Voorwoord.
Het dagverhaal van Jhr. Johan Vegelin van Claerbergen, door hem genoemd ‘Indigesta moles’, is sedert lang onder mijne familiepapieren berustende. Het had nu en dan wel de aandacht getrokken, doch niemand bood zich aan voor den moeilijken arbeid om het af te schrijven, veel minder om het naar vereisch te bewerken. Toen het evenwel in het vorige jaar onder de oogen kwam van mijn vriend van Borssum Waalkes, mijn oud-collega medebestuurder van het ‘Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde’, verklaarde deze, tot mijn genoegen, zich daartoe bereid, en heeft hij dit, zeker niet gemakkelijk en tijdroovend werk, verricht met eenen voortvarenden ijver en eene toewijding, die boven mijn lof zijn verheven.
Het kwam mij voor, dat een zoo inspannende en moeitevolle arbeid verdiende gehuldigd te worden, - te meer dewijl de Heer v. B.W. mij in een zijner brieven schreef, ‘dat z.i. door de uitgave van het handschrift, zooals het daar ligt, een groote dienst zou worden bewezen aan de beoefenaars der geschiedenis, inzonderheid van Friesland’, besloot ik daartoe.
Het moge welgevallig zijn aan vrienden en belangstellenden, die ik het hoop aan te bieden.
April 1899.
Jhr. Mr. F.J.J. van EYSINGA.