De Amsterdamsche Pegasus
(1627)–Jacob Janszoon Colevelt, A. Pietersz. Craen, Jan Robbertsz, Matthijs van Velden– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Stemme: Posso Cor mio Partire.GOddin u bly'e oogen,
Die hebben my bedroogen.
Mijn hart, mijn hart hebt ghy ontdragen,
En door een soete toovery verslagen,
u bly'e soete lonken,
Doen, doen myn ziel, doen, doen myn ziel
gloeyend' voncken.
2 Goddin! u klare stralen
Die doen mijn lust verdwalen,
Mijn jeughd, mijn jeughd houd ghy gebonden,
En in Cupidoos net omstrickt, omwonden,
O bly'e slavernye!
Die, Die de Go'on, die, die de Go'on
My beny'en.
3 Geluckigh is 't om branden
V tot een offerhande,
Die ghy, die ghy selfs gaet ontsteken
Met het vyer dat uyt u ooghjens breken:
O wel geluckigh sterven!
Wie, wie het mach, wie, wie het mach
Maer be-erven.
4 Wie souw de doodt doch vreesen
Om staegh by u te wesen
O Schoon! o schoone zonne-lichten,
Die in myn Nymph' als twee sterren lichten:
Kom laet u strael my dooden
So, so ben ick, so, so ben ick
Als de Goden.
|
|