stond op en liep er heen en ik volgde hem. Op het papier stonden verschillende prijzen van de kaarsen die men bij het altaar kon aansteken.
De prijzen varieerden van vijfentwintig cent tot een rijksdaalder, maar daar had men ook een dikke kaars voor.
Een oude vrouw stak een kaars van een gulden aan. Ze gooide het geldstuk in de bak, sloeg een kruis en bleef even staan. Daarna keek ze wantrouwig naar Christiaan die met een somber gezicht naar de kaarsen staarde. Ze draaide zich om en liep de kerk uit.
‘Wat een business,’ zei Christiaan tegen me, maar zijn stem klonk dof alsof hij ergens vreselijk de pest over in had.
‘Waarom maak je je daar kwaad over?’
Hij haalde zijn schouders op.
Op dat ogenblik kwam een jonge priester naar het altaar lopen. Hij had een kleine spons in zijn hand en met die spons doofde hij de enkele kaarsen die brandden, waaronder die van de oude vrouw die hem enkele minuten geleden nog had aangestoken ter ere van god mag weten wie.
Ik zag dat Christiaan wit werd van woede en voor ik kon ingrijpen, maaide hij met een slag van zijn arm de kaarsen van het altaar af.
De priester deinsde terug, en verder weg in de kerk waar het bruidspaar elkaar net de ring gaf, keek iedereen naar Christiaan die een trap tegen de kist gaf en vloekte.
‘De politie,’ riep een oude man met een hoge schrille stem. ‘Het is een schandaal.’
‘Zeg dat wel,’ riep Christiaan terug.
Ik draaide me om en rende de kerk uit want ik ben in dat soort dingen laf.
Toen ik bij de deur was keek ik nog even om. Ik zag dat Christiaan in een hevige woordenwisseling geraakt was met een paar mannen waarvan er een hem bij zijn arm probeerde te pakken.
De priester stond met zijn handen voor zijn mond geslagen bij een van de deuren en ik liep naar buiten.
De regen was opgehouden en ik liep naar de overkant waar ik tegen een winkelpui geleund bleef wachten tot Christiaan naar buiten kwam.