Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] 't Drie-en-Veertichste zinne-beeldt. Stemme: O Venus wat is dat geseyt. U Naam is Govert, ist soo niet? 't Is billik dat ghy Grovert hiet, U lijf is grof en watter aen-is, Te recht zyt ghy een Grovianis. Waar dat ghy waart of zyt gheweeft, Daar spreektmen van u grove gheest, Van al u onbeschofte streeken, En van u ongerijmde spreeken. U woorden hebben val noch vlot, V stem is als een Rommelpot, Die 't zoet gezang ge trouwt an snaaren, Geheel verdooft, en doet vervaaren. U ooren syn van Midas stof, Wat groot en lank wat dik en grof, [pagina 223] [p. 223] Die geen bequaamheyt mogen hoeren, Noch lief lijkheyt en kan bekooren. Daar wyse luyden zyn by-een, In reden-kaveling ghetre'en, En jet vermaekelijkx gewaagen, Dat-kunt ghy Grovert niet verdraaghen. De spottelijke Koekoeks taal, Verschrikt de fiere Nachtegaal, En ghy (o Grovert) van gelijken, Doet Cicero en Plato wijken. Niet dat ghy 't doet uyt schrander spot, (Want daar toe zyt ghy al te bot,) Maar u onab'le boersche zeeden, Verbreeken woorden wijs en reeden. Daar's mennigh onverstandigh leek, Die geiren hoort een soet gespreek, En siet en hoort met stille swijgen, Om tot syn kleyn wat meer te krijgen. Waar 't dat ghy Grovert dit begreept, En u verstant en zinnen sleept, En hoorde' en sweeght om jets te leeren, Soo soud't ghy in een mensch verkeeren. [pagina 224] [p. 224] Daar ghy nu maar een bakbeest zyt, En blyven sult, soo lange tijt, Tot dat ghy wijsheyt soekt te werven, Sult andersins een bakbeest sterven. 't Waar beter dat ghy (Groviaan) Veraarden in een Baviaan, Als dus te sijn en soo te blyven, Soo cost ghy ons den tyt verdryven. Of dat ghy waart een Elefant,' Soo mochtmen u deur 't gantsche landt, En in verscheyden Coninkrijken, Om winst tot wonder doen bekijken. Maar neen, ghy-zyt te seer verbeest, Soo datmen u geselschap vreest, Want zyt in Boersheyt uyt-geleesen, En onbequaam om gek te weesen. Dies rade' ik u weeft heusch en stom, En gaat met wyse lieden om, V feylen werden dan vergeeten, En sult van grovert Govert heeten. Dies tracht na wel-stant lof en eer, Mint zedigheyt, en vreest den Heer, Dat is den eersten trap der wijsheyt, Die ons na 't weeligh Paradijs leyt. Vorige Volgende