|
-
voetnoot71
-
In desen tiden, alse nu. Jonckbloet, Ann., heeft de opmerking gemaakt, dat hetgeen nu volgt, eigenlijk heeft plaatsgegrepen onder Rodolf van Habsburg, terwijl Velthem het laat geschieden onder Adolf van Nassau; Jonckbloet ziet verband tusschen deze onjuiste tijdsbepaling en het onjuiste jaartal in vs. 47. Het is niet onmogelijk, maar wellicht moet men het zoo zwaar niet opnemen.
-
voetnoot71-75
- Velthem hervat en vervolgt nu het verhaal waar hij het op het einde van cap. 54 van het tweede boek had afgebroken. Met vs. 71 begint weder de doorloopende verkorting van Jan van Heelu's kronijk van den slag bij Woeringen, vs. 3961 vlgg.
-
-
[tekstkritische noot][C]
Ga naar margenoot+ 75 ‖ Lymborch a.u is geseight
76 D. perlement w. geleight
77 Te v. dair was die grave
78 Van Gelre ende her waelraven
79 Die Bisscop van Colene entie gravinne
80 Van vlaendren quam mede inne
81 geleyde
82 V. lutsemborch haer broederen beyde
83 Ende die h.v. lansy
84 D. heeren waren a. by
[D]
75 Om limborch alst was geseit
76 D. perlement wart geleit
77 Te v. daer was die grave
78 Van gelre ende heer walrave
79 Die bisscop van coelen ende die gravinne
80 Van vlaenderen quam mede daer inne
81 tot 84 ontbreken.
77-79 Uit Heelu, vss. 3969-3971, waarmede de lezing van de beide hss. C en D der Brabantsche Yeesten overeenstemt, blijkt ten overvloede dat hier twee volle verzen overgeslagen zijn, zooals de samenhang trouwens onmiddellijk laat vermoeden: de kopiïst heeft zich verzien op het * die dat in vs. 79 op gelijke hoogte zal gestaan hebben als in vs. 77. 80 Jonckbloet, Ann., wilde lezen * si quam inne enz.; dat zulks in 't algemeen onnoodig zou zijn, hoeft thans niet meer betoogd te worden. Voorbeelden zijn bij Velthem zelf niet zeldzaam. Maar in dit bizonder geval is het ook onnoodig, daar door het invoegen van vss. 78 en 79 quam zijn behoorlijk onderwerp krijgt. 81 Lonsi hs.: lausi Verg. boven II, 3360; cap. 50, opschr.; 3631, 3639, 3642, 3739, 3794.
-
voetnoot77
-
Valkenborch: zie boven de aanteekening bij II, vs. 5282.
-
voetnoot79-80
-
die gravinne van Vlaendren = Isabella of Isabeau, gravin van Vlaanderen en van Namen, echtgenoot van Gwij van Dampierre.
-
voetnoot82
-
Van Lusselborch haer broeder beide = graaf Hendrik III, graaf van Luxemburg en van La Roche, markgraaf van Aarlen (1275-1288) en Walram van La Roche, heer van Ligny. Verg. boven boek II, vss. 3407, 3408 en 3627.
-
voetnoot83
-
Entie hertoge van Lonsi. Het komt vreemd voor, hier den hertog van Lonsi, die immers aan de zijde van hertog Jan van Brabant stond (zie capp. 46, 50, 52 van het tweede boek), genoemd te vinden als vergaderende met de vijanden van zijn leenheer. De fout ligt aan Velthem, die Heelu slecht paraphraseert en eerst in vs. 85 laat blijken, dat het ‘parlement’ gehouden werd door beide partijen, Jan van Brabant en zijn vijanden, om te ‘makene soene’. De hertog van Lonsi was er dus in gezelschap van den hertog van Brabant, en dat laat zich hooren. Verg. Heelu, vss. 3961 vlgg.: Het viel op enen sinxen dach Dat een parlement gelach Te Valkenborch, daer men soude maken soene, ende vrede van allen saken, Tusschen den hertoge van Brabant Ende die heeren, die hem dat lant van Limborch wouden ontkeeren.
-
-
[tekstkritische noot][C]
85 = tekst.
86 de soene s. aenvaen
87 dair
88 zij
89 W. zij l. tparlement v.
90 E.d. zoene e. visierden d. naren
91 H. zij dlandt ontrichten m.
92 M. eenen coope dat sij volbrochten
93 Aenden Grave
94 V. lutsemborch
[D]
85 = tekst.
86 soen soud aengaen
87 = tekst.
88 Des sij vergaten noch echt
89 sij lietent parlement v.
90 Ende visierden daer nare
91 Hoe sij hem dlant ondragen m.
92 M. eenen c.d. sij toe brochten
93 Aenden g.
94 V. lutzemborch van alder daet
90 viseerde[n]: het verkortingsstreepje is den kopiïst in de pen gebleven; ook reeds verbeterd door Jonckbloet, Ann., en, stilzwijgend, in de aanhaling bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1129. - nare[n]: zelfde fout; verbeterd in overeenstemming met de vaak bij Velthem voorkomende vormen. 91 Men zou geneigd zijn bij onterichten een bepaling van den persoon in te voegen; maar door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1129-1130, is, op grond van verschillende voorbeelden zonder datiefbepaling, terecht de meening uitgesproken dat die invoeging niet streng noodzakelijk is. Trouwens is de lezing van ons hs. sijt dlant met een dubbel artikel, ook op zich zelve een bezwaar tegen het invoegen van *hem 93 Met: bij Lelong Wet, waarschijnlijk niet meer dan een drukfout; reeds verbeterd door V. Lelyveld bij Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtkunde, 2de uitgave (Leiden, 1782), dl. 1, blz. 499, en, stilzwijgend, bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1129. - volbrochte[n]: ook hier is het verkortingsstreepje den kopiïst in de pen gebleven. Ook reeds verbeterd door Jonckbloet, Ann.
-
voetnoot92
-
Met enen cope: bij oorkonde van 23 Mei 1288 (‘es octaves de la penthecouste’) verkocht Reinalt van Gelre al zijn rechten op Limburg aan Hendrik van Luxemburg en diens broeder Walram, voor veertig duizend mark. Bij een tweede akte gaf Reinalt kennis van den verkoop aan zijn leenmannen en onderdanen, met verzoek den nieuwen heer hun hulde te brengen. In een derde oorkonde is sprake van zekere beloften, door de beide Luxemburgers aan Reinalt gedaan. Zie de regesta van de drie stukken bij Willems, Codex diplomaticus op Heelu, blz. 458-459.
-
-
[tekstkritische noot][C]
95 Geloven d.d. alde heeren
96 H.b. te houdene emmermeere
97 mede waenden zij doen s.
98 = tekst.
99 Desen valsschen raidt s. uut q.
100 dat die
101 Die sanders daighs voir d.d.
102 D.v. wilde leggen laghe
103 Maer sij h. oic v.
104 dair mocht
105 = tekst.
106 Doen d. hertoge vernam dit doen
[D]
95 Geloofden daer
96 Hem te helpen emmermeere
97 en 98 ontbreken.
99 Dees valsche raet ute quam
100 So dat die h.v.
101 Ende sander daegs voorden d.
102 Leide hij den vianden lage
103 Dat sij hadden saen vernomen
104 E.d.h. tot hem mocht c.
105 = tekst.
106 Doen
101 Zie de aanteekening hieronder. 106 hertoge hs.: hertogē
-
voetnoot96
-
Hem, nl. den graaf van Luxemburg, niet dus: elkander onderling. Heelu, vs. 4002, is, zooals altijd, duidelijker: al die heeren ... swoeren daer ... datsi ewelike souden dlant van Limborch helpen houden den grave van Luthsenborch.
-
voetnoot101
-
sander dages. Heelu heeft hier, vs. 4033 vlg.: Dies naestes andages die gelach na den selven sinxen dach, en dat zulks de juiste tijdsbepaling is, blijkt uit de drie oorkonden, in de voorgaande aanteekening vermeld. De verandering in sander dages bewijst dat wellicht reeds Velthem, maar waarschijnlijker een latere afschrijver, het woord andach (= octava) al niet meer verstond; verg. een geval van denzelfden aard in de Dietsche Kalenders, uitgegeven door Edw. Gailliard en Willem de Vreese, Jaarboek der koninklijke Vlaamsche Academie, 1908, blzz. 8 en 22.
-
-
[tekstkritische noot][C]
107 K. voirt m. ontplokender banieren
108 hoerdic
109 volghden
110 enten wapenen
111 Te hensberge w.d. bisscop g.
112 heeren die volghden doen
113 landt
114 stichten brandt
115 Soe na h. des gelooft
116 thooft
117 heeren dair ment
118 Ende om datmen s.d.g.
119 E. eeuweliken een gedincken s.
120 Drencte hi
[D]
107 Voer hij m. ontplokender banieren
108 Sij .xv c. hoordie v.
109 en 110 ontbreken.
111 Te hoyersberge w.d. bisscop g.
112 E.a.d.h. volgden hem doen
113 ‖ Den h. na tot daer int lant Ga naar margenoot+
114 Te Wassenberge e. stichten b.
115 tot 120 ontbreken.
107 baniere[ n] : naar het voorbeeld van Heelu, vs. 4052, en van de lezing der beide hss. der Brabantsche Yeesten. 112 In het hs. een punt ná daer waarschijnlijk bij vergissing van den kopiïst: het hoort ongetwijfeld er vóór.
-
voetnoot111
-
Te Heymsberge = Heinsberg, in 't Rijnland, regeeringsdistrict Aken, tusschen Maascik en Gulik, dicht bij de Worm, bijrivier van de Roer.
-
voetnoot113-114
-
tlant van Wassenberge. Wassenberg, acht kilometer ten N.O. van Heinsberg, even over den rechteroever van de Roer. Verg. de aanteekening bij boek II, vs. 5265.
-
-
[tekstkritische noot][C]
121 Van daer v. bi te bonne waert
122 slichten m.d. wijngaert
123 briele
124 Bisscops
Ga naar margenoot+ 125 ‖ geninden
126 Beyde m. bracken e.m. winden
127 = tekst.
128 Soe spr. omden landtvrede
[D]
121 Van daer v. bij te bonne waert
122 Ende hief af den w.
123 wilde hij te bruele v.
124 ontbreekt.
125 D. wilde hij
126 bracken
127 Die w. hi d.d.
128 om den lantvrede
122 slichte en 125 geninde : De fouten van Lelong, die las sichte en geminde werden door Jonckbloet in zijn uitgave naar het hs. verbeterd; de laatste ook, ex conjectura, door Heydecoper op Melis Stoke, dl. II, blz. 582, en door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 2, 1360 en 1402. 128 lantvrede hs.: lant vrede
-
voetnoot123
-
ten brule J. Fr. Willems op Heelu vs. 4099 heeft in ten brule een eigennaam gezien, en Jonckbloet, Ann., heeft zich daarbij aangesloten. Het is weinig waarschijnlijk dat die opvatting juist is; veeleer hebben we hier te doen met het in de Nederlanden en in Duitschland vroeger zeer verspreide, gewoon zelfstandig naamwoord briel, bruul = ‘laag, vochtig, waterig, moerassig, met gras of met houtgewas begroeid land en: omheind kreupelbosch of park, waarin dieren gehouden en gejaagd werden’ (Woordenboek der Nederlandsche Taal, III, 1, 1541). Deze opvatting als gewoon zelfstandig naamwoord wordt vereischt door den tekst van Heelu zelf: Ten brule, inden dieregaert Daer in bevrijt sijn ende bewaert Des eertsbisscops wilde beesten. Dat deze bruul, dit jachtperk, de oorsprong zal geweest zijn van het ‘marktflecken’ Brühl, negen kilometer ten Zuiden van Keulen, zal wel aan geen twijfel onderhevig zijn (reeds in 1316 stond daar een castrum: zie de Gesta Trevirensium Archiepiscoporum bij Martene et Durand, Veterum Scriptorum Collectio, IV, 407).
-
voetnoot124
-
des biscops beesten = 's bisschops jachtwild. Zie de aanhalingen uit Heelu in de voorgaande en in de volgende aanteckeningen.
-
voetnoot127
-
Die wile dat hi dit dede. Velthem stelt het dus zóó voor, alsof de Keulenaars en cons. raad pleegden, terwijl hertog Jan aan 't jagen was in 's bisschops warande; maar zoodoende heeft hij zijn bron al heel slecht weergegeven. Heelu zegt nl: Daer woude die hertoge in, met feesten, jaghen met bracken ende met winden: daer dede hi haestelike om sinden. Die wile dat hire om sinden dede, Doen spraken enz.
-
-
[tekstkritische noot][C]
129 coleneren
130 E. een deel m.h.d. heeren
131 claeghden
132 roefhuyse
133 antwoirde gaff
134 holpie g.b. aff
135 werdt g. dit jaghen
136 O. woerinc ghine yerst
137 doen men seyde
138 Hadde hi daer op w. cortten raidt
139 E. is te woerine waert gek.
140 Eenen tor dair bi
[D]
129 Die vorste vanden coelneren
130 E. een deel der meester heeren
131 claegden
132 roofhuse
133 D.h. dees antwoorde gaf
134 helpic
135 bij
136 Ende over woerone g.d. vagen
137 en 138 ontbreken.
139 Want daer waert es hij gekeert
140 Ende enen torre d. bij h. hij o.
129 coelneren: -ner- in het hs. voluit. 134 gerne in het hs. voluit. 135 geverst in het hs. voluit. 140 Enen tor, daer bi, : ook in het hs. geinterpungeerd: .daer bi. 140-141 Jonckbloet, Ann., was van oordeel dat tusschen deze twee verzen iets zou overgeslagen zijn. Het is niet absoluut noodzakelijk, dit aan te nemen. Het is waar dat Heelu veel duidelijker is, vs. 4185 vlgg.: Die hertoge dede... daer bi breken enen toren, Daer die riddere af te voren den proefst van Gulke dede lede. Het lijk me duidelijk, dat Velthem deze drie verzen van Heelu werkelijk tot één heeft versmolten; verzen met het rijm toren: voren kunnen er in géén geval gestaan hebben. Zie ook de aanteekening bij vs. 141.
-
voetnoot131
- vlgg. De onderhandelingen tusschen hertog Jan aan de eene zijde en de Keulenaars en sommige ridders aan de andere, worden door Heelu breedvoerig medegedeeld, vss. 4110-4194.
-
voetnoot136, 139
-
Worone = Worringen, aan den linkeroever van den Rijn, ongeveer halverwege (in vogelvlucht gezien) tusschen Neuss en Keulen. Het slot te Worone was door Geeraard, zoon van wijlen Willem, graaf van Gulik, den 30sten April 1287 aan den aartsbisschop van Keulen verkocht (zie Ennen u. Eckertz, Quellen zur Geschichte der Stadt Köln, Bd. III, S 251).
-
-
[tekstkritische noot][C]
141 Die den proefst v. gulke d. leede
142 wreede
Opschrift: Hoe hertoge Jan comen is voir Woeronc Aldaer de bisscop hem nagevolght is
143 Dus es d.h. te woerone c.
144 bisscop
145 D. sij voir woer.
146 Seinde hi te v.e. te maghen
147 seyde d.w.i. land
148 walvisch
[D]
141 Die den proost v. gulic d. leede
142 Dies hij was ende hiet die vrede
Opschrift: ‖ Hoe die hertoge woeronck belach Ga naar margenoot+
143 [ N]V es die hertoge te woerone c.
144 Doen hem die bisscop had vernomen
145 ‖ Dat sij daer voren gelogiert lagen Ga naar margenoot+
146 Seinde hij aen vriende ende aen magen
147 = tekst.
148 E. walvisch d.h. soud vromen
143 Dus [ es] die hertoge Het werkwoord, dat onmisbaar is, werd ook reeds ingevoegd door Jonckbloet, Ann.
-
voetnoot141
-
Die enz. We hebben hier ongetwijfeld een staaltje van de niet geringe vrijheid die Velthem zich veroorloofde: die heeft niet een persoon als antecedent, maar een zaak: enen tor, terwijl natuurlijk bedoeld is de bewoner van het slot. Daar misverstand uitgesloten is, maakt de stoute constructie van Velthem nog zoo'n kwaden indruk niet. - den proeft van Guetke = Walrave, graaf van Gulik, proost van Aken. Verg Heelu, vss. 4113-4114: Waelrave van Gulke, die proefst van Aken, onderwant hem oec der saken.
-
voetnoot142
- ‘die Vrede’ = de Wreede, blijkbaar de bijnaam van den roofridder. Heelu, vs. 4188, zegt niets meer.
|