Daer om setticse alle inden prijs,
Om datsi[js] verdienden in alre wijs.
|
-
-
[tekstkritische noot]1308 haer ridderscap
1309 W. sij w. ten stride
1310 Nu hoert wie die ridders waren
1311 Henric hebbeken e. geraert twaren
1312 V. ghete l. Berthout
1313 Henric v. laec v. steyne A.
1314 Willem van Beringhen willem van hoirne
1315 Jacob van melaer Cole v. doirne
1308 her in het hs. voluit. 1311 Heinric: in het hs. de gewone afkorting, maar nog gevolgd door een punt: heinr'. - geraerd in het hs. voluit. 1313 kuec hs.: kerec De voor de hand liggende verbetering, die ook reeds opgegeven werd door Jonckbloet, Ann., steunt op Heelu vs. 8585. 1314 Dat hier een vs. ontbreekt, is ook reeds opgemerkt door Jonckbloet, Ann., die de leemte aanvulde volgens de lezing van Heelu vss. 8585-8586. Uit hs. C der Brabantsche Yeesten blijkt, dat Velthem hier evenals zoo vaak, de volgorde van zijn voorbeeld gewijzigd heeft. 1315 Ook in het hs. staat een leesteeken, nl. een punt, na den eersten naam: meelaer. - Mee[r]laer: verbeterd naar het voorbeeld van Heelu vs. 8588: Jacob Doen van Merlaer - meelaer in het hs. voluit.
-
voetnoot1311
-
Heinric Bebbeken = Hendrik Berthout, bijgenaamd Bebbeken of Babbeken, heer van Duffel, Gheel en Zeelhem wordt opgenoemd als getuige in de oorkonde (1301), waarbij Godfried van Brabant de tienden van Deurne aan de abdij van Eename verkocht (bij Piot, Cartulaire de l'abbaye d'Eename, p. 312) Zie verder Galesloot, Le livre des feudataires de Jean III, pp. 131, 189.
-
voetnoot1311-1312
-
Geraerd van Gete: Geerard, heer van Gete, Hierges en Baudour (zie Willems op Heelu vs. 8583) Gete = fr. Jauche, in Brabant, 6 kilometer ten Zuid-Oosten van Geldenaken.
-
voetnoot1312
-
Lodewijc Bertout, heer van Keerbergen, zoon van Hendrik en neef van Wouter, voogd van Mechelen (over wien zie de aanteekening bij vs. 2902 van het eerste boek, en Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 312; t. II, pp. 63, 136, 177).
-
voetnoot1313
-
Heinric van Kuec, zoon van Jan, van wien in het vorige hoofdstuk sprake is: zie Willems, Codex diplomaticus op de Brabantsche Yeesten, I, 717, en Mémoire sur les sires de Kuyk, blz. 14, in Nouveaux Mémoires de l'Académie de Bruxelles, t. VI. - van Steine Arnout: bij vss. 987 en 1256.
-
voetnoot1314
-
Willem van Beringhen, bij Heelu vs. 8586: Willem van Berregheem = Willem Berthout, heer van Berchem bij Antwerpen. Zie verder Willems op Heelu t.a.p. - Willem van Horne: zie Willems op Heelu vs. 8585.
-
voetnoot1315
-
Jacob van Meerlaer, bij Heelu vs. 8588: Jacob Doen van Merlaer, wordt vermeld in 1319 bij Willems, Codex diplomaticus op de Brabantsche Yeesten, dl. I, blz. 759: Jacobus, dominus de Mierlaer. Zie Willems op Heelu vs. 8588. - Cole van Dorne = Nicolaas van Deurne, vermeld in 1292 (zie Carpentier, Histoire de Cambrai, Preuves, p. 37), in 1301 (Nicolaus, dictus Cole de Deurne, bij Piot, Cartulaire de l'abbaye d'Eename, p. 312) en in 1305 (bij Willems, Codex diplomaticus op de Brabantsche Yeesten, dl. I, p. 723).
-
-
[tekstkritische noot]1316 = tekst.
1317 camerlinc in schijn
1318 Henric v.w.g.v. polaer
1319 Lauwereys volkaert diederic v.h.
1316 Ook in het hs. staat na goetsenove een leesteeken, nl. een punt. 1318 Heinric: in het hs. afgekort als in vs. 1311. - geraert en pollaer in het hs. voluit. 1319 herlaer: -laer en 1320 geraerd en voslaer in het hs. voluit.
-
voetnoot1316
-
Van Goetsenove Goeswijn: wellicht een zoon, ongetwijfeld een verwant van Godfried van Gotsenhove, vermeld in vs. 1295 (zie boven de aanteekening aldaar), met wien hij in December 1289 hun tienden te Deurne en te 's-Gravenwezel aan de abdij van Eename verkoopt (zie Piot, Cartulaire de l'abbaye d'Eename, blz. 308 vlgg.).
-
voetnoot1317
-
Van Heverle, camerlijn: Hendrik, heer van Heverlee, wordt als getuige vermeld in de keure door Jan I van Brabant in 1291 aan de stad Antwerpen verleend (zie bij Willems, Codex diplomaticus op de Brabantsche Yeesten, deel I, blz. 678).
-
voetnoot1318
-
Heinric van Walem (Heelu vs. 8592 heeft echter Godevaert van Waelheem): wordt vermeld in Galesloot, Le livre des feudataires de Jean III, p. 101, - Walhem, fr. Walhain, in Brabant, 5 kilometer ten Noorden van Gembloers. - Geraert van Pollaer: Geerard vander Aa, heer van Grimbergen en Pollaer.
-
voetnoot1319
-
Laurens Volkart, zoon van Wouter, heer van Cantecrode; hij sneuvelde in den slag bij Kortrijk in 1302: zie Jan de Clerc's Brabantsche Yeesten, V, vss. 239-240 (dl. I, blz. 422), alsook Willems op Heelu vs. 8596 en Galesloot, Le livre des feudataires de Jean III, p. 123. - Diderijc van Herlaer, een ridder uit Noord-Brabant, zoon van Arnout (zie bij Vanden Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland, dl. II, nrs 948 en 1040 (ao 1296 en 1298), wel te onderscheiden van een anderen Dirk van Herlaer, waarschijnlijk zijn grootvader, die in de eerste helft en in 't midden der 13de eeuw vaak vermeld wordt (zie het aangehaalde werk). - Herlaar, in Noord-Brabant, een half uur ten Westen van Sint-Michiels-Gestel, vijf kwartier uurs ten Noorden van Bokstel.
-
-
[tekstkritische noot]1320 Gheeraert v.v. willem v. boetsele
1321 Henric
1322 = tekst.
1323 V. heelbeke h. Aernoudt
1324 henric happaert
1325 begaerde bernaert
1320 Ook in het hs. na voslaer een leesteeken, namelijk een punt. 1321 Heynric: in het hs. afgekort als in vss. 1311 en 1318. 1323 Van: de v- heeft een zonderlingen vorm, doordien ze verbeterd is uit een te vroeg geschreven h- waarvan het onderste gedeelte is uitgekrast, met een schuine schacht boven op de loodrechte. - her Arnout: Jonckbloet, Ann. meende dat her behoorde weggelaten te worden, daar alleen edelen recht hadden op dien titel, en het woord dan ook niet staat bij Heelu vs. 8602. Zóó streng zal Velthem wel niet toegezien hebben: uit vs. 1341 beneden blijkt trouwens duidelijk, dat hij in de meening verkeerde, alleen ridders te hebben vermeld. Hs. C der Brabantsche Yeesten stemt met het teksths. overeen. 1324-1325 happart: bigarde bernard in het hs. voluit. 1325 van: de linkerschacht van de v- boven op een onvoltooide loodrechte schacht, begin van een te vroeg geschreven b
-
voetnoot1320
-
Geraerd van Voslaer: Geerard van Rotselaer, heer van Voslaer, door Jan de Clerc vermeld in zijn Brabantsche Yeesten, boek V, vs. 345 (dl. I, blz. 425). - Voslaer = Vorsselaar, 5 kilometer ten Noord-Westen van Herenthals. - Willem van Boecstele = Willem van Kuik, heer van Bokstel, vermeld in 1309 (Publications de la Société d'histoire et d'archéologie dans le duché de Limbourg, t. V, p. 56).
-
voetnoot1321
-
Heynric van Wilre, heer van Wesele, sneuvelde in den slag bij Kortrijk in 1302, volgens Jan de Clerc, Brabantsche Yeesten, boek V, vs. 243 (dl. I, blz. 422). Bij oorkonde van 16 Januari 1292 bepaalde Jan I van Brabant, welke rechten Hendrik van Wilre als heer van 's Gravenwezel bezitten zou (Willems, Codex diplomaticus op de Brabantsche Yeesten, dl. I, blz. 679); in eene oorkonde van 1301 treedt hij als senescallus Brabantiae op (Ibidem, blz. 693); hij wordt ook genoemd in het stuk, waarbij Godfried van Brabant in 1301 de tienden van Deurne aan de abdij van Eename verkocht (bij Piot, Cartulaire de l'abbaye d'Eename, p. 312). - 's-Gravenwezel ligt 12 kilometer Noord-Oost van Antwerpen,
-
voetnoot1323
-
Van Helebeke her Arnout = Arnout van Helbeke of Halbeke, ridder, amman van Brussel in 1315 (zie A. Manden, Alitologia seu veritatis explicatio qua praepositura nuncupata Cappellae ad incudem revocatur, p. 34). Hij heeft de keure van Cortenberg uit 1312 als getuige geteekend (Luyster van Brabant, blz. 72). - Helebeke = wellicht het tegenwoordige Hellebecq, in de provincie Henegouwen, tusschen Ath en Edingen?
-
voetnoot1324
-
Van Quaderebbe Heinric Happart: broeder van Symon, genoemd in vs. 1292; zie de aanteekening aldaar.
-
voetnoot1325
-
van Bigarde Bernard wordt onder de Brabantsche edelen vermeld bij Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 343. - Bigarde = Groote-Bygaerd, een goede zeven kilometer ten Noord-Westen van Brussel, aan den grooten straatweg naar Gent.
-
-
[tekstkritische noot]1326 = tekst.
1327 = tekst.
1328 heineman
1329 soerple dair
1330 Aernoudt v. lichem Jacob
1331 Conoy van grasen van sinte lambrecht
1328 meerlant: meer- in het voluit. 1330 en 1331 Ook in het hs. ná den eersten naam in elk vers een leesteeken, t.w. een punt. 1331 Lint[r]e hs.: sinte verbeterd in overeenstemming met Heelu vs. 1329; verg. den juisten naam boven in vs. 1287, zoodat de fout niet van Velthem afkomstig zijn kan. De verbetering werd ook reeds voorgesteld door Jonckbloet, Ann.
-
voetnoot1326
-
Jacop van Velpe staat onder de Brabantsche leenmannen vermeld bij Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 344. - Velp (Op- en Neer-Velp) ligt omtrent 10 km ten W. van Tienen.
-
voetnoot1326-1327
-
Herman van Bonsbeke: zeker wel identisch met Herman de Bousbeke, als Brabantsch leenman vermeld door Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 343a. Bonsheke = Bunsbeek, op op de Velp, 4 km. ten N. van Tienen.
-
voetnoot1327-1328
- [Huge...van Meerlant, wellicht identisch met Hugues sire de Malant vermeld in 1299 (Diericx, Mémoires sur la ville de Gand, t. I, p. 554).
-
voetnoot1328-1329
-
Heyneman van Sorple of Soerpele, door Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 344d, onder de Brabantsche leenmannen vermeld.
-
voetnoot1330
-
Arnout van Kerchem: door Butkens, Trophées du Brabant, t. I, p. 343a, onder de Brabantsche leenmannen vermeld. - Kerchem, thans Kerkom, tusschen Leuven en Tienen, 6 kilometer ten Noord-Westen van deze laatste stad. - Jacob van Herebrecht, bij Heelu vs. 8611-8612: Jacob van Errenberghe: onder de Brabantsche leenmannen vermeld in Galesloot, Le liere des feudatuires de Jean III, pp 28, 147, 155, 156.
-
voetnoot1331
-
Conoy van Grasen wordt vermeld in stukken uit het jaar 1302 bij Wolters, Notice historique sur la commune de Rummen, blzz. 337 en 347, en in Galesloot, Le livre des feudataires de Jean III, pp. 21, 27. Grasen, in 't fransch Grez, behoort thans tot de gemeente Grez-Doiceau, 7 ½ kilometer Noord-Oost van Waver, rechts aan den straatweg van Waver naar Leuven - van Lintre Lambrecht: wellicht een zoon, zeker een verwante van Arnout van Lintere, boven in vs. 1287 genoemd; zie de aanteekening aldaar. Lintre = Neerlinter, 7 km. ten W. van Zout-Leeuw.
-
-
[tekstkritische noot]1332 Godevaert
1333 E. andere v.d. ic n. en k.
1334 soe
1335 wapen
1336 bejaecht selc eere
1337 nemmermeere
1338 Engheene besoenge m. soudse d.n.
1339 P. emmermeer voirwaer
1340 doir deere v. ridderscapen
1341 gheene cnapen
1332 godevard in het hs. voluit. 1336 bejaect: zie voor dergelijke vormen met c < ch de noot bij v. 1309 van het tweede boek. 1338 beson[g]e hs.: bosone De verbetering werd reeds voorgesteld door Jonckbloet, Ann. en wordt door de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten bevestigd.
-
voetnoot1332
-
Godevard van Winde, waarschijnlijk een bloedverwant, wellicht een zoon van Jan van Winden boven in vs. 1288 genoemd.
-
voetnoot1333
-
Heelu vs. 8619 voegt er nog bij: Daer ic der namen af geswige. Willems, in de aanteekening bij dit vers, noemt een zestal ridders die, volgens verschillende bronnen, in den slag waren.
-
voetnoot1334-1357
- Velthem drijft hier tot op zekere hoogte op eigen wieken. Na eenige woorden van lof voor hen, die op het slagveld ridder werden (vss. 8620-8630), prijst Heelu uitvoerig en uitbundig de ‘knapen’, inzonderheid die van den hertog (boven al sunderlinghe die van den hertoghe ontfingen cleedere ende sijn cnapen waren) en die van zijn broeder Godfried, waarna hij die tale van den stride laet bliven (vss. 8631-8712). De lofrede op porter en dorpman is bijvoegsel van Velthem.
-
voetnoot1340
-
dor dere van ridderscape = ter wille van de eer die aan het ridderschap verbonden is. Heelu vs. 8634-8635: om groete eere, die gheleget aen die ordene van ridderschape.
-
-
[tekstkritische noot]1342 = tekst.
1343 knaepscape soe
1344 = tekst.
1345 En lach nyemant soe om halen
1346 Als daer oic m. poirtere d.
1347 noemen
Ga naar margenoot+ 1348 ‖ V. groeten d.d. sij d.
1349 sij
1350 Oic
1351 groete crachten
1352 Ende in sijn slaghen r. scheen
1353 Dus droech daer wel over een
1354 = tekst.
1355 S. dwonder al geschien
1345 o nthalen hs.: omhalen Voor het eerst verbeterd door Verdam, Teksteritiek van Middelnederlandsche Schrijvers, blz. 36-37; verg. het Middelnederl. Woordenb. 5, 136 en 1072. 1350 dorpman hs.: dorp man 1353 droech[ t] : het pronomen werd voor het eerst ingevoegd door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 2140.
-
voetnoot1354
-
van desen partien drien: knapen, poorters en ‘dorplieden’ (niet ‘ridders, poorters, dorpelingen’, zooals Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1240 beweert).
-
-
[tekstkritische noot][C]
1356 Daer omme set icse al inden prijs
1357 Om dat sijt v.
Opschrift: Doen den strijt gedaen was zoe trac hertoge Jan te Colen weert zeere gewont metten proifst van Aken.
1358 = tekst.
1359 daighs
1360 Colene op die st.
1361 gewondt
1362 zeere dair v. inden s.
1363 Oic
1364 D. proifst v.A. om die noot
1365 D. selven daighs d.w. doot
[D]
Opschrift: ‖ Wat eren men den hertoge Ga naar margenoot+ dede .lxxix.
1358 [ D] Oen
1359 daegs
1360 ‖ Die hartoge te coelen tier st. Ga naar margenoot+
1361 In e. scip om dat hij was gewont
1362 Sere te voren inden strijt
1363 Ooc
1364 Die proost v.a. om den noot
1365 Die tselfs daegs daer w. doot
1357 si[ js] : bij het werkwoord verdienen is een nadere bepaling onmisbaar: in hs. C der Brabantsche Yeesten staat reeds een vierden naamval: sijt
|