achter, onder en boven het hoofd - steeds uitgespreid alsof drukkend tegen een weerspannige laag lucht.
Rustiger ademend zit de man op de ravijnrand de vreemde mens op te nemen met dezelfde aandacht als voor golfslag, rots, vogel en andere vorm. Vroeger werd het onbekende niet onderzocht want was dit jongenslichaam in dit soort omstandigheden al lang gaan rennen. Waarom nu niet?
De branding beweegt. Wind komt langs en wat droge stof. De man perst de lucht vlakbij zijn hoofd. De jongen ligt zo stil...
...ligt hier een lijk op de rotsen? Is de opgewonden nu wat rustiger dronkaard de moordenaar bezig met alleen voor hem begrijpelijk luguber spel?
(Veel tegenstrijdige beelden gaan door het brein van een hagedis. 2 ogen kijken verschillende kanten uit. Beter niet tussen 2 veel grotere beesten ingaan!) De blik van de jongen betast de man. Als met uiterste inspanning slaagt die al draaiend zijn handen dichter bij zijn hoofd te krijgen. Zijn gezang is onafgebroken meertonig geneurie; kaarsrechte rug en nek balanceren op de bilbeentjes. Eindelijk drukken de handen van de man uitgespreid over zijn eigen hoofd, omklemmen de vingers de schedel maar komen niet bij elkaar.
Zijn handen tasten als verwonderd en verward dat de noot zo klein is.
Welke beelden ziet de man? Nu ligt zijn linkerhand in zijn nek, de rechter- over zijn ogen.