'tSevenste zinne-beeldt.
Stemme: Koft ik de Mane-schijn Bedecken.
Com Musa com help my vertoonen,
De vruchten vande vrolijkheyt,
Der breyneloose Bachi Zoonen,
Die onbescheyden doen bescheyt,
Om corthey ts wil voor-by,
Want nooyt beschreef noch can beschryven,
De Penne, wat voor sotterny,
Den dronk bedreef, en can bedryven,
Dies van syn dolle rasery,
De dronkenschap bekrenkt de leden,
Mismaakt het wesen en't gesicht.
Maakt zucht, en siekte', en strammicheden,
In Armen Beenen en gewricht,
Maakt hoeft, en heesch, en schor,
En caal, en schraal en dor.
Den dronk berooft verstant en zinnen,
Maakt Cuysheyt tot een geyle brandt,
En doet heel onbehoorlijk minnen.
En gansch vergeten schaede en schandt.
| |
Den dronk doet dansen ende spellen,
Den Mensch veraerden in een Swijn,
Doet vloeken Beiren en krakeelen,
En vechten dat geen vechters syn,
Den dronk brengt anden Dagh,
'tGunt langh verholen lagh.
Hoe mennigh' heeft den dronk doen sneeven,
Verdelght verdronken en gesmoort
En schandelijk gebracht om't leeven,
Verworght mishandelt en vermoordt
Door Beulen 'tlicht berooft,
Dies ghy, 'tzy out of jonk,
We die al-soo den tyt versuymen,
Den tyt den costelijken tyt,
Die't leeven en haar goet versluymen,
En Goddeloos geraken quyt,
Dan werdt haer soete vreuchdt
|
|