de Friese Wouden, maar in één niet al te afmattende dagtocht haalde je het gemakkelijk. En je zat er zeker een meter of zes-zeven above sealevel.
In precies 754 kwam de preker Bonifatius naar Dokkum. De terpbewoners hadden net met steun van hun goden Wodan en Donar een soort geestelijk evenwicht bereikt die hen in staat stelde op de winderige terpen te overleven, al bleef het natuurlijk tobben. Bonifatius tastte met zijn christelijke leer hun zekerheden aan, dus sloegen ze hem dood. Dat kan ik begrijpen. Je moest die mensen, net toen ze een beetje gesetteld waren, niet met nieuwigheden aankomen. Dat ze later toch maar chriftenen zijn geworden, is te billijken. In de strijd om het bestaan bood het christelijk geloof materieel meer perspectief en als je maar diep genoeg geloofde ook nog de zekerheid des eeuwigen levens.
De monniken uit de vele kloosters legden de eerste zeedijken aan waardoor de terpen min of meer overbodig werden. Dat ging een tijdje goed, maar tijdens een stormvloed braken de dijken en verdronken de terpbewoners als ratten. Het was de straf van God voor zondig gedrag, zeiden de pastoors. Caspar di Robles, de Spaanse landvoogd (we zijn dus nu al in de zestiende eeuw beland) vond misschien ook wel dat het Gods wil was, maar deed er toch iets aan. Hij stelde de arbeidsplicht in voor de verhoging van de zeewering. Wanneer de opkomst niet voldoende was, knoopte hij wat onwilligen op en dat hielp. Nadien zijn er nog wel wat dijkdoorbraken geweest, maar de schade bleef beperkt.
Wat heeft dit allemaal met het Friese landschap te maken?
Wacht even, dat komt nog, het wordt allemaal verklaard.
De terpen hadden dus na die ingreep van de Spaanse landvoogd (bij Harlingen staat zijn standbeeld op de dijk, dat met de twee gezichten) helemaal geen nut meer. Ondertussen was het zuidelijk deel van Friesland, de Friese Wouden,