en tot Gends oudheden behoord. Op het eynde van
Vaernewycks werk hebben wy, tot meerdere inligting van den lezer, een plan der stad Gend geplaetst, zoo als de zelve bestond ten tyde van den schryver en voor het afbreken van S. Baefsstede, benevens eene uytgebreyde aenwyzings-tafel van het zelve plan. Van het byvoegsel der laeste uytgaeve hebben wy geen gebruyk willen maeken en hebben het zelve door een geheel ander en met het oorsprongelyk werk van Vaernewyck meer overeenkomende, als ook door eene beknopte beschryvings-lyst der beroemdste Gentenaers, vervangen.
Dit is, eerzaemen Lezer, het geen wy noodig geoordeelt hebben te moeten verrigten, om deze nieuwe uytgaeve weirdig te maeken dezer verligte eeuw; zynde, tot het bereyken van dit doelwit, door verscheyde geleerde dezer stad geholpen geworden, en hebbende, niet alleenelyk de geachtste boekwerken, maer ook zeer dikwils onuytgegevene handschriften en handvesten geraedpleegd.
Indien het ons gelukt door het uytgeven van dit werk den iver tot de geleerdheyd en tot het geliefd vaderland, het roemryk Belgis, in iemands hert te doen ontvonken of te vermeerderen, zullen wy zeer voldaen en over onzen arbeyd zeer verheugt wezen, en dit is, achtbaeren Lezer, de eenigste belooning of vergelding, welke wy ons, by het aenvangen onzer letterkundige onderneming, voor oogen hebben gestelt.