Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendDer Vranken vlucht, der Brabanter doet .xx[x]vii.Ende alse dit al leden was,
2615[regelnummer]
So werd ginder een tuutgeblas
Oestwerd op die lange mere.
Het quam die Grave, met sinen here,Ga naar voetnoot2617-2618
| |
[pagina 335]
| |
Ga naar margenoot+ Van Simpoel entie van Bonen,Ga naar margenoot+
Met menigerhande scone ponione,Ga naar voetnoot2619
2620[regelnummer]
Ende met wapen ende met meniger vorme,
Als in te slaen te neuwen storme.
Die Vlaminge daden hem echt scaren,
Si sagen wel dat viande waren,Ga naar margenoot+
Dus was gereet menige pike.
2625[regelnummer]
Nu verstaet mi ganselike.
Daer wasser .i. deel ute Henau,Ga naar voetnoot2626
Al maken si daer haer cypau,Ga naar voetnoot2627
Te vechten haddensi cleinen willeGa naar margenoot+
Ende hilden hem op hoe[r] al stilleGa naar voetnoot2629
2630[regelnummer]
Metten ansichten ten Vlamingen waerd,
Ende elc in die hand een bloed swaerd,
En was el niet dat si wilden,
Diewile dat si stille daer hildenGa naar margenoot+
Dadensi wechvoren haer goet,
2635[regelnummer]
Daer sijt hadden in behoet,
En was el niet, si ne quamen niet vort.
Die Vlaminge trocken met acort,
Ende versochtense, daer si hilden,Ga naar margenoot+
Met haren staven, alse die wilden
2640[regelnummer]
Ane hem werden hantgemene.
Doen rumdensi tfelt alrene
| |
[pagina 336]
| |
Ende haer scilde achter den rugge.
Si waren verjaecht van dien van Brugge.Ga naar margenoot+
Van hem so liep meest na hem
2645[regelnummer]
Van Bone[m] mijn her WillemGa naar voetnoot2645
Halpse metten B[r]u[g]oyse jagen,
In grachten, in velde, in bosch, in hagen,
Wat dat si conden belopen,Ga naar margenoot+
Dat moest metten live becopen.
2650[regelnummer]
Si waren gejaecht tote Dotenijs,Ga naar voetnoot2650
Te Swe[v]egem ende tSente Denijs.Ga naar voetnoot2651
Daer blever vele liegende in wegen,
In grachten ende in velde verslegen.Ga naar margenoot+
Tot Dornike vloense, enter MoudenGa naar voetnoot2654
2655[regelnummer]
Om haer leven daer tonthouden.
Van Brabant oec die grote Heren
Begonden haer gecri verkeren.
Si consten wel der Vlaminge tongen.Ga naar margenoot+
Van haren orsse datsi sprongen,
2660[regelnummer]
Ende liepen onder hem te voet.
‘Vlaendren ende Leu!’ des waren si vroet
Dattie Vlaminge also riepen,
Ende riepent mede aldaer si liepen.Ga naar margenoot+
Ende om tontdragen daer haer leven,
2665[regelnummer]
Vor die stave datsi beven,
| |
[pagina 337]
| |
Sine hadden el niet in den mont,
Dan ‘Vlaendren ende Leu!’ Dit verstont
Ga naar margenoot+ Menich Vlaminch ende werd gewareGa naar margenoot+
Dattie Brabanter scare
2670[regelnummer]
Met hem roepen haren cri,
Ende gingent secgen na her Ghi:
‘Here, secgense, wats hier te rade?
Wi nemen int here grote scade.Ga naar margenoot+
Die Brabanters roepen als wi doen
2675[regelnummer]
Ende volgen mede den Lyoen.
Het scijnt vriende ende sijn viande!’
Mijn her Ghi hief op te hande,
Met ere groter stemme hi riep,Ga naar margenoot+
Daer hi met in den storm liep:
2680[regelnummer]
‘Slaet al doet! hets volc verbannen
Wat dat sporen heeft gespannen!’
Daer bleven Prinsen in dit jagen
Van den Vlamingen dus verslagenGa naar margenoot+
Die Brabantsce ridders van banieren
2685[regelnummer]
Bleven tuscen .ii. rivieren.
Simpoel entie Grave van BonenGa naar voetnoot2686
Sloegen met sporen vor die gonen,
Ende vloen al datsi conden vlien.Ga naar margenoot+
Sonder enich ombesien,
2690[regelnummer]
Tote Dornike, die .v. [hondert]. Die porten an
Die .v. [hondert] hem waren besloten dan.
Daer blevense licgende buten opt velt
Bi Antoengen optie Scelt.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2693
| |
[pagina 338]
| |
Die Vlaminge keerden weder haer straten,
2695[regelnummer]
Daer si dander hadden gelaten,
Vore Cortrike buten te velde
Tuschen der Leyen ende der Scelde,
Daert al vol lach doder liede,Ga naar margenoot+
Daert jammer af was dat gesciede.
|
|