Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1
(1906)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVanden hertoge van Oestrike ende vanden marcgrave van Brandenborch. vi.Ga naar voetnoot+Int ander jaer van coninc Ridsarde,Ga naar voetnoot357
Daer ic hier vor af openbarde.
| |
[pagina 266]
| |
So began .i. orloge groet.
360[regelnummer]
Daer om vergaderde menich genoet
Tusscen den mercgrave des gelijcGa naar margenoot+
Ende den hertoge van Oestrijc;
Ende dit quam toe om .i. spel.
Dat daer vormaels onderlinge gevel.
365[regelnummer]
Daer was .i. spel beroepen voren
Daer si .ij. toe waren gecoren.Ga naar margenoot+
Deen was des hertogen sone,
Een stout jongelinc ende .i. cone;
Ende dander was van Brandenborch
370[regelnummer]
Des margraven sone, d[i]e sonder sorch
Des speels hem onderwinden salGa naar margenoot+
Ende coenlike setten al vor al
Daer hem onrecht an soude gescien:
Ane hem was geen achterzien.
375[regelnummer]
Dus waren dese .ij. principale
Van .i. jostierspele sonder haleGa naar margenoot+
Gemaect, ende datsi oec gereden
Dat spel souden onder hem bevreden.
Dit spel was gecreyeert tien tiden.
380[regelnummer]
Daer quam toe uut elker siden
Baetseleren, die riden woudenGa naar margenoot+
Ende haer geval proeven souden.
| |
[pagina 267]
| |
Doen vergadert was dit spel,
Ward daer dat riden fel
385[regelnummer]
In beden siden, ende stare.
Daer reet selc andren in dat pareGa naar margenoot+
Dat hi tumelde vanden parde,
Ende alse een bloc viel hi opt arde
Daer na geviel daer na hem .ij.
390[regelnummer]
Die daer ridende quamen op een,
Dat si beide snoffelden neder;Ga naar margenoot+
Ende si sprongen beide op weder,
Ende liepen te gader metten siden
Vreselike, sonder enich vermiden,
395[regelnummer]
So dat si bede ter neder vielen.
Hierenbinnen so gevielenGa naar margenoot+
Andere joeste in andren pleinen,
So dattie heren die civiteinen
Niet wel en conden tspel bevreden.
400[regelnummer]
Daer was .i. deel gestreden
Vanden genen die reden daer.Ga naar margenoot+
Dese, die dus quamen soe naer,
Ga naar margenoot+ Die metten siden hem ondersaten,
Quam[en] echt vort met haren saten
| |
[pagina 268]
| |
405[regelnummer]
Die si te broken hadden te voren;
Si hadden die trinsone vercorenGa naar margenoot+
Daer si op deerde lagen ontwee.
Dus quamense vort, min no mee,
Alse of si vechten souden daer
410[regelnummer]
Enen camp. Om dit, vor waer,
Quam dat volc getogen toeGa naar margenoot+
Van beden siden, ende alsoe
Wordense striden daer gemene
Om dese .ij., grote ende clene.
415[regelnummer]
Dene partie scarde hare
Jegen die ander openbare,Ga naar margenoot+
Ende ward ginder also .i. strijt,
Daer in waren ter selver tijt
Wel si .xx. gewont sere.
420[regelnummer]
Des hertogen sone oec, die here
Vander ere partie, ward gewont.Ga naar margenoot+
Daer na die strijt niet lange stont,
| |
[pagina 269]
| |
Hine was op genomen daer.
Dese wonde teech men openbaer
425[regelnummer]
Des marcgraven sone, dat hise gaf,
Dier wel littel micte af.Ga naar margenoot+
Ende om dese sake, alse van desen.
Doen shertogen sone was genesen,
Willen emmer dit varen wreken,
430[regelnummer]
Ende sijn vader, diet wilde breken,
Ende wilder af oec gene soene.Ga naar margenoot+
Nochtan was hi hem vore tgone
Dicke geboden; mer hine woude.
Hi wildet becorten harde boude
435[regelnummer]
Metten swerde ende so begomen.
Aldus [es] dese strijt toe comen.Ga naar margenoot+
Daer ic u nu af secgen sal,
Bede tgeval ende tongeval.
|
|