Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] 'tNegenthiende zinne-beeldt. Stemme: Als voorgaende, GHy fyt o Rijkaart groot van goedt, Maer cleyn en arrem van gemoedt, Dat sietmen aen u slaeven, Dat sietmen aea u draeven. Ghy Hebt ontelbaar Munt en Gout, Daer toe een rijke vrouw' getrouwt, En hebt noch vee! verworven, Dat u is an-ghestorven, En veel hangt u noch over 'thoofiyt, Wel waarom ist dan dat ghy slooft? En nauwelijks kunt slaepen; Om gelt en goedt te raepen. Ghy hebt een onwaerdeerlijck lant, Rontsom met hout-gewas be plant, Veel renten aller weghen, En noch ift niet te deghen, [pagina 77] [p. 77] Ghy hebt veel huysen inde stadt, Noch claaght ghy al van dit, of dat*, En seght u stuyt en Coren, En geld' niet na behooren. U scheepen comen uytter zee, En brengen dubbel winste me, Seer rijkelijk gelaeden, Maar't can u niet verzaeden, Hoe meer dat u Oostind'jen geeft, Hoe min dat ghy in ruste leeft Noch moetter meerder baat fijn, Wanneer sult ghy verzaedt sijn? Schoon dat ghy rent op rente gaart Noch zijt ghy armer dan ghy waart Hoe langhe sult ghy ploegen? Wanneer sult ghy genoegen? Doe Rijkaart hadd niet half so veel, Doe was de man wel eens soo eel, 'tIs waer, hy was wel spaerigh Maar nargens-na soo kaerigh. Te vooren ging sijn kok te vuyt, Nu is hem alle ding te duyr, Nu coopt hy doode plat-vis, Die slimmer is als kat-vis. [pagina 78] [p. 78] Syn suyvel is verschimmelt smout, Van garstich Speck veel jaren out Dun scharbier laat hy brouwen, Soo weet hy huys te houwen. Het vuyr dat hy des winters stookt Heel weynigh vlamt maar dapper rookt, Syn Turf en wil niet vonken, Mits datse was verdronken. Die coopt hy om een leur of jet. Die duyrt wat lang, al vlamtse niet, Noch can hy niet bedyen, Al snyt hy an twee zyen. Het goet heeft hem maar hy gheen goet, Dus leeft den bloet in arremoedt, Hadd' Godt hem min ghegeven, Hy sou wel ruymer leeven. O vrinden slaaft als desen rijk, Om't heyl, maar niet om't tydelijck, Om't Hemelsch te verwerven, Soo wert ghy rijk na 'tsterven. Daar rijkaart werden sal een spot, Verbannen vanden grooten Godt, Verbannen daar sijn trueren, In Ewicheyt sal duiren. Vorige Volgende