Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe die Vlaminge gerne opbraken ende die sceldinge .lij.Hieraf es gesproken genoech.
3825[regelnummer]
Die Vlaminge hadden haer ongevoech,
Omdat si geen orbaer daden,
Ga naar margenoot+ Den tsyvitein, dat si badenGa naar voetnoot3827
| |
[pagina 382]
| |
Datmen hem orlof soude geven.Ga naar margenoot+
Si wilden aventuren haer leven
3830[regelnummer]
Ende haer viande nu versoeken.
Des Saterdages vander woekenGa naar voetnoot3831
Dedemen hem sekerlike verstaen
Datmen wijch hadde ontfaen.Ga naar margenoot+
Des waren die Vlaminch blide.
3835[regelnummer]
Die coninc ontboet nu tesen tide
Mijn her Jan van Rode saen,Ga naar voetnoot3836
Ende heeften uter vangenes gedaen
Ende om wissel also gesproken.Ga naar margenoot+
Het lach .i. ridder ter Biloken,
3840[regelnummer]
Die om hem gewisselt was.
Nu stont die wijnt in Bo[r]ias
Ende bracht .i. cracht goet in tlant
Ut oestrike int Swin ant Sant.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3843
Den Vlaminc mach niet gebreken.
3845[regelnummer]
Het leecht nu neven HarlebekenGa naar voetnoot3845
Menich scipman ende ander aert
Met vitaelgen te Riselwaerd.
Die Vlaminc leget ende wacht,Ga naar margenoot+
Maer hine vernempt geen herecracht,
3850[regelnummer]
Om dit si doen opbraken,
Ende ten viandenwaerd nu traken.
| |
[pagina 383]
| |
Bede dese heren, daer ie af spreke,
Haelden water tere beke.Ga naar margenoot+
Dese hadde die liede versceden
3855[regelnummer]
Ende liep daer tusseen hem beden
Ende hiet die Storve. Daer lagen siGa naar voetnoot3856
Bi ere port, ende hiet Vieri.Ga naar voetnoot3857
Dit was sonnendages, die gelachGa naar margenoot+Ga naar voetnoot3858-3859
Vor Sente Michielsdach.
3860[regelnummer]
Noch en wiste die coninc niet
Wat hem dlant van Vlaendren hiet,
Want Chal[o]ns ende ChastellioenGa naar voetnoot3862
Lietens hem niet weten doenGa naar margenoot+
Vanden perlemente, daer ic af seide.
3865[regelnummer]
Si haddent tot noch geleit in beide.
Hieraf haddense grote calaenge.
Die hertoge sprae, van Bertaengen,Ga naar voetnoot3867
Ende alle die prineen, diere waren,Ga naar margenoot+
Met scarpen worden ende met swaren
3870[regelnummer]
Gingensi hem an ende spraken,
Ende vrageden watsi wilden maken?
Oft sijt dlant wilden verderven,
Dat sijt onder hem dus lieten sterven?Ga naar margenoot+
Scone gebot dat men hem boet.
3875[regelnummer]
Ic segt u, here, dor gene noet
Die u van desen hier coemt,
Ga naar margenoot+ Wien dat scaet oft vroemt,
| |
[pagina 384]
| |
In dore om halsberch, no plate.
Ie late nu vechten dese prelate
3880[regelnummer]
Die den coninc te oren gaen.
Die grave van Savoye stont ongedaen,Ga naar voetnoot3881
Alse dier om tongemake was.
‘Laet ons rumen nu desen pas,’Ga naar margenoot+
Sprac die grave daer metten,
3885[regelnummer]
‘Wat waendi, dat wi niet en sien
Watmen hier manselt ende jaecht?Ga naar voetnoot3886
Ic seege u datmi qualike behaecht.
Waen haddijt doch ons geseitGa naar margenoot+
Dat u te voren was geleit?
3890[regelnummer]
En steke wi niet alse verre den voet
In dit gewat, alse gi doet.
Waerom soudijt ons niet gewagen?
Wi moetent alse wel alse gi wagenGa naar margenoot+
Comter scade af of verlies.’
3895[regelnummer]
Doe sprac Chalon: dat hem verwies
Dit te vertrecken den coninc,
Omdat men boet so eleine dinc,
Na die seaden die hem gesciedenGa naar margenoot+
Te Cortrike, van sinen lieden.
3900[regelnummer]
Die coninc stont nu al verdrayt.
Bertaengen hilts hem niet gepayt,
Ende alle princen, diere ware,
Wilden, seidensi, thuswaerd varen.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 385]
| |
Haddemen dit anderwerf versocht,
3905[regelnummer]
Men hadde den pays wel toebrocht
Biden princen, die daer lagen
Entie vrese vor ogen sagen.
|
|