Haarlemsche mei-bloempjes. Derde offer aen de vreughd-lievende nymphjes
(1649)–Jan Jansz. van Asten, Isaak A. van Vaerlen– AuteursrechtvrijTot volle vernoegingh van haare nieu-keurighe lusjes, op't naust ghezocht uyt het voorighe Brein-hoff
[pagina 15]
| |
Stemme: Vrouw Moeder! neem mijn Pijl en Boogh.RYst Nimphjes, met der Lenten Zon
Ontsluyt, u hart voor Coridon,
Wiens vaste trouwigheydt sal blijcken,
Door nimmermeer van u te wijcken.
2 Pluckt Bloempjes in de lieve Lent,
Vlecht die te samen tot een tent:
Waer in ghy schuylt voor noortse buyen,
Of als de Zon brandt heet in 't Zuyen.
3 Hanght recht in 't midden van de top
Een puyk gecierde Kransjen op,
En singht daer onder by u Schaepjes,
Tot groote vreught van al de Knaepjes.
| |
[pagina 16]
| |
4 Soo langh tot dat den Hemel self
U Gunstigh is, met sijn gewelf,
En noodight wederom te weyden
Aen schoon geverf de verse Heyden.
5 Maer dat een Bron en Water-val
U Dorstigh Vee strack laven sal,
Met sijn by na vergoode stroompjes,
Gespoelt door Mirth en Laure Boompjes.
6 Daer elck na sijnen eyghen sin,
Beleven mach de reyne Min:
Ghy wert hier noyt gesteurt van Sotten,
Die dese soetigheyt bespotten.
Vredigh. |
|