Naschrift
Het voorafgaande werk, aangevangen in het voorjaar van '43, werd Maart '44 voltooid. Er moesten meer dan vier jaar verstrijken aleer het verschijnen kon. Uiteraard diende, vóór aan publicatie kon worden gedacht, een einde te komen aan de bezetting en aan de dwang welke aan de Nederlandsche schrijvers door de ‘Kultuurkamer’ werd opgelegd. En toen, ruim een jaar na de voltooiïng, de bevrijding kwam, bleek papierschaarschte voor de uitgave een belemmering te zijn, en daarna de overbelasting der drukkerijen.
Ik heb het evenwel wenschelijk gevonden om, ondanks dit tijdsverloop, in den tekst en ook in de inleiding geen woord te veranderen en mijn lezers dit boek aan te bieden juist zooals ik het de weduwe van den dichter in manuscript voorleggen kon.
Mevrouw Verwey-van Vloten stierf 1 Februari 1945 in haar kleine Amsterdamsche flatwoning waar zij, toen zij Villa Nova te Noordwijk ontruimen moest, een toevlucht had gezocht. Daar, aan de zuidelijke zoom van de stad, waar men ruim uitzicht heeft over braakliggend land, zocht ik haar eenige malen 's weeks op om aanteekeningen te verzamelen, terwijl soms het afweergeschut nabij en ver met snerpend gieren de Engelsche vliegers trachtte te verjagen die maand na maand in dichtere drommen opdoemden boven de stad en de hoop op eindelijke bevrijding versterkten. Daar, tusschen de boeken, documenten en kunstschatten, die zij in haar ballingschap had meegenomen, heeft zij de laatste maanden van haar leven, en 's avonds bij een stompje kaars, met koortsachtige ijver gewerkt aan het ordenen van de literaire nalatenschap van den dichter. Hoewel lijdend aan een doodelijke en uiterst smartelijke kwaal, heeft zij verdoovingsmiddelen geweigerd omdat zij, voor haar arbeid, tot het allerlaatst helder wilde blijven van geest. Daar is zij, tot luttele dagen voor haar dood, onvermoeid werkzaam gebleven en zij heeft haar stervensuur