De expansie van het Nederlands
(1941)–Marius F. Valkhoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
Bij de eerste drukIn dit boekje vindt de lezer een overzicht en een drietal opstellen vergaard over de Expansie van het Nederlands, een thema dat in deze tijden van verdiept nationaal besef op de belangstelling van het grote publiek mag rekenen. Door zijn studiën of zijn reizen is schrijver met elk der drie onderwerpen sinds jaren in aanraking geweest. Onder expansie wordt hier verstaan de uitbreiding en het succes welke het Nederlands heeft gehad buiten het eigenlijke taalgebied. Een succes dat blijvende sporen heeft achtergelaten in de vorm van Germaanse plaatsnamen in Walenland en Noord-Frankrijk, van Nederlandse woorden in de Romaanse en andere talen of van een nieuwe taal van oude stam in Zuid-Afrika. Ieder van die expansies is min of meer aan een tijdperk gebonden: Ontstaan en betekenis van de Frans-Nederlandse taal-grens voeren ons terug naar de Oud-Nederlandse periode. Het Nederlands in de Romaanse talen dateert vooral uit de latere middeleeuwen en trouwens ook uit de nieuwere tijd, terwijl het Afrikaans uit het 17e eeuwse Hollands ontstaan is. Hier wordt dus wat anders geboden dan in het aardige werkje van Prof. Dr. J.W. Muller, De uitbreiding van het Nederlandsch taalgebied (Den Haag 1939), waaraan schrijver overigens wel enige denkbeelden verschuldigd is. Deze grijze geleerde behandelt vooral de geweldige invloed die het 17e eeuwse Noord-Nederlands in Duitsland en Skandinavië gehad heeft en staat lang stil bij de uitbreiding van ons taalgebied beoosten de Duits-Nederlandse rijksgrens, in het ‘Oostland’ en de ‘Overlanden’. Over De Nederlandse woorden in het Spaans, Portugees en Catalaans bereidt schrijver tezamen met Dr. B.E. | |
[pagina 8]
| |
Vidos een werk voor, waaruit hij met toestemming van zijn medewerker over het derde hoofdstuk verscheidene gegevens heeft geput. Voor het eerste hoofdstuk dankt hij de bibliografie aan Dr. M. Schönfeld, te Hilversum, terwijl de heer P.J. Meertens, Secretaris van de Dialecten Volkskunde-commissies der Nederlandse Akademie, en Dr. F. Petri, privaat-docent aan de Universiteit te Keulen, hem welwillend elk een kaart hebben afgestaan. De heer Meertens is bovendien zo vriendelijk geweest het eerste hoofdstuk door te lezen en te critiseren. Aan allen zij hier de hartelijkste dank gebracht! In een populair-wetenschappelijke studie als deze is het minder gebruikelijk de bibliografie op te geven; schrijver voldoet echter een ereschuld, door te zeggen dat hij zonder Prof. Dr. D.C. Hesseling's Het Afrikaans (tweede druk, Leiden 1923) en Dr. F. Petri's Germanisches Volkserbe in Wallonien und Nordfrankreich (Bonn 1937) het vierde en tweede hoofdstuk niet had kunnen schrijven. | |
Bij de tweede drukHet is voor den schrijver een buitengewoon genoegen, dat, na de goede onthaal die dit boekje in Zuid-Nederland ondervonden heeft, daar twee jaren na het verschijnen een nieuwe druk het licht kan zien. Hij beschouwt dit als een nieuwe band tussen Noord en Zuid! Ten slotte dankt hij nog degenen die zijn werk onder de loupe hebben willen nemen en tot de verbetering ervan hebben bijgedragen, en wel in het bizonder Dr. M. Schönfeld en Dr. W.G. Hellinga. |
|