Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan den coninc Adolve van [N]assau ende van Albrechte [.l.](xlix)3325[regelnummer]
Doen Adolf coninc had gewesenGa naar voetnoot3325
Onlangen tijt, so wilde desen
Ontsetten Aelbrecht van Oestrike,Ga naar voetnoot3327
Ende wilde an hem trecken conincrike.Ga naar voetnoot3328
Dese was stout int orloge,Ga naar margenoot+
3330[regelnummer]
Ende hiet Alebrecht metter ere oge.
| |
[pagina 213]
| |
Die coninc [Ru]dolf was oec sijn vader,Ga naar voetnoot3331
Die vor desen was coninc algader.
Om dat so wilt oec Alebrecht sijn.
Hi leide coninc Adolve enen t[e]rmijn,Ga naar margenoot+
3335[regelnummer]
Daer hi op striden wilde gereet
Omt conincrike, hoe soet geet.
Hi hadde scat gegadert groet,
Dien hi den oestheren boet,Ga naar voetnoot3338
Die oec gerne namen den scat;Ga naar margenoot+
3340[regelnummer]
Want si sijn geconstumeert in dat,
Dat hem en roec watsi beginnen
Op dat sire scat met mogen winnen,
Eest recht oft eest onrecht,
Si bestaen mede tgevecht.Ga naar margenoot+
3345[regelnummer]
Dits haer zede ende haer aert.
Hiermet Alebrecht orlogen vart
Op Adolve, die niet was so rike,
Ga naar margenoot+ Al was hi coninc, sine gelike,
En was hi niet van scatte groet,Ga naar margenoot+
3350[regelnummer]
Hier om haddi wederstoet.
Haddi mogen geven alse wel
Alse dander dede, hem waer sijn spel
Bat vergaen daent nu dede.
Want selc, die nu oec onvredeGa naar margenoot+
3355[regelnummer]
Ende orloge de[de] ende op hem vacht,Ga naar voetnoot3355
Hi hadden met gelde wel gesacht.Ga naar voetnoot3356
| |
[pagina 214]
| |
Dus eest nu in die werelt wijt,
Vrienden sijn te derre tijt
Met gichten al te maken nu.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3359
3360[regelnummer]
Het gaet een al af, dat segic u,
Hetent mage, hetent vrient,Ga naar voetnoot3361
In dien dat hem een ander dient
Vanden scatte na haren begaren,
Si laten magescap ende vrienscap varen,Ga naar margenoot+
3365[regelnummer]
Ende volgen den gelde sonder waen:
Dits jammer dat aldus moet staen
In die werelt alst nu steet,
Daer deen den anderen dus af geet,
Om gel[d]s wille ende om miede,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3369
3370[regelnummer]
Nochtan eest aldus, alsict bediede,
Al dore die werelt, alsict versta,
Alse gi horen selt hier na,
Van desen .ii. heren groet,
Hoet gelt den enen bracht ter doet.Ga naar margenoot+
|
|