| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk.
Waarin Inspecteur Punt neerdaalt op 't Automatisch Hotel en Spits 't spoor bijster raakt.
Inspecteur Punt was om zoo te zeggen 'n geboren politieman. Z'n vader, z'n grootvader, z'n overgrootvader benevens verscheidene ooms en oudooms hadden hun leven doorgebracht bij de veiligheidsdienst totdat ze gepensioneerd werden. Daar waren beroemde mannen onder, tegen wier nagedachtenis inspecteur Punt met diepe vereering opzag. Een van hen was zelfs na z'n dood als standbeeld vereeuwigd en stond nu boven op 't hoofdbureau van politie, boven op 't dak, want niet alleen keek bijna geen mensch meer naar 'n standbeeld dat op de grond stond, doch de man wiens beeltenis daarboven pronkte was de beroemde commissaris Punt, de man die de luchtpolitie had uitgevonden, en dus ook dáár behoorde geëerd te worden.
't Zat inspecteur Punt dus zoo'n beetje in 't bloed. Hij kende geen grooter genot, dan 't achtervolgen van lui, die wat op hun kerfstok hadden en ofschoon in 2010 de menschen over 't algemeen nog al binnen de perken bleven en zich niet meer zoo slordig vergrepen aan 't leven en 't goed van hun
| |
| |
medemenschen, zooals honderd jaar geleden, waren mannen als inspecteur Punt toch bij lange na niet overbodig. Je had altijd nog menschen met lange vingers, voor wie stelen 'n ding was dat ze niet laten konden. Dat bewees alweer 't verdwijnen van m'nheer Vliegentherts aeroplaan.
Inspecteur Punts hart klopte dan ook van vreugde toen hij er met Spits op uit mocht, om het spoor van den dief of de dieven te volgen. En 't begin van de reis was al zeer gelukkig. Gewoonlijk moest de politieman, die met een hond de lucht in ging, eenige malen rondvliegen, op de wijze van een postduif die de richting naar z'n hok zoekt, eer de hond door aanslaan te kennen gaf, dat ie 't spoor in de neus had. Toen inspecteur Punt met Spits de ruimte in vloog, was dat rondvliegen niet eens noodig. Spits sloeg dadelijk aan.
Inspecteur Punt was blij, dat hij de opmerkingen van brigadier Kwadraat kort en goed had afgewezen. Wie weet wat die man nu weer voor onzin over dat blonde haar wou vertellen. Brigadier Kwadraat was 'n zeer geschikt ambtenaar, die de politiehond Spits fijn gedresseerd had. Dat was gewoon verbazingwekkend, doch daar hield 't ook mee op. 'n Gevolgtrekking maken uit zoo'n kleinigheid als 't vinden van 'n haar aan 'n deurknop, dat ging boven brigadier Kwadraat z'n verstand.
Al deze dingen gingen inspecteur Punt door 't hoofd, toen hij met Spits door de lucht vloog met 'n snelheid van honderd kilometer in het uur. En Spits deed geregeld z'n kort ‘waf’ hooren, ten bewijze dat de vlieger 't goede spoor volgde. 't Ging
| |
| |
boven verwachting gemakkelijk. De inspecteur vloog ter hoogte van iets meer dan 200 meter. De dief had ook op die hoogte gevlogen, anders zou Spits z'n bek wel houden. Je had daar soms 'n heele getob mee om de goede hoogte te houden. Want als de dieven slim waren en nu eens hoog en dan weer laag vlogen, dan was 't zelfs voor de handigste politieman met den fijnsten speurhond bijna niet om te doen in de leege lucht deze golflijn te volgen. Maar de dief die er met m'n heer Vliegentherts aeroplaan van door was, leek wel 'n nieuweling in 't vak. Recht toe recht aan was hij of waarschijnlijk zij de grenzen over gegaan. Inspecteur Punt vloog nu reeds boven Nijmegen, zonder 'n enkele maal van de rechte lijn afgeweken te zijn, noch terzijde, noch omhoog of omlaag. En voort ging het met 't zelfde honderdkilometer-gangetje.... en Spits kwam geregeld achter den inspecteur met z'n ‘waf’.
‘Als dat zoo doorgaat ben ik om 12 uur de Wezer al over,’ dacht inspecteur Punt. Hij had de kaart goed in z'n hoofd, wat trouwens met de meeste menschen in die tijd 't geval was. 'n Vliegmensch moest de kaart wel kennen, die diep onder z'n voeten uitgespreid lag, om zich snel te kunnen oriënteeren. Heel snugger vond inspecteur Punt de dief ook al niet. Als de gestolen vlieger iets meer Oostelijker was gegaan, dan was hij ten Noorden van de Harz gebleven en had behalve eenige onbeduidende bergen in de buurt van Munster in Westfalen de prachtigste vlakte onder zich gehad. De Luneburger heide, de Altmark, de Uekermark en
| |
| |
vervolgens de Pommersche vlakte van Oostpruisen en daarna Rusland.... 'n Makkelijke vliegbaan,
van 'n onmetelijke uitgestrektheid.... Volgens Spits waren ze echter ten zuiden van de Harz gebleven, indien de richting tenminste nog 'n poosje zoo bleef. Daar was 't terrein veel bergachtiger. Doch ze konden nog wel veranderd zijn.... maar dat zou Spits wel weten te vertellen. Voorloopig rook Spits nog steeds 't spoor en sloeg regelmatig aan. Tegen elf uur had inspecteur Punt Paderborn links voor zich. 't Laatste stukje van 't vlakke Munsterland gleed onder hem weg. Hamm, Soest, Lippstad had hij reeds achter zich en nu
| |
| |
rezen voor hem de bergen en met hen ook de eerste moeielijkheid.
Hoe hoog was de dief gestegen om er over heen te raken? Volgens Spits waren ze maar recht toe recht aan op die bergen aangevlogen. Tenminste voorloopig. 'n Voorzichtig vlieger zou echter hier reeds de hoogte zijn ingegaan, en inspecteur Punt, die 'n voorzichtig vlieger was, verzette z'n hoogtestuur. De monoplaan rees als 'n zwaluw met de kop de lucht in.... Vreemd.... dat scheen de dief op dezelfde plek óók gedaan te hebben volgens Spits, die z'n goedkeuring over de stijgmanoeuvre te kennen gaf door 'n luid ‘waf!’ De politie-monoplaan vloog over de Egge op 500 M. hoogte, dat is maar 'n kleine 50 Meter boven de grond daar.... Spits keurde 't wederom goed met 'n ‘waf’
‘Dat gaat buitengewoon’, prevelde inspecteur Punt. ‘Nog nooit is 't me zoo gemakkelijk gevallen.... Komaan hier daalt de bodem weer tot aan de Wezer.... dat zal zoowat vijf-en-twintig Kilometer zijn. Me dunkt de dief zal hier wel rechtuit gevlogen hebben, omdat 't niet de moeite waard is te dalen, wijl aan de overkant toch weer hoogten zijn van 'n honderd meter of vijf, as ik me niet vergis.... ‘Waf.’ Spits was 't volkomen eens met inspecteur Punt.
Precies twaalf uur was de vlieger boven Göttingen en inspecteur Punt kreeg trek in eten.
‘Me dunkt Spits we moesten hier maar even de reis onderbreken om wat te gebruiken. Jij lust geen vliegtabletten en ik heb ook liever wat anders.
| |
| |
Bovendien hebben we wel een goed maal verdiend voor ons knappe werk, want we zijn den dief nog altijd op 't spoor hé!’.... ‘Waf’ zei Spits.
‘Nou goed.... maar wacht es.... zijn we hier niet in de buurt van Nordhausen?.... Daar moet een van die fameuse automatische hotels zijn.... Dat wil ik meteen wel eens zien.... Weet je wat Spits, die vijftig kilometertjes hebben we d'r zoo opzitten.... Niet de moeite waard.... tenminste als we er niet door uit de richting raken,’
Doch 't bleef altijd maar de goede richting. Spits riep telkens ‘Waf’. De dief was dus ook op Nordhausen aangevlogen.
Inspecteur Punt liet z'n motor wat harder draaien en legde de vijftig kilometers binnen 't half uur af.... Tien minuten voor half een klonk het ‘waf’ van Spits vlak boven het automatische hotel op welks dak Dolf zich niet zuinig zat te vervelen. Hij was die morgen thuis gebleven om te wachten tot Jan Drie z'n slaap uit had.
‘Au-to-ma-tisch-Ho-tel las inspecteur Punt. Dat waren de witte mozaikletters in de bruine granitovloer van 't dak. In 1910 plaatsten de menschen hunne afschuwelijke annonce's langs de spoorweg in de weilanden en de heien en langs hun mooie bosschen rechtop. In 2010 kon 't niet anders dan horizontaal want de menschen voor wie ze bestemd waren vlogen.... en daarvoor waren de daken juist geschikt. En er werd niemendal mee bedorven. 't Was zelfs wel aardig als je van uit de vlieger of de luchttrein naar beneden kijkend al die platte huisdaken zag als omgewaaide reclame borden.
| |
| |
‘Hier is 't....’ zei Inspecteur Punt. De motor stopte en de monoplaan daalde neer op 't dak.
Dolf was er niet zoo verwonderd over, dat er 'n hond in die vlieger zat. Dat gebeurde wel meer ofschoon de meeste honden er 't land aan hadden. Alleen de boksers waren er gek op.... Die stamden dan ook af van honden die in vroegere tijden bij voorkeur met snelrijdende wagens waren meegehold. Later werden hunne afstammelingen groote liefhebbers van automobielrijden en in 2010 hadden ze liefhebberij in de nog snellere vlieger. Maar deze hond was geen vliegbokser, maar 'n herdershond en op z'n halsband had hij 't woord ‘politie’ staan. En dat gaf Dolf 'n lichte schrik.
‘Wat moest die politiehond op 't dak van 't Automatische? En wie was die vreemde vent?....’ Natuurlijk 'n politieman.... wat zekerheid werd toen deze uitstapte en Dolf 't bekende gezicht van inspecteur Punt uit z'n eigen woonplaats voor zich zag. 't Was geen wonder, dat Dolf de aankomst van dien man met z'n hond in verband bracht met de aeroplaan van m'nheer Vliegenthert en begon te vreezen dat deze speurman met z'n speurdier z'n armen vriend Jan Drie leelijk in 't vaarwater zouden zitten. In dat geval moest Jan de vlucht nemen of ergens verborgen worden. Dolf wist niet wat 't beste zou zijn... maar ze mochten hem in geen geval te pakken krijgen. Jan Drie was geen dief, doch dat was iets dat je zoo'n politieman heel moeilijk en zoo'n politiehond heelemaal niet aan 't verstand kon brengen. Met de inspecteur was misschien nog te redeneeren, maar zoo'n hond....
| |
| |
lieve hemel als die de lucht van je had greep ie je eenvoudig in je broek.... en als dat kleedingstuk scheurde nam ie je ergens anders, maar hij hield je vast.
Met zoo'n dier viel niet te praten.... Dat deed wat 'm gezegd was.... de rest lapte hij aan z'n laars. 't Heele geval zag er niet zoo voordeelig uit, maar Dolf besloot eerst maar eens af te wachten, wat er gebeuren zou. Kwam de hond uit de vlieger en hij wees z'n baas regelrecht de wegnaar Jan's kamer, dan kon je de zaak wel als verloren beschouwen - ofschoon er dan nog de kans bleef dat Jan Drie uit 't raam van de vijfde verdieping ontvluchtte. 'n Klein kansje, maar dat toch waar te nemen was, als de nood aan den man kwam en Jan zoo verstandig geweest was z'n deur te sluiten. Als Jan dat vergeten had - was alles totaal verloren.... dan was er geen hoop meer.... Doch zat die deur op slot, dan kon inspecteur Punt z'n nikkel niet in de gleuf krijgen en 'n automatische deur open laten steken door 'n smid, zooals dat met de gewone sloten geschiedde, daar ging 'n zware wijs op.
Tot Dolfs groote verbazing gebeurde er echter niets van wat hij zoo vreesde. Inspecteur Punt was uitgestapt, had z'n vliegjas uitgetrokken en die bij Spits op 't bankje gelegd met de woorden: ‘Spits pas er op....’ Spits was als 'n gehoorzame wel opgevoede hond even opgestaan om inspecteur Punt gelegenheid te geven z'n jas netjes neer te leggen en was er toen naar hondenmanier dadelijk boven op gaan liggen. Spits had daarbij even met de oogen geknipt, alsof hij te kennen
| |
| |
wilde geven dat je er alles van begreep en z'n plicht zou doen, wat die jas betrof. Daarna sloot Spits
heel genoegelijk z'n oogen en sliep al voor de inspecteur Punt met de lift naar beneden ging.
Dat viel Dolf mee. Zonder hond, zou inspecteur Punt toch wel niet instaat zijn te ruiken dat Jan de monoplaandief was. Maar je kon niet weten, en daarom was 't misschien beter deze politieman 'n beetje in de gaten te houden. De inspecteur maakte dit nogal gemakkelijk door in de wereldtaal aan Dolf te vragen op welke verdieping de eetzaal was. En toen werd deze sluwe vierdeklas-H-B-S-leerling opeens van z'n bovenste hoofdharen tot aan z'n voetzoolen één stuk gedienstigheid.
| |
| |
Hij lichtte den inspecteur met vriendelijke voorkomendheid in, zakte gelijktijdig met hem in de lift naar beneden, en ging hem voor naar de eetzaal, met de salon en de rookkamer 't eenige vertrek, waar je zonder nikkel in kon komen. Daar zaten reeds eenige logé's aan tafel - maar Dolfs familie was er nog niet. Hij kon dus inspecteur Punt gezelschap houden, wat deze niet onaangenaam scheen te vinden. Bij 't binnnenkomen had de inspecteur even vlugjes, doch met een scherpe blik de aanwezigen gemonsterd en wendde zich toen weder tot Dolf.
‘En hoe gaat dat hier nu vriendje? Ik heb honger als 'n paard.’
‘O, m'nheer dat gaat heel eenvoudig. Gaat u maar hier bij de tafel zitten.... zóó.... Nu werpt u 'n nikkel hier in de gleuf.’
‘All right’.... en nadat de nikkel van den inspecteur eventjes 't gewone geluid van 'n vallend geldstuk in 'n metalen koker gemaakt had, ging er even 'n glad gepolijste metalen plaat midden op de tafel heen en weer, tik.... tik.... en vóór de plaats waar de inspecteur zat, was de tafel helder wit gedekt en stond 't sierlijke menukaartje voor hem op de rand van de blinkende plaat.
‘Verder?’ vroeg de inspecteur.
‘Heeft u 't al gelezen?’ zei Dolf.... ‘Daar staat alles heel duidelijk op.’
De inspecteur las zorgvuldig, deed z'n portemonaie open, nam er 'n hoop nikkels uit, dunne dingen allemaal, die hij zorgvuldig telde, telkens op de menu kijkend, wierp er één in de gleuf en.... bord mes en vork stonden voor hem....
| |
| |
Toen weer eenige nikkels.... Tik.... Tik.... ging de plaat en de inspecteur had in 'n kleine blinkende terrine, z'n geliefkoosde selderiesoep voor zich. Zwijgend smulde hij.... doch toen de soep op was en hij de menu weer ging bestudeeren, vroeg hij op eens aan Dolf:
‘Heb je ook soms 'n roode aeroplaan hier in de buurt gezien?’
‘'n Roode aeroplaan?’ zei Dolf.... ‘dat geloof ik wel.... Er zijn van morgen heel wat plaantjes door de lucht gekomen.... 'n Paar roode geloof ik. Ik ben bijna de heele ochtend boven geweest van vanmorgen vroeg af.’
‘Zoo’, zei inspecteur Punt.... ‘Wat noem je vroeg?’
‘Vóór dat de zon op was m'nheer’.
‘Ei.... dat is vroeg.... Dan moet je 'm gezien hebben.... Ik zoek namelijk naar 'n gestolen aeroplaan.... Apropos.... hoe is je naam?’
‘Dolf Brandsma.... uit Den Haag....’
‘Den Haag.... prachtig.... Dan zullen we maar Hollandsch spreken verder.... Ik ben inspecteur Punt.... ook uit Den Haag. Ken je daar ook ook soms m'nheer Vliegenthert.... Jodocus Vliegenthert?’
‘Heel goed inspecteur....’ zei Dolf lachend.... ‘M'nheer Vliegenthert is 'n oom van me.... we noemen 'm oom Dokie.
‘Nou die oom Dokie is z'n monoplaan kwijt.... 'n roode monoplaan met slaande vleugels.’
‘Daar zal oom Dokie wel woedend om zijn....
| |
| |
“Wel mogelijk,” zei inspecteur Punt zich bedienend van koteletten met suikerboonen... Maar dat is de zaak niet... De zaak is, dat ik hier gekomen ben om die vlieger... natuurlijk met dief en al, terug te brengen... Tot hiertoe heb ik 't spoor kunnen volgen.... maar iedere aanwijzing is me bovendien welkom.... Heb je vanmorgen vroeg niet zoo'n roode monoplaan zien voorbijkomen - zoo een met slaande vleugels?’
Dolf had 'n hekel aan liegen, doch op deze vraag kon hij net nog 'n antwoord geven zonder zich aan 'n leelijke onwaarheid schuldig te maken en hij antwoordde dan ook zonder blikken of blozen:
‘Neen inspecteur, ik heb geen roode monoplaan met slaande vleugels voorbij zien komen.’
De aeroplaan van m'nheer Vliegenthert was n.l. cacaokleurig zooals de Streep goed gezien had, ofschoon hij 't ‘cacaoròòd’ noemde, en deze vlieger was niet voorbijgevlogen, maar stond boven in de hangar.
‘Zoo, zoo....’ zei inspecteur Punt kluivend. ‘Weet je 't zeker?’
‘Vast en zeker,’ betuigde Dolf.
‘Zoo, zoo, dan heb je toch niet goed gekeken, want Spits z'n neus is 't meest betrouwbare speur-instrument, dat er bestaat.... en dat heeft me hier gebracht.... Die aeroplaan moet hier voorbij gevlogen zijn.’
‘'t Begint er toch nog slecht voor Jan uit te zien,’ dacht Dolf. Die inspecteur schijnt zoo zeker van z'n zaak, dat ie maar kalm eerst z'n maal doet.... Wie weet of hij er al niet alles van begrijpt....
| |
| |
Ik moest Jan maar gaan waarschuwen, en hem op de vlucht helpen gaan.’
‘Inspecteur,’ zei Dolf, ‘u neemt me niet kwalijk, dat ik u alleen laat?’
‘Heb je zoo'n haast?’ informeerde inspecteur Punt.... ‘Kom je zal toch wel niemendal uit te voeren hebben in de vacantie.... Ik vind 't erg gezellig, als ik 'n beetje aanspraak heb onder 't eten.... Maar als je weg moet neefje van oom Dokie, ga dan je gang hoor.... Ik ben anders zóó klaar....’
Toen bleef Dolf maar weer. Hij zei dat 't niet zoo hoog noodig was dat ie wegging.... en 't was misschien tòch maar beter te zien wat die inspecteur Punt in z'n schild voerde. Heel lang behoefde hij niet te wachten. Inspecteur Punt had spoedig z'n maaltijd geeindigd en stond op.
‘Drommels, das waar ook’, zei hij opeens... Ik zou de hond vergeten... die heeft ook wel 'n goed maal verdiend... wat zullen we hèm geven?.... Laat eens zien... brood, 'n portie koud vleesch en 'n bak water... Laten we dat dan maar doen... Maar hoe komen we aan 't water?... Hier kan ik niet anders krijgen, dan water per glas... en 't moet minstens 'n bak vol zijn.’
O, da's niemendal’, zei Dolf... Op 't dak is de waterleiding en ik kan wel voor 'n emmer zorgen of zoo iets.... Die zijn wel in de hangars....’
‘Goed hoor’.
En nu wierp inspecteur Punt herhaalde malen 'n nikkel in de gleuf en telkens ging de schuif heen en weer en bracht 'n broodje. Tik-tik-tik, ging 't
| |
| |
wel tienmaal en toen kwam 'n schotel koud vleesch. Maar die koste verscheidene nikkels.
‘Ziezoo, daar heeft ie genoeg aan.’
‘Dat wil ik graag gelooven,’ zei Dolf lachend. ‘Tien broodjes.’
‘Hij heeft 'n hondemaag’, zei inspecteur Punt. ‘Wil je ook wat dragen?’
‘Met plezier inspecteur.’
Nu gingen ze naar boven en Spits was dadelijk klaar wakker, toen ie 't eten rook. Dolf schommelde vlug 'n bak op en kwam met 't ding vol water gedienstig aanloopen.
‘Dank je wel’, zei de inspecteur vriendelijk.
| |
| |
Spits deed ook niet lang over z'n middagmaal. Hij kon er nog gauwer mee overweg dan inspecteur Punt. Doch toen Dolf hem de bak water voor z'n neus hield weigerde Spits en keek inspecteur Punt aan.
‘Hij heeft geen dorst,’ zei Dolf.
‘Geen dorst? Geef mij 't water maar eens, dan zal je eens wat zien. Zie je wel, dat ie dorst heeft?.... Spits neemt nooit iets van 'n vreemdeling aan. Dat doet geen enkele politiehond. Je begrijpt wel waarom hè?.... Ziezoo.... neefje van oom Dokie.... nou gaan we er maar weer op los.... Dank voor je behulpzaamheid hoor.... Goede middag.... en plezierige vacantie....’
Inspecteur Punt stapte in de monoplaan en Spits zat alweer rechtop met de neus in de wind. De motor begon te snorren.... de propeller draaide met razende snelheid en voor dat Dolf 'n woord had kunnen zeggen, steeg de politievlieger de lucht in, terwijl de inspecteur riep: ‘Zoek de monoplaan.’
Dolf wist van louter verbazing niet of hij z'n oogen en z'n ooren gelooven kon.... ‘Zoek de monoplaan!’.... en dat ding stond geen tien pas van hem af in de hangar! Hij keek met groote oogen de vlieger na, die in bijna oostelijke richting wegvloog. Zou die vriendelijke inspecteur Punt hem in 't ootje willen nemen en maar even weggevlogen zijn om te toonen hoe zeker hij van z'n zaak was?.... Daar had je 't al.... de vlieger keerde terug.... tot vlak boven 't dak van 't hotel en
| |
| |
daar begon 't ding rond te zwieren in kringen, doch wat Dolf vreesde gebeurde niet. De monoplaan van inspecteur punt daalde niet meer op 't dak maar beschreef 'n spiraal de hoogte in, stijgend en al kleiner en kleiner wordend tot ie op 't eind nog slechts 'n punt was.... en daarna heelemaal niets meer.
Dolf bleef nog wachten en turen naar 't blauw van de hemel, maar de vlieger kwam niet terug.... Verdwenen in de ruimte.
Toen ging Dolf naar de lift om Jan Drie te gaan vertellen van inspecteur Punt en z'n hond Spits.
|
|