| |
| |
| |
1. Inleiding
1.1. Oriëntatie
In dit boek willen we een beschrijving geven van het leven en werken van Anthony Brummelkamp (1811-1888). Brummelkamp heeft vooral bekendheid gekregen doordat hij in 1835 naast H. de Cock en H.P. Scholte de derde ‘vader van de Afscheiding’ werd. Meer dan vijftig jaar heeft hij de afgescheiden kerken in Nederland gediend, eerst als predikant in Hattem, Schiedam en Arnhem en sinds 1854 als docent aan hun Theologische School in Kampen. Met een studie over hem bewegen we ons voornamelijk op het terrein van de kerken, die uit de Afscheiding van 1834 zijn voortgekomen en op dat van het Nederlandse Reveil.
Geen biografie kan ons beter inzicht geven in het afgescheiden kerkelijk leven in de periode 1834-1886 dan die van Brummelkamp. De Cock stierf immers reeds in 1842. Scholte raakte in 1840 buiten de hoofdstroom van de afgescheiden kerken; hij emigreerde bovendien in 1847 naar Noord-Amerika. Van de andere eerste afgescheiden predikanten werd J. van Rhee in 1836 afgezet; hij onttrok zich aan de Afscheiding. G.F. Gezelle Meerburg beperkte zijn aktiviteiten bijna geheel tot zijn Brabantse regio; hij stierf bovendien al in 1855. S. van Velzen trad veel minder publiek op dan Brummelkamp en publiceerde ook minder dan hij. A.C. van Raalte, als kandidaat in de Hervormde Kerk in 1835 afgewezen, deed wel sinds 1836 volop mee als afgescheiden predikant, maar emigreerde in 1846 naar Noord-Amerika. H.J. Budding ging vanaf het begin van zijn meedoen aan de Afscheiding zijn eigen grillige wegen; hij is in totaal geen tien jaar regulier afgescheiden predikant geweest. T.F. de Haan heeft voor de kerken slechts een beperkte betekenis gehad; hij werd al in 1860 geëmeriteerd en stierf in 1868. L.G.C. Ledeboer, R.W. Duin en B. Fijnebuik tenslotte waren er slechts ‘passanten’. Daarmee hebben we alle uit de Hervormde Kerk overgekomen predikanten genoemd. Van hen hebben alleen Brummelkamp en Van Velzen leiding gegeven zowel aan de Afscheiding zelf als aan het kerkelijk leven in de daaropvolgende vijftig jaar.Ga naar voetnoot1.
| |
| |
Brummelkamps aandeel in het kerkelijk leven sinds de Afscheiding was aanzienlijk, het had veel interessante facetten en we zijn er goed over geïnformeerd. Te denken valt aan het volgende:
- | de invloed van Da Costa en het Reveil op Brummelkamp met name in zijn studententijd; |
- | zijn afscheiding van de Hervormde Kerk; |
- | de ‘crisis der jeugd’ in de afgescheiden kerken, met alle theologische en kerkrechtelijke meningsverschillen, die tot in de zestiger jaren doorwerkten; |
- | zijn strijd tegen subjectivistische tendenzen uit de tijd van de Nadere Reformatie; |
- | zijn contacten met Reveil-kringen en de deelname aan de vergaderingen van ‘Christelijke Vrienden’ in de jaren 1845-1854; |
- | de bevordering en coördinatie van de landverhuizing; |
- | zijn werk in de predikanten-opleiding, in 1844 uitgebouwd tot een kleine theologische school in Arnhem; |
- | het ontstaan en de betekenis van de zogenaamde ‘Gelderse richting’; |
- | zijn aandeel in de oprichting van het Christelijk Gereformeerd Seminarie te Amsterdam in samenwerking met hervormde vrienden; |
- | zijn arbeid aan de Theologische School te Kampen van 1854-1888; |
- | zijn journalistieke werk in De Bazuin met de daaraan verbonden deelname aan de schoolstrijd en aan de antirevolutionaire politiek; |
- | zijn deelname aan de Evangelische Alliantie; |
- | zijn politieke meningsverschillen met A. Kuyper en zijn participatie in de kiezersbond ‘Marnix’. |
Door dit alles had hij een belangrijke plaats in het kerkelijke en maatschappelijke leven van zijn tijd en is hij een afzonderlijke studie ten volle waard.
| |
1.2. Literatuur
Er bestaat over Brummelkamp en vooral over de kerkelijke context waarin hij leefde en werkte reeds een overvloed van literatuur. Deze is voor ons onderzoek globaal in drie categorieën in te delen.
| |
| |
1. | In de eerste plaats zijn er publikaties, die opzettelijk handelen over Brummelkamps leven en arbeid of een gedeelte daarvan. Over zijn jeugd- en studie-jaren heeft Brummelkamp zelf in 1863 een aantal notities gegeven bij de herdruk van zijn Uitgang uit de gemeenschap met het Nederlandsch Hervormd Kerkbestuur. Meer dan eens gaf hij ook autobiografische bijzonderheden in verspreide artikelen in De Bazuin. Op aandringen van zijn kinderen maakte hij in zijn laatste levensjaar een klein begin met het schrijven van memoires. Het onvoltooide fragment daarvan werd door A. Brummelkamp jr. in het Jaarboekje voor 1889 uitgegeven onder de titel: ‘Uit de Nalatenschap van “Vader Brummelkamp”’; het bevatte slechts enkele memorabilia.Ga naar voetnoot2. In de jaren daarna verschenen er enkele kleinere biografische bijdragen over Brummelkamp. C.M.W. Plet publiceerde in het Handboek voor 1900 een artikel over zijn beroep naar Schiedam in 1839. Van meer belang was de ‘karakterschets’ van Brummelkamp die docent C. Mulder in het Jaarboekje voor 1904 gaf onder de titel ‘Leven, lieven, loven’. J. van der Sluis schreef in 1907 in het Tijdschrift voor Gereformeerde
Theologie enkele artikelen over het independentisme in de Gelderse Achterhoek, met bijzondere aandacht voor de positie van Brummelkamp daarin.Ga naar voetnoot3.
De eerste volledige en tot nu toe enige biografie van Brummelkamp werd in 1910 gepubliceerd door zijn jongste zoon Anton onder de titel Levensbeschrijving van wijlen Prof. A. Brummelkamp. Het is een omvangrijk en verdienstelijk boek, waarin veel materiaal is verwerkt en dat ook uit eigen herinnering put. Het beeld dat Brummelkamp jr. tekende, is bepalend geworden voor bijna alles wat er sindsdien over zijn vader geschreven is in handboeken en naslagwerken en in de verschillende publikaties uit vroeger en later tijd over de Afscheiding en over de historie van de Theologische School.Ga naar voetnoot4.
In 1980 verscheen van de hand van J.D. te Winkel het boek Metterdaad en in der waarheid, waarin uitvoerig aandacht aan Brummelkamp werd besteed in
|
| |
| |
| verband met diens ‘open’, oecumenische en missionaire instelling. In hoofdzaak berustte deze publikatie op de oude Levensbeschrijving. Enig nieuw materiaal daarentegen bracht A. Pik aan het licht in zijn interessante bronnenpublikatie Brummelkamp en de Afscheiding te Hattem 1834-1835. Hij gaf transscripties van alle stukken uit het hervormde kerkeraadsarchief te Hattem, die op Brummelkamp en de Afscheiding betrekking hebben. Een korte, maar waardevolle en zelfstandige beschrijving van Brummelkamps leven tot ongeveer 1860 gaf tenslotte W. van 't Spijker ter gelegenheid van de herdenking van de Afscheiding in 1984. Enkele belangrijke motieven uit Brummelkamps leven zijn hier trefzeker gepeild, hoewel het boekje niet op zelfstandige bronnenstudie berust.Ga naar voetnoot5. |
2. | In de tweede plaats zijn er diverse publikaties, die een episode uit de geschiedenis van de afgescheiden kerken beschrijven, waarin Brummelkamp een belangrijke rol speelde. Meestal ligt hieraan belangrijk bronnenmateriaal ten grondslag. Van H. Bouwman verscheen in 1914 De Crisis der Jeugd, waarin hij de conflicten in de afgescheiden kerken, vooral in de jaren 1837-1843 beschreef. Hij gaf een meer omvattend verhaal over de geschiedenis van de afgescheiden kerken in artikelen in De Bazuin in de jaren 1923 tot 1925. G.M. den Hartogh publiceerde in 1939 zijn monografie over Het Christelijk Gereformeerd Seminarie te Amsterdam. Dit boek schetste met gebruikmaking van alle relevant archiefmateriaal Brummelkamps positie in de jaren 1845-1851 gedetailleerd en betrouwbaar. Den Hartogh gaf hierop in zekere zin in 1946 en 1947 een vervolg in artikelen in het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift. Onder de titel ‘Zelfverdediging, Zelfstrijd en Zelfoverwinning’ gaf hij een beschrijving van de conflicten in de afgescheiden kerken in de jaren 1854 tot 1860, waarbij Brummelkamp en zijn richting nauw betrokken waren. Het boek van C. Veenhof, Prediking en Uitverkiezing uit 1959 bevatte een zeer belangrijk en rijk gedocumenteerd overzicht van de strijd, die in de afgescheiden kerken tussen 1850 en 1870 werd gevoerd over de verhouding van predestinatie en prediking. De visie van Brummelkamp en zijn leerlingen kwam daarbij ook aan de orde. Van C. Veenhof verscheen verder in 1974 het boekje Kerkgemeenschap en Kerkorde, waarin hij goed gedocumenteerd en doorgaans correct de strijd beschreef, die in de afgescheiden kerken in de jaren 1836-1840 over de kerkorde werd gevoerd.Ga naar voetnoot6. |
| |
| |
3. | In de derde plaats zijn van belang de meer algemene publikaties over de Afscheiding, de afgescheiden kerken en haar Theologische School. Telkens komt men daarin uiteraard Brummelkamp tegen. De auteurs zijn in hun schets van zijn leven en arbeid vooral afhankelijk van de Officiëele Stukken uit 1863 en de Levensbeschrijving uit 1910. Hier zijn allereerst enkele werken van wat oudere datum te noemen: die van J.A. Wormser jr., J.C. Rullmann en J.C. van der Does uit de jaren 1915-1935. Deze zijn nog steeds waardevol vanwege het doorlopend verhaal, dat ze geven. Datzelfde geldt ook van latere publikaties als die van E. Smilde (1946), L. Praamsma (1950) en H. Algra (1966). Smilde beschreef de dogmatische conflicten, die er in de afgescheiden kerken geweest zijn over de leer van verbond en doop. Praamsma gaf een samenvattend overzicht van de geschiedenis van de afgescheiden kerken sinds 1834. Algra gaf in zijn Het wonder van de negentiende eeuw capita selecta uit de historie van ‘vrije kerken en kleine luyden’. Op de oude Levensbeschrijving baseerde bijvoorbeeld ook D.Th. Kuiper zich nog voornamelijk in zijn inhoudrijke dissertatie De Voormannen (1972) en in zijn opstel ‘De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht’ (1984).Ga naar voetnoot7.
Brummelkamps arbeid als docent in Kampen komt aan de orde in de verschillende beschrijvingen van de geschiedenis der Theologische School, zoals die van H. Bouwman (1924) en W. de Graaf (1955) en in de gedenkboeken
|
| |
| |
| Sola Gratia (1954) en Tot de Prediking van het Woord des geloofs (1954). Zij maakten op enkele onderdelen gebruik van meer bronnenmateriaal dan Brummelkamp jr. ter beschikking had.Ga naar voetnoot8. |
Uiteraard is het feit, dat de verschillende auteurs van het werk van Brummelkamp jr. sterk afhankelijk waren, vele jaren lang bepalend geweest voor de door hen gegeven typering van het afgescheiden kerkelijk leven in het algemeen en van Brummelkamp in het bijzonder.
Sinds het begin van de jaren zeventig viel er een hernieuwde belangstelling voor en bestudering van de Afscheiding en haar geschiedenis te bespeuren, waarbij veel meer archiefmateriaal werd benut dan in de eeuw daarvoor het geval kon zijn. Als pioniers op dit terrein manifesteerden zich C. Smits (sinds 1971) en J. Wesseling (sinds 1972). De boeken van Wesseling over de provincies Groningen, Friesland, Overijssel en Zeeland geven een bijna geheel per plaatselijke kerk opgezette beschrijving van de geschiedenis tot ongeveer 1869. Ze bevatten een schat aan gegevens, die voor de bestudering van het kerkelijk leven in de negentiende eeuw van veel belang zijn en ook zijdelings op Brummelkamps leven en arbeid licht werpen. Van groot belang zijn ook de boeken van C. SmitsGa naar voetnoot9.. In zijn De Afscheiding van 1834 I, II, IV en VII beschreef hij de lokale en regionale geschiedenis van de afgescheiden kerken in beneden-Gelderland en de provincies Zuid-Holland en Utrecht. In de delen III, V en VI publiceerde hij bijna alle bewaard gebleven brieven en andere documenten uit het archief van H.P. Scholte in Pella, die licht werpen op de jaren tot aan diens vertrek naar Noord-Amerika. Hij voorzag deze van waardevolle aantekeningen, toelichting en commentaar. Met name deze delen met archiefstukken bevatten belangrijk materiaal, ook over Brummelkamp. Dit en ander onderzoek uit de laatste jaren gaat in toenemende mate zijn vruchten afwerpen. Dat blijkt o.m. uit de in 1984 verschenen bundels Afscheiding-Wederkeer en De Afscheiding van 1834 en haar geschiedenis.
| |
| |
| |
1.3. Nadere studie
Om de betekenis van onze studie over Brummelkamp nader aan te geven, willen we op twee manco's wijzen in de bestaande literatuur over Brummelkamp en over de geschiedenis van de afgescheiden kerken in het algemeen.
In de eerste plaats heeft men veelal een onvoldoende gebruik gemaakt en ook kunnen maken van de relevante bronnen, zowel van archiefstukken als van gedrukt materiaal. In de Levensbeschrijving bijvoorbeeld blijven daardoor de interne problemen in de kerken na 1840 en de geschiedenis van de ‘Gelderse richting’ bijna geheel in het duister. Bovendien is Brummelkamps zo belangrijke journalistieke werk in het weekblad De Bazuin niet geëxploreerd en beschreven. Zijn politieke oppositie tegen Kuyper en de hoofdstroom van de anti-revolutionairen komt nauwelijks ter sprake; dat was in 1910 waarschijnlijk nog een te gevoelig onderwerp. Een en ander heeft tot gevolg, dat in het beeld, dat van Brummelkamp getekend wordt, bepaalde trekken eenzijdig sterk naar voren komen en andere trekken vaag zijn gebleven. Belangrijke gedeelten van zijn levenswerk ontbreken geheel. Deze lacunes in de biografie van 1910 hebben nog steeds hun effekt op het Brummelkamp-beeld uit de nieuwere literatuur. Dit beeld is op verschillende punten aan herziening toe. Veel bronnenmateriaal wacht op nadere verwerking. Dankzij moderne methoden kunnen we vandaag veel meer archieven aanboren en benutten dan vroegere onderzoekers ter beschikking stonden. Met behulp van zoveel mogelijk uitgegeven en onuitgegeven bronnenmateriaal willen we in deze studie, bijna tachtig jaar na het verschijnen van de Levensbeschrijving en precies honderd jaar na Brummelkamps dood, trachten opnieuw zijn leven en arbeid te schetsen.
Een tweede manco in de literatuur over Brummelkamp en de afgescheiden kerken is het volgende. We missen tot nu toe een goede samenvattende geschiedschrijving over de afgescheiden kerken in het tijdvak 1834-1892. Veel publikaties over de Afscheiding strekken zich niet verder uit dan tot 1854 of 1869. Praamsma en Algra hebben in hun reeds genoemde boeken aanzetten gegeven tot een bredere beschrijving. Maar bij hen komt de gang van zaken in de periode 1840-1854 niet goed uit de verf en ze beschrijven voor de jaren na 1854 meer de geschiedenis van de beweging voor kerkherstel en die van de Doleantie dan de ontwikkelingen in de kerken der Afscheiding. Ook het boeiende en zaakrijke boek van W. van der Zwaag (1984) schiet in dit opzicht tekort. H. Bouwman beperkte zich in zijn artikelenserie in De Bazuin (1922-1925) tot de periode 1834-1869, evenals J. van Gelderen in een waardevol overzicht uit 1984. In de bestaande literatuur missen we bovendien een goed zicht op de reeks van conflicten, die de afgescheiden kerken tussen 1836 en 1866 doormaakten. Er zijn wel enkele goed gedocumenteerde
| |
| |
beschrijvingen van deze ‘crisis der jeugd’, maar die betreffen brokstukken: 1836-1840 (Veenhof), 1837-1843 (Bouwman), 1845-1851 (Den Hartogh), 1850-1870 (Veenhof) en 1854-1860 (Den Hartogh).Ga naar voetnoot10.
De doorgaande ontwikkeling in de kerkrechtelijke en dogmatische meningsverschillen komt dan ook in de bestaande literatuur niet voldoende uit de verf. De historie, vooral die van de jaren 1860-1892, wordt bovendien tot nu toe voornamelijk ‘opgehangen’ aan de handelingen van de synodes en de lotgevallen van de Theologische School. Men heeft nog maar weinig gebruik gemaakt van het vele materiaal, dat voorhanden is in periodieken en brochures. Deze studie over Brummelkamp wil daarom tevens een bijdrage leveren aan een beter zicht op en aan een meer samenhangende beschrijving van de geschiedenis van de afgescheiden kerken. We denken daarbij zowel aan de vele moeiten van de jaren 1834-1860 als aan de ontwikkelingen van de jaren 1860-1888. Het systematisch onderzoek van Brummelkamps journalistieke werk in De Bazuin leverde veel materiaal op over de voortdurende betrokkenheid van de afgescheidenen bij de beweging voor kerkherstel in de Hervormde Kerk en over hun aktiviteiten op het terrein van onderwijs en politiek. Vooral de veronderstelling, dat het afgescheiden kerkelijk leven gekenmerkt werd door een grote mate van isolement en introvertie, vroeg daarbij om een nadere toetsing.Ga naar voetnoot11.
| |
1.4. Bronnen
We hebben ons voor deze studie ten doel gesteld, zoveel mogelijk alle archieven te onderzoeken, die gegevens zouden kunnen bevatten over de Afscheiding in het algemeen en over Brummelkamp in het bijzonder. Het archiefonderzoek is daarom breed opgezet. Van de systematisch geraadpleegde archieven geven we hier een globaal overzicht.
1. | Van Brummelkamps eigen schriftelijke nalatenschap is tamelijk weinig bewaard gebleven. Het archief van de Theologische School bevat achttien willekeurige brieven aan Brummelkamp; een kopie-boek van verzonden brieven uit de jaren 1848-1854; een concept voor samenwerking in de opleiding uit 1845; een boekje van J.M. Schrant met veel kanttekeningen van Brum- |
| |
| |
| melkamp en door hem gebruikt voor zijn reciteercolleges; en tenslotte een dossier met stukken over een uitgave van de Statenbijbel onder Brummelkamps supervisie. Het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), gehuisvest in de Vrije Universiteit te Amsterdam, bewaart een tweetal stukken uit Brummelkamps nalatenschap. Naast deze archivalia en de door hemzelf in zijn Uitgang gepubliceerde stukken, zijn er geen brieven aan Brummelkamp of manuscripten van zijn hand bewaard gebleven. |
2. | Het Historisch Documentatiecentrum te Amsterdam bezit een brief van Brummelkamp aan zijn jongste zoon en enkele andere familie-brieven. In familiebezit bevinden zich verder 75 brieven van hem aan zijn kinderen en enkele andere documenten en portretten. |
3. | We raadpleegden de burgerlijke en notariële archieven van alle gemeenten waar Brummelkamp gewoond heeft. Bovendien voor de periode tot 1834 ook de archieven van de Hervormde Gemeenten in Amsterdam, Elburg, Doornspijk en Leiden. |
4. | Voor gegevens over Brummelkamps studie deden we onderzoek in de archieven van het Van Kinsbergen-Instituut in Elburg, het Athenaeum in Amsterdam en de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit in Leiden. |
5. | Over Brummelkamps proponentsexamen raadpleegden we het archief van het provinciaal kerkbestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk in Zuid-Holland. Over zijn periode als hervormd predikant de archieven van de Hervormde Gemeente in Hattem en van het classicaal bestuur van Harderwijk. Het archief van het provinciaal kerkbestuur van Gelderland is bij de slag om Arnhem in 1944 verloren gegaan. |
6. | Voor Brummelkamps arbeid als afgescheiden predikant deden we onderzoek in de archieven van de afgescheiden gemeenten in Hattem, Schiedam, Arnhem, Kampen, Amsterdam, Apeldoorn, Den Ham, Heerde en Ommen. Verder in die van de classes in Overijssel en Gelderland, de classes Ommen, Nieuwleusen-Zwolle, Holten, Hattem, Apeldoorn-Arnhem en Varsseveld. Bovendien in die van de classes Amsterdam en Leiden. Verder onderzochten we de archieven van alle provinciale ressorten van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk, voorzover ze bewaard gebleven zijn. In de genoemde archieven heeft het onderzoek zich minstens over de periode 1835-1854 uitgestrekt. Tenslotte zijn ook de generaal-synodale archieven over de periode 1836-1860 systematisch en die van 1863-1888 incidenteel geraadpleegd. |
7. | Met het oog op de overheidsmaatregelen tegen de afgescheidenen hebben we onderzoek gedaan in de archieven van de rechtbanken van eerste aanleg in Zwolle, Arnhem, Amersfoort, Utrecht, Amsterdam en Leiden. |
8. | Het archief van de Theologische School in Kampen bevat veel materiaal over de vergaderingen van de docenten en van de curatoren. Helaas ontbreken de notulen van de vergaderingen van de docenten van december 1857 tot maart 1871. Wel zijn de notulen van de zendingscommissie van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk, die van 1860-1872 werkte onder supervisie van de curatoren, bewaard gebleven. Brummelkamp was daarvan in die jaren lid. In het School-archief berusten bovendien het archief van de commissie voor uitgave van De Bazuin en dat van de organisatie, die de bezittingen van de voormalige theologische school in Arnhem na 1854 nog
|
| |
| |
| een aantal jaren beheerde. Tenslotte is er in het School-archief een verzameling handschriften van zeer uiteenlopende aard, die ten dele gegevens over Brummelkamp bevatten. |
9. | Het archief van de eerste christelijke school voor lager onderwijs in Kampen is geraadpleegd, omdat Brummelkamp jarenlang secretaris van de schoolcommissie was. In verband met zijn deelname aan de schoolstrijd ook op landelijk niveau werd verder het archief van de vereniging Christelijk Nationaal Schoolonderwijs op relevante gegevens onderzocht. Dat van de vereniging Gereformeerd School-Onderwijs werd tot nu toe niet gevonden. |
10. | Uit het Reveil-archief te Amsterdam hebben we materiaal gebruikt uit de verzamelingen Koenen, Elout van Soeterwoude, De Clercq, Da Costa, Van Asch van Wijk, Heldring, Mackay, Lemkes, Schwartz, C. Mulder en uit de collectie ‘Diversen’. Bij de genoemde verzamelingen hebben we ons voornamelijk beperkt tot twee relevante periodes: 1835-1836 en 1845-1854. |
11. | We hebben verder de archieven van de volgende personen geraadpleegd: H. Bavinck, J.F. Bulens, familie De Cock, I. Esser, W.H. Gispen, G. Groen van Prinsterer, L.W.C. Keuchenius, H.F. Kohlbrügge, A. Kuyper, P.A. Lanting, Ae. Mackay, C. van der Meulen, C.G. de Moen, C. Mulder, J.P. en P.J. Oggel, D. Postma, A.C. van Raalte, P.J. Risseeuw, H.P. Scholte, J.A. Smeedes en J.A. Wormser. Sommige van deze collecties bevatten slechts enkele interessante stukken, andere leverden een overvloed aan gegevens op. De vindplaatsen van deze archieven worden vermeld in bijlage 1.
Naast de onuitgegeven archivalia hebben we uiteraard gepubliceerde archiefstukken gebruikt. Met name zijn hier te noemen de door F.L. Bos uitgegeven documenten uit het Algemeen Rijksarchief; het materiaal, vooral correspondentie, dat J.H. Gunning en C. Smits gepubliceerd hebben uit de nalatenschap van H.J. Budding en het archief van H.P. Scholte in Pella; en de gepubliceerde briefwisseling van G. Groen van Prinsterer.Ga naar voetnoot12.
In deze studie zijn ook de relevante gedrukte bronnen verwerkt. Hier is vooral te denken aan Brummelkamps eigen publikaties, zowel die afzonderlijk zijn verschenen als die welke in De Bazuin of in andere periodieken te vinden zijn; en verder aan de Handelingen van de synodes van de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk in de jaren 1836-1888, de Handelingen van de curatoren van de Theologische School in de jaren 1854-1888 en de belangrijkste periodieken uit de afgescheiden kerken, zoals De Reformatie en De Stem.Ga naar voetnoot13. |
| |
| |
| |
1.5. Opzet en indeling
De voorliggende chronologisch-thematisch opgezette studie is ingedeeld in 27 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 en 3 komen Brummelkamps jeugd en studiejaren en zijn arbeid in en afscheiding van de Hervormde Kerk aan de orde. Vervolgens handelen de hoofdstukken 4 tot 13 over zijn leven en werken als afgescheiden predikant in en vanuit Hattem, Schiedam en Arnhem. We hebben zijn levensverhaal over die periode in een wat bredere context gezet, om vanuit Brummelkamps doen en laten een goede doorsnede te kunnen geven van de eerste vijfentwintig jaren afgescheiden kerkelijk leven.
Sinds 1854 en in nog sterkere mate na 1860 vond er een ingrijpende verandering plaats van Brummelkamps positie in de kerken. Het kerkelijk leven was veel minder dan voor 1854 geconcentreerd rond enkele vooraanstaande predikanten, met name de ‘vaders der Scheiding’. Een nieuwe generatie predikanten nam de leiding over. Brummelkamp speelde voortaan geen leidende rol meer in de kerkelijke vergaderingen. Zijn primaire taak lag in de arbeid aan de Theologische School. Daarnaast bewoog hij zich op verschillende andere terreinen. Van bijzonder belang was zijn journalistieke werk in De Bazuin, in combinatie met zijn optreden in bredere kerkelijke kring en zijn strijd voor christelijk onderwijs, christelijke politiek en christelijke sociale arbeid.
Voor de opzet van deze biografie heeft dit uiteraard consequenties. In hoofdstuk 14 beschrijven we eerst Brummelkamps werk als docent in Kampen, voorzover dit vanuit het beschikbare bronnenmateriaal mogelijk is. In hoofdstuk 15 komen vervolgens de richtingsverschillen in School en kerk in de jaren 1855-1863 aan de orde. Daarna verandert de blikrichting. De hoofdstukken 16 tot 26 geven wel zoveel mogelijk aandacht aan concrete aktiviteiten van Brummelkamp in verschillende organisaties en vergaderingen. Maar ze hebben vooral het karakter van een thematische samenvatting van de wijze waarop Brummelkamp in zijn journalistieke werk in De Bazuin aan de ontwikkelingen in kerk, staat en maatschappij deelnam en van de visies die hij daarin uitdroeg. De nog bewaarde Bazuin-jaargangen zijn zeldzaam. We laten daarom Brummelkamp zelf in deze hoofdstukken veel aan het woord, ook zonder hem telkens letterlijk te citeren.Ga naar voetnoot14.
| |
| |
We sluiten onze studie af met een hoofdstuk over Brummelkamps persoonlijkheid, zijn gezinsleven en zijn levenseinde en met een hoofdstuk, waarin we een samenvattende typering van zijn leven en arbeid geven.
| |
1.6. De annotatie en de bijlagen
In de aantekeningen bij de tekst van deze studie willen we ons in hoofdzaak beperken tot het geven van verwijzingen naar relevante literatuur en naar het bronnenmateriaal, waarop onze tekening van Brummelkamps leven en arbeid berust. Dat betekent, dat we als regel in de noten niet ingaan op wat in eerdere publikaties is te vinden over allerlei gebeurtenissen en de taxatie daarvan. Ook zullen we slechts in beperkte mate in de aantekeningen verdere bijzonderheden en citaten geven uit en naar aanleiding van de geciteerde archiefstukken. De geïnteresseerde lezer zal door vergelijking allerlei kleinere en grotere verschillen kunnen vinden tussen onze beschrijving van de geschiedenis en die van anderen. De verantwoording daarvan is gegeven met de geciteerde bronnen.Ga naar voetnoot15.
Achterin dit boek geven we een lijst van de in de aantekeningen gebruikte afkortingen met hun verklaring. Verder voegen we enkele bijlagen toe. In bijlage 1 geven we een meer gedetailleerd overzicht van de geraadpleegde archieven. In bijlage 2 geven we een chronologische lijst van de voor ons onderzoek geraadpleegde brieven en andere documenten. Daarin komen niet slechts de brieven voor, die direkte gegevens over Brummelkamp bevatten, maar ook alle andere epistels uit de gebruikte archieven, die licht werpen op de door ons beschreven geschiedenis. Deze correspondentie ligt verspreid over vele bewaarplaatsen in Nederland en daarbuiten. Bij elk document geven we daarom op, in welk archief het berust. Van brieven, die gepubliceerd zijn, vermelden we alleen de vindplaats van de gedrukte tekst. In de aantekeningen volstaan we bijna steeds met de vermelding van de initialen van de afzender en van de geadresseerde en de datum van de brief. Slechts waar een van de namen niet gemakkelijk uit de lopende tekst of uit eerdere aantekeningen is af te leiden, is in de aantekening de naam volledig vermeld. In bijlage 3 geven we een bibliografie van de geschriften, waarvan Brummelkamp de auteur was of waaraan hij heeft meegewerkt. Bijlage 4 geeft een overzicht van de ingewikkelde nummering van de eerste zeven jaargangen van De Bazuin. Tenslotte geven we een lijst van de door ons geraadpleegde literatuur.
|
-
voetnoot1.
- Nader over H. de Cock: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme II (Kampen 1978) Van De Cock verschenen daarna nog zijn Verzamelde geschriften, voorzien van inleidingen en aantekeningen door D. Deddens e.a., in twee delen (Houten 1984 en 1986). Over H.P. Scholte: BLGNP II, 390-393. Verder is van veel belang: C. Smits, De Afscheiding van 1834 V, VI, VII (Dordrecht 1982, 1984, 1986); deze delen konden voor het Biografisch
lexicon nog niet geraadpleegd worden. Over J. van Rhee: F.L. Bos, Kruisdragers. Nieuwe verhalen uit afgescheiden kringen (Kampen z.j. (1982)) blz. 14-21, aan te vullen met: J.J. Bouman, ‘Op zoek naar (ds.) J. van Rhee’, De Hoeksteen 15 (1986) 101-105. Over G.F. Gezelle Meerburg: BLGNP II, 219-220 en: C. de Gast, De Afscheiding van 1835 in Almkerk en Emmichoven. Godsdiensttwisten in het Land van Heusden en Altena (Tilburg 1984). Over S. van Velzen: BLGNP II 431-433. Over A.C. van Raalte: BLGNP I 270-272 en H. Reenders, ‘Albertus C. van Raalte als leider van Overijsselse Afgescheidenen’, in: F. Pereboom e.a. ed., ‘Van scheurmakers, onruststokers en geheime opruijers...’ De Afscheiding in Overijssel (Kampen 1984). Over H.J. Budding: BLGNP II 109-111 en C. Dekker, Huibert Jacobus Budding 1810-1870 en zijn gemeenten in Zeeland (Goes en Middelburg 1986). Over T.F. de Haan: J.P. de Bie e.a. ed., Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland III 419-421. C. Smits, ‘Tjamme Foppes de Haan (1791-1868) predikant en docent - een zielestrijd’ I-VI, Woord en wetenschap. Mededelingen van de Stichting voor Gereformeerde Wetenschappelijke Arbeid 4 (1972) nr. 3/6-10, nr. 4/7-9; idem 5 (1973) nr. 1/6-9, nr. 2/6-8, nr. 3/6-8; idem 6 (1974) nr. 1/7-10. Over L.G.C. Ledeboer: BWPGN V 655-670 en Verzamelde geschriften van/over ds. L.G.C. Ledeboer I-III. H. Natzijl ed. (Utrecht 1977-1980). Over R.W. Duin: BLGNP II 178-180 en Bos, Kruisdragers 48-72. Over B. Fijnebuik: Bos, Kruisdragers 73-87 en H. de Jong, ‘Ds. Barend Fijnebuik (1800-1881): wisselvallig in weg en wandel’, Zeeuws Tijdschrift 36
(1986) 108-112. Over alle genoemden ook: Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers I 1834-1880 (Haarlem 1984).
-
voetnoot2.
-
Kompleete uitgave van de officiëele stukken betreffende den uitgang uit het Nederl. Herv. Kerkgenootschap van de leeraren H.P. Scholte, A. Brummelkamp, S. van Velzen, G.F. Gezelle Meerburg en dr. A.C. van Raalte II (Kampen 1863), vooral 33-55. Voor relevante gegevens uit artikelen in De Bazuin zullen in de annotatie bij hoofdstuk 2 de vindplaatsen worden vermeld. Brummelkamps onvoltooide memoires in het Jaarboekje voor de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland voor het jaar 1889 (Enkhuizen z.j. (1888)) in de rubriek ‘Mengelwerk’ 1-20, vooral 15-16.
-
voetnoot3.
- C.M.W. Plet, ‘Ds. A. Brummelkamp en zijne beroeping naar Schiedam’ in: Handboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland voor het jaar 1900 (Middelburg 1899) 286-293. C. Mulder, ‘Leven, lieven, loven. Eene karakterschets van wijlen Prof. A. Brummelkamp’ in: Jaarboekje voor de Gereformeerde Kerken in Nederland voor het jaar 1904 (Enkhuizen z.j. (1903)), ‘Mengelwerk’ 1-34. J. van der Sluis, Het independentisme in de Graafschap van Gelderland gedurende de eerste jaren der Afscheiding (Arnhem z.j. (1905)), oorspronkelijk verschenen als artikelen in Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie 12 (1905) 81-105, 165-197, 217-246.
-
voetnoot4.
- A. Brummelkamp jr., Levensbeschrijving van wijlen Prof. A. Brummelkamp, Hoogleraar aan de Theologische School te Kampen (Kampen 1910). Vgl. de correspondentie tussen A. Brummelkamp jr. en C. Mulder uit de jaren 1901-1904.
-
voetnoot5.
- J.D. te Winkel, Metterdaad en in der waarheid. Kijk op evangelisatie en werken aan een missionaire gemeente (Kampen z.j. (1980)). A. Pik, Brummelkamp en de Afscheiding te Hattem 1834-1835. De Praeses deed Lecture van eene Missive. Transcriptie van originele stukken uit het archief der Hervormde Gemeente van Hattem (z.p. z.j. (Hattem 1980)). W. van 't Spijker, Anthony Brummelkamp. Een terugblik op de Afscheiding (Apeldoorn 1984).
-
voetnoot6.
- H. Bouwman, De crisis der jeugd. Eenige bladzijden uit de geschiedenis van de kerken der Afscheiding (Kampen 1914; 2e druk met een
woord ter inleiding van C. Smits, Kampen z.j. (1976)). H. Bouwman, ‘Uit onze geschiedenis’, 53 artikelen met verschillende ondertitels, De Bazuin 71-72 (1922-1924). Idem, ‘Uit het verleden’, 6 artikelen met verschillende ondertitels, De Bazuin 73 (1925). G.M. den Hartogh, Het Christelijk Gereformeerd Seminarie te Amsterdam. Een poging tot openbaring der Hervormde of Gereformeerde Gezindheid (1850-1852) (Delft z.j. (1939)). G.M. den Hartogh, ‘Zelfverdediging, zelfstrijd en zelfoverwinning. Een greep uit de geschiedenis van de Christelijke Afgescheidene Gemeenten in en om het stichtingsjaar der Theologische Hogeschool’ I, II, III, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 46 (1946) 88-126, 47 (1947) 88-111, 145-166. C. Veenhof, Prediking en uitverkiezing. Kort overzicht van de strijd, gevoerd in de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk tussen 1850 en 1870, over de plaats van de leer van de uitverkiezing in de prediking (Kampen 1959). C. Veenhof, Kerkgemeenschap en kerkorde. Kort overzicht van de strijd, gevoerd in de afgescheiden kerken tussen 1836 en 1840 over de kerkgemeenschap en kerkorde (Amsterdam 1974).
-
voetnoot7.
-
Kompleete uitgave I en II (Kampen 1863). J.A. Wormser, Een schat in aarden vaten I, In twee werelddelen. Het leven van Albertus Christiaan van Raalte (Nijverdal 1915). Idem II, ‘Door kwaad gerucht en goed gerucht’. Het leven van Hendrik Peter Scholte (Nijverdal 1915). Idem III, ‘Werken zolang het dag is’. Het leven van Hendrik de Cock (Nijverdal 1915). Idem IV, Karakter en genade. Het leven van Simon van Velzen (Nijverdal 1916). J.C. Rullmann,
Een schat in aarden vaten V, Ernst en vrede. Het leven van George Frans Gezelle Meerburg (Baarn 1919). J.C. Rullmann, De Afscheiding in de Nederlandsch Hervormde Kerk der XIXe eeuw historisch geschetst (4e druk; Kampen 1930). Idem, De strijd voor kerkherstel in de Nederlandsche Hervormde Kerk in de XIXe eeuw historisch geschetst (3e druk; Kampen 1928). J.C. van der Does, De Afscheiding in haar wording en beginperiode (2e druk; Delft z.j. (1934)). E. Smilde, Een eeuw van strijd over Verbond en Doop (Kampen 1946). L. Praamsma, Het dwaze Gods. Geschiedenis der Gereformeerde Kerken in Nederland sinds het begin der 19de eeuw (Wageningen z.j. (1950)). H. Algra, Het wonder van de 19e eeuw. Van vrije kerken en kleine luyden (1e druk; Franeker 1966; 6e druk; 1986). D.Th. Kuiper, De voormannen. Een sociaal-wetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de Gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930 (Meppel en Kampen 1972). Idem, ‘De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht. Een historisch-sociologische inleiding’ in: De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht. Algemeen secretariaat van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Kampen 1984) 9-105.
-
voetnoot8.
- H. Bouwman, Onder veilige hoede. De Theologische School te Kampen gedurende de jaren 1854-1924 (Kampen z.j. (1924)). W. de Graaf, Een monument der Afscheiding. De Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1854-1954 (Kampen 1955). Sola Gratia. Schets van de geschiedenis en de werkzaamheid van de Theologische Hogeschool der Gereformeerde Kerken in Nederland 1854-1954 (Kampen 1954). Tot de prediking van het Woord des geloofs. Opstellen ter gelegenheid van de herdenking van de oprichting der Theologische School A.D. 1854 te Kampen (Kampen z.j.).
-
voetnoot9.
- C. Smits, De Afscheiding van 1834 I, Gorinchem en ‘Beneden-Gelderland’ (Oudkarspel 1971); II, Classis Dordrecht c.a. (Dordrecht 1974); III, Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (Dordrecht 1977); IV, Provincie Utrecht (Dordrecht 1980); V, Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg) (Dordrecht 1982); VI, Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie (Dordrecht 1984); VII, Classes Rotterdam en Leiden (Dordrecht 1986). J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland I, De classis Wanswerd (Dokkum) van de afgescheiden kerken (Groningen 1980); II, De classes Drogeham (Drachten) en Leeuwarden van de afgescheiden kerken (Groningen 1981); III, De classes Sexbierum (Franeker), Sneek en Tjalleberd (Heerenveen) van de afgescheiden kerken (Groningen 1984). Idem, De Afscheiding van 1834 in Groningerland I, De classis Middelstum (Groningen z.j. (1972)); II, De classes Appingedam en Pekela (Groningen 1978); III, De classis Groningen van de afgescheiden kerken (Groningen 1978). Idem, De Afscheiding van 1834 in Overijssel 1834-1869 I, De classis Zwolle (Groningen 1984); II, De classes Holten en Ommen (Groningen 1986). Idem, De Afscheiding van 1834 in Zeeland 1834-'69 I, De Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen (Barneveld 1987). W. Bakker e.a. ed., De Afscheiding van 1834 en haar geschiedenis (Kampen 1984). D. Deddens en J. Kamphuis ed., Afscheiding-Wederkeer. Opstellen over de Afscheiding van 1834 (Haarlem 1984).
-
voetnoot10.
- W. van der Zwaag, Om de schat van Christus' bruid. Vaderlandse kerkgeschiedenis sinds Reveil en Afscheiding (Kampen 1984). J. van Gelderen, ‘Scheuring' en vereniging - 1837-1869’ in: De Afscheiding van 1834 en haar geschiedenis (Kampen 1984) 100-146.
-
voetnoot11.
- Deze veronderstelling bijv. bij: D.Th. Kuiper, De voormannen 79; D.Th. Kuiper, ‘De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht. Een historisch-sociologische inleiding’ in: De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht, vooral 44. W.J. Wieringa, ‘De Afscheiding en de Nederlandse samenleving’ in: W. Bakker e.a., De Afscheiding, vooral 214-221. G.J. Schutte, ‘De ere Gods en de moderne staat. Het antwoord van de Anti-Revolutionaire Partij op de secularisatie en democratisering van Nederland: antithese, soevereiniteit in eigen kring en gemene gratie’, Radix 9 (1983) vooral 95-96. Bij D.Th. Kuiper is in latere publikaties een
toenemende aandacht en waardering voor de politieke en maatschappelijke aktiviteiten van de afgescheidenen op te merken. Men zie hiervoor zijn bijdragen aan Een kleine eeuw kleine luyden uit 1976 en aan Een land nog niet in kaart gebracht uit 1987, te vermelden in noot 1 bij hoofdstuk 25.
-
voetnoot12.
- F.L. Bos, Archiefstukken betreffende de Afscheiding van 1834 I-IV (Kampen 1939-1946). J.H. Gunning J. Hzn., H.J. Budding. Leven en arbeid (2e druk; Rhenen 1909) 465-599. De originelen van de door Gunning afgedrukte brieven zijn ondanks veel speurwerk tot nu toe onvindbaar gebleven. Smits, Afscheiding III, IV en VI bevatten bijna compleet de stukken uit de nalatenschap van Scholte uit de periode tot zijn vertrek naar Pella, aldaar bewaard in Central College. Verder G. Groen van Prinsterer, Schriftelijke nalatenschap. Briefwisseling C. Gerretson e.a. ed. I-V ('s-Gravenhage 1925-1980) en G. Groen van Prinsterer en A. Kuyper, Briefwisseling 1864-1876 A. Goslinga ed. (Kampen 1937).
-
voetnoot13.
- De handelingen en verslagen van de synodes werden, met uitzondering van die van 1843, door de kerken zelf uitgegeven, meestal onmiddellijk na de betreffende synode. Een herdruk ervan in: Handelingen en verslagen van de algemene synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (1836-1869) met stukken betreffende de synode van 1843, bijlagen en registers (Houten en Utrecht 1984). De verslagen van de curatorenvergaderingen werden telkens eveneens separaat in druk uitgegeven in een zeer beperkte oplage. Complete verzamelingen daarvan zijn te vinden in de bibliotheek van de Theologische Universiteit, Oudestraat 6 te Kampen en in het gemeentearchief te Kampen. Zie voor een opgave van de geraadpleegde jaargangen van De Reformatie en De Stem onze literatuurlijst.
-
voetnoot14.
-
De Bazuin. Gereformeerde Stemmen uit de Christelijke Afgescheidene Kerk in Nederland. Een complete serie van de verschenen jaargangen (1853-1964) is aanwezig in de bibliotheek van de Theologische Universiteit, Oudestraat 6 in Kampen; een bijna complete serie in die van de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1980 is de serie op microfiche verkrijgbaar gesteld. In bijlage 4 geven we een overzicht van de nummering van de jaargangen. In de annotatie volstaan we met de vermelding van een jaargangnummer en een volgnummer. De volgnummers lopen vanaf de 8e jaargang (1860) parallel met de weken van het kalenderjaar.
-
voetnoot15.
- Wanneer we in de aantekeningen literatuur opgeven, volstaan we als regel met de relevante meest recente literatuur. Dit geldt in het bijzonder voor verwijzingen naar biografische artikelen in: P.C. Molhuysen, P.J. Blok en Fr. K.H. Kossmann ed., Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek 10 dln. (Leiden 1911-1937; repr. Amsterdam 1974) en in BWPGN en BLGNP.
|