CL geestlyke gezangen
(1766)–Abdias Velingius– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
Aardryk en de Hemelboogen!
2 'k Geloov in Jesus, die Gods Troon
Bezit, als 's Vaders eigen Zoon, Die tot
ons is als Borg gekomen, En vleesch en
bloed heeft aangenomen.
3 Hy wierd, door 's Geestes wonder-
kracht, Gansch rein en vlekloos voort-
gebracht, En uit Maria's vleesch ge-
boren; Zoo gaan zyn broeders niet ver-
loren.
| |
[pagina 198]
| |
4 Hy heeft, voor hunne gruweldaen,
De bittre kruisstraf ondergaan; Zich wil-
lig in den dood gegeven, Om hun te
schenken 't zalig leven.
5 Een aklig graf besloot den Heer: Ook
daalde Hy ter helle neêr, Om zoo des Sa-
tans magt te krenken, En ons het Hemel-
ryk te schenken.
6 Hy klom den derden dag uit 't Graf:
Hy nam den dood zyn prikkel af, En is
| |
[pagina 199]
| |
de starren doorgevaren, By 't juichen van
Gods Eng'len schaaren.
7 Daar zit Hy in verhoogden stand, Aan
Gods des Vaders Rechtehand, Van waar
Hy zal, als Richter, komen, Zoo van
Godloozen als van vromen.
8 'k Geloof ook in den Geest als God
Wiens invloed is ons heilgenot, Die onzen
geest wil kennis geven, Dat wy als s'Hee-
ren kind ren leven.
| |
[pagina 200]
| |
9 'k Geloov' een Kerk die Christlyk leeft, En
Jesus tot haar Leidsman heeft; Die van voor
d'Eeuwen uitverkoren, En in den tyd is
weêrgeboren.
10 Die ook met Hem gemeenschap heeft En,
saam vereenigt, in Hem leeft, Die voor ver-
dorvenheid en zonden In Hem vergeving
heeft gevonden.
11 'k Geloof, myn lichaam zal in d'aard Niet
blyven eeuwiglyk bewaard, Maar eens, tot
| |
[pagina 201]
| |
heerlykheid verheven, Deelachtig worden
't Eeuwig leven.
12 Dit is het dat ik onderschryf, Geev
Heer, dat zulks aan my beklyv: En laat m' in
dit geloov toch sterven, En Uwe Zaligheid
beërven!
|
|