| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XVI
't Was waar geweest wat moeder in de donkere dagen zoo af en toe had gezegd als de moed hen wat al te veel in de schoenen zakte: ‘aan iedere beproeving komt een eind.’
Er was nu een eind aan, en welk een glorieus eind. Daarvoor waren nare tijden toch goed, dat je zoo vreeselijk leerde waardeeren wat je vroeger voorbij zag.
Die eerste tijd was het thuiskomen uit school alleen al een feest. Wat fietste het drietal hard, en als ze 't huisje zagen uit de verte dan gloeide 't warm in hen aan, dan voelden ze de koestering al.
Moeder werd ook weer met den dag jonger. Nu ja, de grijze haren bleven wel, maar wat deden die er toe als haar oogen glansden en haar mond lachte. Moeder was wel de gelukkigste van allen. Ze had 't druk genoeg, den heelen dag was 't werken en zorgen, en al hielp ieder naar tijd en kracht, het grootste deel van de huishouding rustte natuurlijk op haar schouders. En dan 't rondkomen van 't salaris, dat was de grootste kunst. Vier kinderen en drie ervan op de H.B.S., dat kostte nogal wat.
Soms dacht ze terug aan het leven in Veldenaar dat als een mooie droom achter hen lag, dat on- | |
| |
waarschijnlijk lieflijke plekje in 't bosch voor de groote vijver, de villa, het ruime inkomen, de moestuin, de dorpsmenschen die eerst eerbiedig waren en hen later vermeden hadden of ze misdadigers waren.
En nu het kleine huisje waar ze bijna uitpuilden en het knusse tuindorp, de bloementuintjes, de buren om je heen, en het rekenen en keeren van iedere cent die je uitgaf.
Maar wat deed het er allemaal toe, groote villa's in bosschen, of kleine tuindorphuisjes, een dikke of een platte beurs, als je maar samen was met de menschen die je liefhad, als er maar vrede en geluk woonde in je huis.
't Was nu zomer geworden, en heel het buurtje was een en al bloemen, voor de ramen de potten met geraniums en de tuinen vol kleur.
Ze hadden met z'n allen gezwoegd op hun stukje grond, tot vader toe, en het resultaat was geweldig. De zaaibloemen deden het prachtig en het hek vlamde van de Oost-Indische kers, ook de pollen die ze op de markt hadden gekocht waren een succes. En dus was 't 's avonds in 't tuintje altijd een heftig gedoe, schoffelen en onkruid wieden en spuiten en harken. 't Gekke was dat ze allemaal dol waren op hun kleine stukje grond nu 't met eigen moeite zoo aardig geworden was. En Bob moest heel wat verwijten hooren over verboden voetstappen op gras of perk. Bob intresseerde zich nog maar alleen heftig voor de zandbak en gieterde voorloopig met 't witte zand tusschen de bloemen, tot aller verontwaardiging.
En zoo naderde Moeder's verjaardag, dat moest en zou een daverend feest worden hadden ze besloten. Hierin zouden al de opgepotte feestelijkheden die ze den laatsten tijd te kort waren gekomen, vereenigd worden. Een tijd lang deden de meest groteske plannen de ronde. De kinderen dachten zelfs over het opvoeren van tableaux vivants, voorstellende tafreelen uit de laatste roerige tijden.
| |
| |
Bijvoorbeeld de grandiose intocht in Veldenaar, en het verstrooide gezin, enfin onderwerpen maar voor 't grijpen. Doch dit bracht toch erg veel bezwaren mee, uitgepakte kamers, en waar moest je
met de meubels blijven, en een hoop soesah voor een oogenblik.
Tom poogde toen een vers in elkaar te flansen, dat Miek zou voordragen, maar hij verstrikte zich zoo in verhevenheid, en werd zoo theatraal, dat
| |
| |
Miek het doodeenvoudig weigerde om zoo'n nonsensding met verstikte stemme voor te dragen.
‘Bloemen,’ zei Rudi, ‘vrachten met bloemen, dat is het feestelijkste wat we kunnen doen.’ Maar bloemen alleen - dat was toch ook een koude beweging, vonden de andere twee.
Tot moeder zelf met een echt gezellig plan te voorschijn kwam. Ze had 't wel gemerkt hoe er heimelijk druk beraadslaagd werd en was een beetje bang voor buitensporigheden. Dus leek het haar maar 't veiligste om in de hoofdtrekken de leiding in handen te nemen.
‘Jongens,’ zei ze ‘als ik er op mijn verjaardag eens een gezellig dinertje van maakte en we vroegen daar dan oom Hans en tante Berthe en oom Jan en tante Ina bij. Ze hebben zoo met ons meegeleefd in de donkere dagen, nu moeten ze toch ook mee genieten van ons geluk.’
‘Frappant leuk plan,’ zei Miek tevreden, ‘ik wil oom Jan weer eens dolgraag tegenover me zien.’
‘Ja, dat is nu eens echt, Moeke,’ knikte ook Rudi tevreden, ‘ik weet dat tante Berthe er zoo van geniet, dat we 't nu fijn hebben, ze zullen 't leuk vinden, hoor.’
En dus toog moeder erop uit om haar uitnoodigingen te doen, die dankbaar en onmiddellijk geaccepteerd werden.
Toen volgden lange beraadslagingen thuis, 't probleem van de ruimte moest in de eerste plaats worden opgelost, en dan het menu, dat feestelijk en toch niet kostbaar mocht zijn, ook de questie van het tafeldienen en het koken bleken punten van overweging. Een jarige moeder moest toch niet met een schort en een rood hoofd in de keuken staan. Maar voor alles bleek een redelijke oplossing te vinden. Ze konden best tot halfweg in de voorkamer zitten, en moeder zou alles van te voren klaar maken, zoo
| |
| |
dat Miek en Rudi 't samen konden redden en er werd een menutje samengesteld dat voor 't minste geld de meeste voortreffelijkheden bood.
Dus werd de dag der dagen met een gerust hart tegemoet gezien.
Toen die dag ook eindelijk aanbrak was 't al vroeg onrustig in het huis. Maar een onrust die op kousenvoeten rondsloop, en met fluisterstemmen sprak.
Na een poosje prijkte er een ontbijttafel als een dennenbosch, tot de theekopjes toe waren met miniatuurboompjes versierd, en een groote bos bloemen verrees uit dit bed van groen. Het leek zonderling dat er van deze tafel ook nog gegeten zou moeten worden.
Verder ritselende pakken, en een versiering boven de kamerdeur als omlijsting van het bordpapieren schild waarop in gouden letters stond:
‘Lang leve de liefste van alle moeders.’
Toen de persoon in questie het laatste van allemaal de trap afdaalde met de eenigszins plechtige verjaarsstap, die het feestvarken pleegde aan te nemen, klonk haar een uit volle borst gezongen ‘en lang zal ze leven,’ tegemoet, dat echter afgebroken werd zoodra ze op den drempel stond om een stroom van kussen en cadeaux in ontvangst te nemen. Het was in de vroege morgen al uitbundig plezierig, het ontbijt te midden van 't kwistig groen smaakte uitstekend, de thee dampte tusschen de dennenpracht en de boter was goudgeel als de naar haar genoemde boterbloem.
Resultaat van een en ander was dat vader te laat op de fabriek kwam en het drietal op school. 't Excuus ‘mijn moeder is jarig’, werd met een hoonend lachje begroet. ‘Jullie zijn toch zeker geen kindertjes van zes jaar,’ spotte de leeraar.
Wat het drietal eenvoudig een idioote vraag vond; of je alleen zes jaar kon zijn om de verjaardag van je moeder feestelijk te vieren.
| |
| |
‘Vast geen gezellig gezin,’ concludeerde Miek dadelijk, daarom zag 't mannetje er natuurlijk zoo zielig uit.
Daar het excuus van ‘mijn moeder is jarig’ ten tweede male heelemaal niet op zou gaan zorgden ze dus maar om half twee op tijd te zijn, hoewel het thuis een gezellige boel was met taartjes en al wat visite. Moeder had ook al druk gekokereld en er stond een hors d'oeuvre klaar in de keukenkast om van te watertanden. Oom Jan had als extra cadeau een paar flesschen champagne gestuurd en ook deze deftige dikbuiken stonden in 't keukentje met een air of ze het hier geweldig beneden hun stand vonden.
Om vier uur was er de traditioneele visite. Dat was 't gruwelijkste deel van den dag, vond Rudi, zoo'n beetje suf gepraat met tantes en nichten en andere lui, maar Miek vond 't nogal moppig. Ze hielp met schenken en ronddienen en wist wel dat 't haar handig afging. Ze accepteerde ook gracieus allerlei complimenten dienaangaande met een lach die een kuiltje in iedere wang maakte. Op partijtjes of visite's was Miek altijd op haar best. Dan verzonk Rudi in 't niet, maar zelf hinderde haar dat allerminst, ze gunde de glorie en de bereddering best aan Miek en soesde een beetje in den hoek van de divan. Dat moeder jarig was vond ze natuurlijk heerlijk, maar zoo'n menschentoestand leek haar niet erg. Rustig als alles maar weer voorbij was, ze las zoo'n fijn boek, kon ze niet naar boven slippen en een beetje op bed gaan zitten lezen. Maar 't leek zoo onaardig tegenover moeder.
Tom zat er ook niet bepaald als een succes bij, die had altijd last met zijn armen en zijn beenen, gekke lange enden die hem en ieder ander steeds in den weg bleken te zijn. Hij voerde hortende gesprekken, baste met zijn zware stem, schraapte en piepte dan ineens te hoog. Hij had op zulke oogen- | |
| |
blikken grondig 't land aan iedereen en uit collegialiteit sloot hij zichzelf daarbij niet uit.
Langzaam aan stonden echter de visitemenschen op en kwamen de blijvers. Eerst de tantes Ina en Bertha en toen ook de ooms. 't Werd nu gemoedelijk. Tom raakte 't gevoel van onvree kwijt en Rudi ontwaakte uit haar gedroom.
Dit moest ook wel want nu werd haar activiteit dringend noodig.
Met bekwamen spoed werd door 't vrouwelijk deel van 't gezin de feesttafel gedekt. Roze latyrus en fijn groen slingerden zich tusschen de borden. Al de mooie spullen stonden daar blinkend tusschenin en toen de vijfarmige kandelabres, die ook op tafel prijkten, aangestoken werden was het toch zoo'n aardig gezicht dat de aan tafel komende gasten hun bewondering te kennen gaven.
‘Hoe krijg jullie 't toch zoo gauw gedaan,’ bewonderde tante Berthe gul ‘jullie zijn toch wondermenschen.’
De wondermenschen glommen en gingen door met hun wonderen. In de eerste plaats de hors d'oeuvre. De complimenten daarover vielen natuurlijk alleen moeder ten deel.
Maar voor ze de eerste hap en de eerste slok op hadden, hield vader een klein speechje over 't bijzonder gelukkige dat dit verjaarsfeest kenmerkte. ‘Als hij zoo eens de tafel rond zag naar al die gezichten dan miste hij niemand die ze op dezen dag graag zagen en dan was er alleen maar dankbaarheid in zijn hart -’
Enfin, 't werd een beetje tragisch. Tante Berthe voelde een traan biggelen en moeder snuffelde ook een beetje en Rudi zat met groote, vochtig glanzende oogen in de kaarsenvlammen te kijken. En toen vader's stem zelf een beetje verdacht begon te trillen vond oom Jan, die niet van tragiek hield, 't net tijd om de zaak over te nemen en met opgeheven glas knikte hij ze allen toe en zei:
| |
| |
‘Daar moet op gedronken worden jongens.’
En die teug champagne spoelde alle aandoeningen grondig weg.
Het feestmaal werd een succes en de dienmeisjes oogstten alle lof; als ze beiden, Rudi en Miek, met hun witte schortjes voor, uit de keuken kwamen namen ze handig het eetgerei weg, zorgden voor het opdienen van de volgende gang en beredderden het alles even handig en vlug.
Moeder genoot in stilte. Moeite en zorgen lagen nu zoo ver achter haar, de eenzame maanden zonder eigen huis, de moedelooze gedachten. Ze zag nu al de lieve gezichten om zich heen, ze wist, de kinderen zijn weer bij me, ons leven is zoo goed en zoo rustig nu, en o wat is het ook heerlijk om de anderen, Ina en Jan en Hans en Berthe, nu ook eens iets vriendelijks terug te kunnen doen. Ze waren zoo lief voor de kinderen geweest. Berthe die toch zoo moeilijk iemand toeliet in haar rustige leventje en Jan die niet gerust had voor hij vader deze betrekking had bezorgd, Ina met haar zonnige liefheid en Hans, zoo fleurig en vergenoegd, je zag hoe hij meegenoot van hun geluk.
Als ik speechen kon, dacht moeder, dan zou ik ze dat eens allemaal in heel mooie woorden willen zeggen. Maar moeder kon beter koken dan speechen, dus had ze al haar waardeering en dankbaarheid maar op deze wijze verwerkt. En die ging er, in den letterlijken zin van het woord, best in.
‘Wat is het toch veel knusser als alles zoo zelf behandeld en klaar gemaakt wordt,’ vond tante Berthe ‘geloof jullie dat we ooit met zooveel enthousiasme van alles zouden genieten als er een kokin in de keuken stond met twee kellners om ons te bedienen.’
‘Vast niet,’ waren ze het er allemaal over eens.
Onder het dessert werd Bob slaperig. Hij had zich voorbeeldig gedragen en met glanzende oogen dit
| |
| |
wonderbare festijn aangezien. Maar nu leunde zijn krullebol zwaar tegen Rudi's arm en een, twee, drie werd hij opgetild en naar boven gebracht. De taart en het andere lekkers dat hij nu misliep werden op een bordje naast zijn bed gezet. Dat zou een heerlijk ontwaken geven den volgenden ochtend.
Het was over negenen toen de familie van tafel opstond en er inplaats van een huis vol gasten plotseling een schare dienstmeisjes en kellners rondliepen. Zoo gauw was wel nooit een dinertafel afgeruimd. Ieder greep maar wat voor hem stond, zelfs vader en ooms draafden mee en in een oogwenk was de keuken een chaos waar niemand zich meer in roeren kon. Zelfs op den grond stond de afwasch kwistelijk rondgestrooid.
Moeder en Miek, die daar orde trachtten te brengen, hadden geen handen genoeg.
‘Zullen we nog gauw even afwasschen,’ stelde tante Berthe voor.
Maar daar waren ze niet voor te vinden.
‘Morgen komt er weer een dag,’ zei moeder, ‘dat laten we allemaal staan.’
En zoo was na een kwartier de visite weer in vol ornaat neergevleid in de voorkamer. De sigaren waren aangestoken en de koffie rondgediend.
‘Jullie hebt 't toch maar fijn voor elkaar,’ knikte oom Jan vol waardeering, ‘zoo'n gezin als dit hier, daar kunnen we allemaal een voorbeeld aannemen. Wat jij Ina, als onze kinderen groot zijn, dan willen we het net zoo hebben.’
Moeder lachte maar eens stilletjes. Och, haar hart was zoo vol van dankbaarheid. En vader legde even zijn hand op de hare. ‘We zijn ook best tevreden hoor,’ antwoordde hij.
In die stemming van dankbare vertrouwelijkheid bleven ze nog een poos bijeen.
Tegen elven stapten de gasten op.
‘'t Was een echt feest,’ zei oom Hans tegen zijn
| |
| |
vrouw toen ze de deur van het eigen huis binnengingen, ‘wat is het daar toch gezellig.’
‘Dat is nu nog een ècht gezin,’ antwoordde tante Berthe, ‘ze zeggen wel dat dat uit de mode is en de jongelui 't liever buitenshuis zoeken, maar als ze 't thuis maar prettig hebben, echt vredig en goed, dan blijven ze wel, dat merk je.’
‘En of.’
‘Ruimen we nog op, Moes?’ vroeg Rudi, en keek de kamer rond.
‘Even de theeboel en de stoelen op zijn plaats hè. Dan gaan we gauw naar bed.’
‘'t Was zàlig moeder,’ zei Miek en mikte een zoentje op moeder's wang, ‘ik heb zoo maar zitten gnuiven van de plezierigheid.’
‘Ik heb nog nooit zoo'n prettige verjaardag gehad, wil je dat wel gelooven.’
‘En nog nooit zoo'n groote afwasch waar u morgen alleen voor staat, hè,’ lachte Miek.
‘Maak je maar niet bezorgd lieverd, Ruud en ik staan morgen om zes uur op en gaan er vast wat aan ploeteren. Dat hebben we al afgesproken.’
En daarna gingen ze maar heel gauw naar bed, want moe waren ze wel en de slaap liet niet op zich wachten. Behalve bij moeder, want er kunnen wel eens zooveel gelukkige gedachten zijn, dat ze den slaap op de vlucht jagen.
|
|