Een woord vooraf bij de 1e druk
In de tweede druk van de ‘Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd’ (I, 2de druk, 1922), schrijft dr. Jan te Winkel (blz. 161): ‘Lang heeft het moeten duren voor men het er over eens geworden was, dat met dezen eersten dichter, met Heinrich van Veldeke de rij onzer dichters moest geopend worden’.
Een andere historicus, dr. Gerrit Kalff, zegt in zijn ‘Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde’ (I, 1906) over de Limburgse edelman Heinric van Veldeke (o.c., 34-44), dat hij verscheidene verdienstelijke elementen in zijn legende, het epos Eneide en de minneliederen heeft aangebracht. Kalff noemt hem een ontwikkeld dichter, een Nederlander (43-44).
Gerard Knuvelder kwalificeert Veldeke als een veelzijdig auteur. Aan de Servaaslegende kent hij vooral cultuurhistorische waarde toe. De Eneide prijst Knuvelder vanwege zijn doeltreffende compositie en hechte eenheid. Bij zijn minneliederen wordt opgemerkt, dat Veldeke een frisse, spontane natuur is geweest, die wist wat ritme, regelmatigheid en versbouw en rijmschema voor funktie hadden. (Zie: Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, I, 1948, 53-57).
‘De Nederlandse Letterkunde in Honderd Schrijvers’ (2de druk 1953), samengebracht door dr. Frank Baur, Jacques den Haan, dr. J. Hulsker, Ger Schmook en dr. Garmt Stuiveling, opent met een fotokopie van Veldekes Servaaslegende (blz. 10), het eerste bekende werk in een Nederfrankisch dialect. ‘Veldeke kunnen we dus wel de eerste Dietse dichter noemen’.
Hoogst merkwaardig is het feit, dat twee vermaarde geleerden te Leipzig (achter het ‘IJzeren Gordijn’), na tientallen jaren studie, Veldeke aan de Nederlandse literatuurgeschiedenis volledig hebben toegewezen. Wij mogen prof. dr. Theodor Frings (Rijnlander) en dr. Gabriele Schieb erkentelijk zijn, dat ze Henric van Veldekes werk hebben ‘gerestaureerd’ en hem zodoende voor eens en voor goed hebben teruggeschonken aan onze letterkunde.
Omdat Veldeke derhalve mag geplaatst worden aan de ingang van onze literaire Bloeiende Bongerd, verdient hij niet alleen