De Amsterdamsche Pegasus
(1627)–Jacob Janszoon Colevelt, A. Pietersz. Craen, Jan Robbertsz, Matthijs van Velden– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Stemme: Era di Majo.
MYn Zangerin wil ick u naem toe wyden
O schoone Nymph', op dat tot geene tyden
Of nijt, of tijd haer geheugh' doet vergeten:
Maer datse mach met u onsterflijck heeten.
2 So veel harten verwonnen van u oogen!
So veel slaven die in u dienst ziel-toogen!
So veel getuyghen hebb' ick om te tuyghen,
Hoe ned'righ ick my in u dienst ginck buyghen.
3 So veel suchtjes als uyt mijn boesem suchten!
So veel traentjes als uyt mijn ooghen vluchten!
So veel pijltjes als mijn hartje door-kerven!
So veel Iaren leef ick noch sonder sterven.
4 So d'eeuwigheydt u Naem altijt sal roemen:
So salmen my om u oock eeuwigh noemen.
Ick leef in u, en ghy weer in mijn dichten!
Daer ick u, en my, wil een Tempel stichten.
|
|