aan de n.c.r.v. en v.p.r.o.; hield daarvoor lezingen en schreef declamatoria. Ik had dus een rijke ervaring op dit gebied en het was mij een raadsel dat de Ned. Omroep als zoodanig mij slechts éénmaal liet optreden met een voordracht uit mijn verzen in de ‘Zeeuwsche Lier’, verzen, uitgegeven ten bate der oorlogslachtoffers. Dit terzijde.
Door terug te komen op het bezoek bij Roskam, hij stelde mij voor, dat ik de referent zou worden voor landbouwaangelegenheden. Daarbij zou ik litteratuur der boeren verzorgen en propageeren, praatjes houden etc. Ik zou in Hilversum mij vestigen en zou f 6000.- begin-salaris ontvangen.
Ik weigerde dit, omdat ik daarvoor niets voelde en ik geen boer was en geen verstand had van landbouwzaken.
In dit gesprek zeide de Heer Roskam, dat hij dit van mij eischte, ik moest me dan maar wat inwerken en ik kon ook f 10.000.- krijgen (‘dat kon hem niets verd...’) Ik zeide dat ik nog nimmer mij voor een doel, dat mij niet lag, had verkocht en dus nu ook niet. Hij was tamelijk ontstemd. In mijn plaats werd toen, enkele weken daarna, benoemd de Heer Dirk van den Bospoort. Deze v/d Bospoort was een heel handig journalist en spreker. Hij wist in de ongehoorde chaos bij den omroep en tusschen vele dilettanten zich ook nog op te werken tot algemeen leider van de cultureele uitzendingen. In deze functie heeft hij mij gevraagd, nu en dan een kinderhoorspel te schrijven, over allerlei onderwerpen uit het landleven. Ik deed dit en schreef kleine leerdichten in de vorm van een luisterspelletje o.a. over het ontstaan der ploeg, over de sneeuwvlokken, de vertelling der herfstblaren enz. en allemaal simpel en leerrijk en vol van liefde voor de natuur. Deze vielen zeer in de smaak, doch toen begon de misère. De eene chef oordeelde anders dan de andere (er waren er velen en niemands terrein was afgebakend). Zoo werd mij eerst den tijd van 45 minuten, toen van 30 minuten en tenslotte slechts 10 minuten gegeven. Het was mij een onmogelijkheid zoo te blijven werken. Mijn belooning was eerst f40.-, toen f25.- en eindigde in f7,50 per stuk. Bovendien raakten vele stukken in Hilversum zoek en vergat men mijn brieven te beantwoorden en mij te betalen.
Daarover kan de Heer Piet Minderhout, mijn leerling, wonende toen Juliana v. Stolberg-