Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHeren Godevards antworde, ende vanden andren scaren [ende] wie se leide .xx[vi.]Her Godevard antworde den Grave sciere:Ga naar voetnoot1781
‘En wane niet, dat ic mi yet sciere,Ga naar voetnoot1782
No dor vrese, no dor noet,
Al hadsi there noch also groet,
1785[regelnummer]
Waer gi vaert, ic volge u na,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ En vreest niet dat ic u ontga.
Ic sal heden, sonder begeven,
Met u sterven ende leven.’
Artoys hilt hem dat gepayt.Ga naar voetnoot1789
| |
[pagina 301]
| |
1790[regelnummer]
Hi droech den scilt met lilien gesait,Ga naar margenoot+
Met goude upheven in asure,
Den scilt van Vrancrike pure;
Van kelen, met enen palestene,Ga naar voetnoot1793
Ende drie castellekine clene
1795[regelnummer]
Van goude, inden palesten geset.Ga naar margenoot+
Die grave van Bonen hilt hem metGa naar voetnoot1796
Ende sprac: ‘Ic sie wel dat ic sal
Minen wille hier vordren al.’
tGraven sone van Henegouwe,Ga naar voetnoot1799-1804
1800[regelnummer]
Jan sonder Genade, heeft dit gebrouwenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1800
Sijn moeder, met hare groter cracht,
Dat hi jegen den neve vacht,
Mijn her Gi, dien hi daer vint
Opt velt, die was siere moyen kint.
1805[regelnummer]
Her Jan van Viersoen, van Brabant,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1805
Was oec onder Artoys pant,Ga naar voetnoot1806
Met alden andren van Artoys.
| |
[pagina 302]
| |
Den Vlaminge naecte vele vernoys,
Hem mochte wel therte faelgieren,
1810[regelnummer]
Alst al op hem quam pongieren,Ga naar margenoot+
Met .vii. [dusent] orsse groet,
Si mochten vresen wel die doet.
Die vifte scare brochte Simpoel.
Om sijn helm stont .i. fagoelGa naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Van sinen teken, als hem betaemde.
Hi was, die hem sere scaemde,
Dat hi uut Vlaendren was verdreven
Wilt hi hem nu te kinnen geven.Ga naar voetnoot1818
Mijn her Ra[v]eel die VlamincGa naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
Wilde oec dienen den coninc,Ga naar margenoot+
Hi wilde prijs bejagen, na der macht,Ga naar voetnoot1821
Ende hilt onder Simpoels cracht.Ga naar voetnoot1822
Mijn her Gilijs van HaelgiGa naar voetnoot1823
Hilt oec Simpole nu bi,
1825[regelnummer]
Ende die here van KerkiGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1825
Maecte int here groet gecri,
Entie here van SailgiGa naar voetnoot1827
| |
[pagina 303]
| |
Was oec daer Simpoel bi,
Ende hem Nichasis van Rechtfort.Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Hi sprac: ‘Wane horte[n] wi vort?’Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1830
Dus begonden die viande naken.
‘Men sal hier mogen doden maken,
Vrouwen wedewen, kinder wesen.’
Die Vlaminge stonden in vresen.
1835[regelnummer]
Jegen die vreselike ontmoet.
Ga naar margenoot+ Sine mogen achterwaerd niet ontgaen
Ende vore eest tvlien gedaen.
Elc sprac sine biechte opter stat,
Ende droegen vaste ineen na dat.Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Deen ginc inden andren dringen.Ga naar margenoot+
Si gingen hem al ommeringen
Gelijc enen steinijn mure
Te wederstane dese aventure.
|
|