Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendWat die coninc den paus weder ontboet .xiii.‘Philips, coninc van Vrancrike
Bider gracien van hemelrike,
Tote Boenefacijs, die ongeraect
830[regelnummer]
Ende jegenrecht hem paus maect,
Een cleine saluut oft negeen!Ga naar margenoot+
Ic ontbied u, dat ic mijn leen
Ende mijn rike, bi desen bode,
Van niemen houde dan van Gode.
835[regelnummer]
In houde van u clein no groet,
Dat ontbied ic u al bloet,Ga naar margenoot+
Want wildi u boeke verlesen,
| |
[pagina 262]
| |
Du moets mi onderdanich wesen.
Hierup so hebt uwen raet,
840[regelnummer]
Want, wildi uwen staet,
Dat sal moeten wesen bi mi.Ga naar margenoot+
Ic sal beneficien geven, secgic di,
Alse verre alse mijn rike gaet
Ende corrigeren der prelate mesdaet.’
845[regelnummer]
Ende doen geboet hi den prelaten
Dat si alle stille saten,Ga naar margenoot+
Ende si hem alle hulde sworen,
Ende te Rome niet en voeren.
Hi liet oec sinen prinsen weten,
850[regelnummer]
Die onder hem waren geseten,
Datsi quamen te parlemente,Ga naar margenoot+
Des coninc sone van oriente
Haddi oec siere suster gegeven.
In wane niet datsi nu leven
855[regelnummer]
Die noyt sagen tpleit so starc.
Het stont al op: enen groten clerc,Ga naar margenoot+
Die meester was in theologien,
Die togede daer, met siere clergien,
Datten paus moeste sijn elc lant
850[regelnummer]
Onderhorech, dat kersten es becant.
Hi sprac den coninc herde naerGa naar margenoot+
Ende seidem sijn gebrec aldaer.
Meester Justaes die Grant coertGa naar voetnoot863
Ga naar margenoot+ Hiet dese meester, maer dat hi roert
865[regelnummer]
Es om niet, want een jacoppijn
Sprac hem daer ane in latijn.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 263]
| |
Dese was coninc biechtere,
Ende seide: ‘Meester, gi sijt uten kere,
Dat gi sprect dus dese word,
870[regelnummer]
Gi secgt hierane meer dan mord.’
Noch seide die meester dese tale:Ga naar margenoot+
Dattie paus entie cardenale
Heren vander werelt waren.
Dies niet geloeft, saels mesvaren.
875[regelnummer]
Hier waren vele goeder clerke,
Dit was in onser vrouwen kerkeGa naar margenoot+
Dat dit parlement was gehouden.
Doen si aldus hem onderscouden,Ga naar voetnoot878
Hiet die coninc daerna opstaen
880[regelnummer]
Peter Vloeten, ende dat hi saenGa naar voetnoot880
Sinen wille nu liete wetenGa naar margenoot+
Den heren, die daer waren geseten.
Doen sprac Peter overluut,
Ende warp daer sijn latijn uut.
885[regelnummer]
Hi seide: die paus had verslegen
Manne, ende bi siere suster gelegen,Ga naar margenoot+
Ende mort gesticht ende gevecht,
Ende paus oec ware jegen recht,
Want hi nam met baraet
890[regelnummer]
Celestinuse sinen staet,Ga naar voetnoot890
Ende oec heeft hine vergeven,Ga naar margenoot+
Ende genomen dus sijn leven.
Hine mach niet paus sijn, sonder waenen.
| |
[pagina 264]
| |
Wie soude sijn gebot ontfaen?
895[regelnummer]
Die prelate, die hier nu sijn,
En hout u niet an dit divijn,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot896
Dat dese meester heeft geseit,
Maer hout dit over ene waerheit:
Die coninc hout u scadeloes,
900[regelnummer]
Opdat gi met hem blivet altoes,
Hi sal den paus wel verdriven,Ga naar margenoot+
Wildi dus met hem bliven.
Dus was des coninc gebot ontfaen,
Ende des paus achtergedaen.
905[regelnummer]
Hieraf was Peter Floete al raet
Van algader deser daet.Ga naar margenoot+
|
|