25 minneliederen

[p. 29]

VIII
So we der minnen is so vroet

So wé der minnen is so vroet¹⁺
dat hé der minnen dienen kan,²
ende hé dore minne pine doet,³
dé is ein vele minnesalech man.⁴
van minnen komet allet goet,⁵
die minne maket reinen moet,⁶
wat solde ich ane minne dan?⁷

Die scone minne ich ane wanc,⁸⁺
ich weit wale here minne is claer.⁹
of mine minne let velsche ein cranc,¹⁰
so ne wirt ouch nimmer minne waer.¹¹
ich segge here miner minnen danc,¹²
bi here minnen steit miin sanc.¹³
hé is domp deme minne dunket swaer.¹⁴⁺

1 Wie ten aanzien van de Minne zijn verstand gebruikt

+ 61,33

2 Zodanig dat hij zich in dienst van de liefde kan stellen

3 En hij omwille van de Minne zijn krachten inzet

4 Dat is een minnaar die men in hoge mate gelukkig mag prijzen

5 Uit liefde vloeit alle goeds voort

6 Minne zuivert hart en zinnen

7 Wat zou ik dus zonder liefde beginnen?

8 Zonder twijfel heb ik de Schone lief

+ 62,4

9 Ik weet beslist dat haar liefde puur is

10 Als men meent dat mijn Minne door een smet verdonkerd wordt, dan hoeven we over pure liefde niet te praten

11 Als men meent dat mijn Minne door een smet verdonkerd wordt, dan hoeven we over pure liefde niet te praten

12 Ik betuig mijn dankbaarheid tegenover haar liefde

13 Daaruit ontspruiten mijn minnezangen

14 Wie liefde aanvoelt als een last, met zo iemand drijf ik de spot

+ 62,10