87
Apologietje. Begrijp ik nie. Begrijp ik niks van. Wat hebbe ze daar nou an? Loef afsteken. Oge uitsteke. Steeds effektievere bommen, straalvliegtuigen. In kortst mogelijke tijd naar ver verwijderde doelen. Neerlaten. Knopdruk. Voor vliegers geen verschil: wel of geen bom aan boord. Merken niks van daad. Geen weerklank. Geen bevrediging over zichtbaar resultaat. Waar is Het Persoonlijk Initiatief? Geen behoefte? Heerlijke krijg, van man tegen man uit de tijd? Verouderd sprookje?’ Vervelend liedje spookt in aftakelende kop. Belachelijk ouwerwetse feiter!
Mannen met messen? Sluipen door struiken? Mes planten geleerd, op mm nauwkeurig! Niemand niet? Ik denk met weemoed terug... verzadigd gevoel: terugtrekken, schoonvegen, eenmaal links, eenmaal rechts, op strakke, ruige uniformstof. Beheerst dichtklikken, koesteren in handpalm, dan weer voorwaarts, duim op pinnetje, staal in minder dan sec. in aanslag...
Mag niet zo somber zijn. Je heb ze nog wel, je ziet ze zo weinig. Ik moet niks hebbe van dat moderne gedoe. Ik neem genoegen met enkelvoudig triomfje, op zun tijd. Sla mijn plakboeken maar na. Elke avond opnieuw: rusteloze zoekers, parkdwalers, portaal-wachters. Onberekende menselijke daden, hoge nood, wilde weg. Klaarlichte dag. Boulevard. Verraderlijk fel neon. Jammer, hechtenis, beroofd van alle scherps. Kwijnen in cellen, vermijden. Hals- und Beinbruch.
Oud plan, in ene helder voor geest. Listwerk, organisatie. Anders