Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] 't Vierde zinne-beeldt. Stemme: Vanden 79. Psalm de Heydenen sijn in u Erfdeel &c. DEs waerheyts schijn, de schoon vermomde loogen. Is door de tong gestelt in groot vermoogen, En gaat getooyt bepronkt met Heylichede, An-biende vre, en scheurende de vrede, En blaast-deur 't oor in't hart Der Vorsten, dies verwart, Zy Landen ende Steden, Daer is geen qnaeder quaadt Als 't quaadt dat sijn gelaadt Met deughde can becleeden. Een dubb'le Tong vol van deur-naay de streeken, Heeft den Psalmist te rechte vergeleken, By 't snydent Sweirt, en brandent vuir somwylen, En by de quets van spits geslepen pijlen, Hoe meerder datse vleyt, Hoe meerder bitterheyt, De na-smaak wert bevonden, Hoe meerder datse smeekt. Hoe felder datse steekt, Vergiftelyke wonden. Een valsche tong en can geen straffen lyden, En hatet die, die haere loos heyt myden, En weet haer gift met balssem te bestryken, Soo dattet schijnt een heelbaar cruyt te lyken, Wat snooder booser list, Wat moordery en twist, De tong al heeft bedreeven, Dat's wel ten meestendeel Maar nargens-na geheel, Volcomelyk beschreeven, [pagina 17] [p. 17] Dees' Satans aardt, laat soeticheyt ontflippen, En hout het gift befloten inde lippen, Om t'sijnder tijt, den Vromen te beschaeden, En onversiens daar mede te verraeden, Doch alle valsche daadt, Weerom te rugge gaat, En quetset self de quaede, Met smaadt en ongeluk, Met jammer ende druk, En eewighe' ongenade. Dan sal haar loon sijn knarsinge der tanden, Daer nimmer sal verlossing' sijn voor-handen, By welkers pijn maar alle de'Aardtsche pijnnen, Heel lijdelyck en draaghsaam sullen schijnnen, Wiens kanker in't gewiss', Staegh inde duysternis, 'tGeweten sal door-knagen, Daar 't eerst' nooyt lest en vindt, Daar 't lest maar eerst begint, En daar het nooyt sal dagen, Vorige Volgende