Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan den bataelgen ende heren Janne van Namen .xx[viii.]1920[regelnummer]
Diet u al hier soude verclaren,
Hoe si hieten ende wie si waren
Die met Artoyse quamen ten stride,
[H]ine quaems niet af in lange tide.
[Van] die bataelge salic u vortGa naar margenoot+
| |
[pagina 307]
| |
1925[regelnummer]
[Dit seggen] hier in corter wort.
[Die seste] b[a]taelge, es mi cont,
[Leide her] Lodewije van Cleremont.Ga naar voetnoot1927
........ in waren
[Op orsse] geseten sonder sparenGa naar margenoot+
1930[regelnummer]
[Die sevende] scare, wildijt weten,
.. [h]em .iii. [hondert] opgeseten
.... leide die grave van U.Ga naar voetnoot1932
Ga naar margenoot+ Dachtende bataelge leide nu
Ferijn, een tsa[m]penoys,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Ende Mathijs sijn broeder, een Fransoys.Ga naar voetnoot1935
Dese hadden .vi. [hondert man
Op orsse geseten, in den dan.Ga naar voetnoot1937
Die .ixde. b[a]taelge, wel beward,
Vorde mijn her GodevardGa naar margenoot+
1940[regelnummer]
Hem .iii. [hondert] soe opgeseten,
Van Brabant ende van andren steden,
Die hire toe hadde gebeden.
Binnen desen dat dit gesciede,
| |
[pagina 308]
| |
So sende her Jan van Namen liedeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Sinen broeders te hulpen dan,
Met platen wel .vi. [hondert] man.
Hi hiet des sinen broeder gomen,
Dat hi selve te stride wil comen,
Met algader sinen lieden,Ga naar margenoot+
1950[regelnummer]
Ende bat, datmen hem soude ontbieden.
Nu was die strijt so saen beheten,Ga naar voetnoot1951
Datmen hem niet conde laten weten
Te tide, want si, sdages daer naer,
Striden moesten over waerGa naar margenoot+
1955[regelnummer]
Dies so haddi rouwe groet,
Datment hem in tide niet ontboet.
Binnen desen dat dit was,
Die here van Moreul, alsict las,Ga naar voetnoot1958
Seide ten here van Aspermont:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
‘Here, seit hi, es u yet cont,
Wie [es] die here, die hiet Rinesse,
Dat ic sijns niet en messe?
Ic hore vele van hem spreken,
Ic wil .i. scacht op hem steken,Ga naar margenoot+
1965[regelnummer]
Ende met orsse op hem riden.’
| |
[pagina 309]
| |
Aspermont sprac tot dien tiden:
‘Laet ons worden .ii. gesellen,
Diene tierste mach gevellen,Ga naar voetnoot1968
Hem so blive die aventure.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
Ic salne bestaen nu ter ure
Dien genen die ic ginder sie,
Ensi dat hi mi ontvlie.’
Edel bloet, mijn her Jan!
Dese tale gaet di nu an.Ga naar margenoot+
1975[regelnummer]
Ward u vaste, gi sijt verraden,Ga naar voetnoot1975
Gi comt noch tavont in swaren gewaden!Ga naar voetnoot1976
Dese Aspermont was geborenGa naar voetnoot1977
Ute Noyeine scone. UutvercorenGa naar voetnoot1978
Was hi doe sekerlike,Ga naar margenoot+
1980[regelnummer]
Men wiste niet sijns gelike.
Wi vinden van hem dat gescreven,
Dat menich stont na sijn leven.
Ga naar margenoot+ Op enen tijt was hi dorsteken
Met enen scachte, sonder brekenGa naar margenoot+
1985[regelnummer]
Ende sonder quetsen vanden darmen.
Hi doetse uutwinden, sonder carmen,
Vor sijn ogen tusscen sinen dien.
Hi wilder selve toesien
Of hi yewerint ware gequets?Ga naar margenoot+
1990[regelnummer]
Hi wasser lettel af te wets.Ga naar voetnoot1990
| |
[pagina 310]
| |
Noch dedi meer. Daer hi lach
Sijns selves herte dat hi sach
Met .i. spiegle in sinen buuc,
So wel haddi sijn gebruuc.Ga naar margenoot+
1995[regelnummer]
Hi was die stoutste ridder in twiste,
Diemen noyt levende wiste.
Die van Ypre, een groet deel,
Lagen binnen ende hoeden den easteel,
Tot .xii. [hondert]. wel te gereke,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1999
2000[regelnummer]
Met swerten rocken. gelike peke,
Soedat si niet uut mochten,
Wat behindichede siere toe sochten.
So wel waersi van buten gewacht,
Die wile datmen te velde vacht.Ga naar margenoot+
|
|