Over-zeesche zege en bruylofts-zangen(1637)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 210] [p. 210] Over 't vertrek Van A: R: van Deventer op Hardervvijk, ende van daar op Amsterdam, Op de stem: Di moy volage Amour. LAngh eer mijn Lief vertoogh Heeft 't eennigh Werrelts Oogh Met een bleek gesicht, Door Tranen nat bedouwt De Beemden en het Wouwt, En vermomt sijn licht. Dat Phoebus schuylt sijn hooft, Is, om dat ik berooft Werd' van hart en zin, Goe Reys! goe Reys! me Vrouw, De Son treurt om mijn rouw', Ik, om u (Goddin.) O! Voerman, past op 't Spoor, O Paarden! geef gehoor, Houw bequame trat, Ey hotse-botst soo niet, Ghy plompert voor u siet, Let op Lens en Radt. [pagina 211] [p. 211] Help toch mijn Lief in 't Boot; Dat bid ik kleyn en groot, Sta-by Schuyte-boef, Ey lieve vrome Maats Maak haar bequame plaats Achter inden Roef. Ghy Schipper of u Knecht Mijn bidden is Stuer Recht; Singh doch eens an 't Roer, Verjaagh mijn Lief de vrees', Ik songh mijn keeltjen hees Dat ik met u voer. AEolus geef voor windt Dit over-schoone Kindt, Zuyder-zee weest bly, Springh sachjes op en ne'er, En speel met haar, soo veer Totse kom in 't Y. O weeligh Amsterdam, Doe spouwen vuir en vlam U Schepen op Ree, Ter Eeren dees Godin, Raas blaas het Ywaart in Als Donder in Zee. Stuer Recht. FINIS. Vorige