te bekijke... Draai om, tuin uit, langzame passen. Nauwelijks binnen: overvleugeld door zware slaap-ziekte... met alle macht lam geslage... uitgerangeerd.
Wor wakker: pikkeduister... nacht? Klokke stil... hoeveel etmalen gepit? O ja... die Stonehenge... van... paar dagen geleje?
Ik met spoed tuin in... natuurlijk niks te bekennen... ja: paar erg heldere sterre... as ik me nie vergis...
‘Dus... je wil beweren dat die kei niet door-viel?’
‘Ja... dat wil ik beweren... stootte dood op onzichtbare gedachten-koepel... of hoejut noemen wil (energie-web?).
Uitgetreje... ik leeg mens achtergelate in kern... ik omhuld.
Daarom zeg ik: kogel doet mij niks, mes blijf in ruimte steken... ruimte? Gedachtekolder... kogelvrij vest...
Op zoon moment... kijk kat uit omringende boomstammen, zwijgend, plantaardig, long-run persing... onwrikbaar eenzaam... zaagwonden ingeteerd tegen ut lekken... kruin-schuddend... Wie ister nou eigelijk verblind? Wie gaat dagelijks op verkenning? Hou je der buite... nie lulle... kenne ze zelf veel te goed... soeplesse! Raadselachtig hè...?