Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] 't Een-en-veertichste zinne-beeldt. Stemme: Cruelle departie &c. U Meodigh onderwinden, Is al te bont, Ghy fult u Man wel vinden, O Rodemont. 't Gunt Godt u heeft gegeven, Misbruyk dat niet, Gh'ebt maar een 's menschen leeven, Dies voor u siet. En ook, soo moet ghy varder Als voor u sien, Gh'en zyt van huyt niet harder Als ander lien. Dies laat u toch beweghen, Tot rust en vre, En lokt toch niemandts deghen, Uyt synne sche. Ghy soekt de Wolf met raasen, Aen elken kant, [pagina 211] [p. 211] 't Is beter stijf gehlaasen, Als sich gebrandt. 't Gemoedt stut op u krachten, En grove leên, Dat doet u dus verachten. Een jeder een. 'k Sou voordeel uyt u tellen, Ja vry al wat, Indienmen metter ellen, De menschen mat. De maat en moet na spansen, Noch ellen syn, Maar Mannen dat syn Mannen, Vaak meer als schijn. Ghy wilt voor jeder weesen, Een schrik en schuw, Ghy wilt men sal u vreesen, Vreest ghy voor u. Licht dat ghy schier of marghen, Gansch onvermoedt, Door u te moedigh targhen, Versmoort in bloedt. Gelijk den starken Boer-man, Of Boeren-Zoon, Den Amsterdamschen Voerman, Genaamt Heyn-Boon. [pagina 212] [p. 212] Die word hoe groot van krachten En moedigheyt, Door eenen ongeachten, Ter neer geleyt. Alleens ist korts gebleken, An d'Yssel-kant, Van een die wordt deur-steken, Van slechter handt. Een Reus van onsen tyden, Die bleef soo doodt, Wien niemandt mochte lyden, Koch kleyn noch groot. Noch sulken een te vooren, Ook daar omtrent, Most in syn bloedt versmooren, Soo loopt het endt. Bedaar o werrelt-dwinger, Dee na myn woort, Eer Davidt met syn slinger, U com an-boordt. U moedigh onderwinden, Is al te bont, Ghy sult u Man wel vinden, O Rodemont. Vorige Volgende